Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik ben het voorbije anderhalf jaar veel geworden, maar een van de leukste dingen die ik ben geworden, is schepen van Smart City. Dat is een enorm boeiend beleidsdomein, maar helaas nog vaak te onbekend in veel gemeenten en zelfs in steden. Het is natuurlijk een Engelstalige term, het is niet echt meteen duidelijk waarover het gaat, maar in essentie gaat het smartcitybeleid eigenlijk gewoon over processen binnen steden en gemeenten om dingen met nieuwe technologieën beter maken voor inwoners, bedrijven en bezoekers. Eigenlijk komt dat neer op onderzoek en ontwikkeling (O&O) voor steden en gemeenten.
Mijn voornaamste bezorgdheid daarbij, en waarnaar ik vandaag wou peilen, is dat de kennis daarover meer zou moeten worden gedeeld tussen gemeenten en steden onderling. Er zijn ongelooflijk veel uitdagingen die voor alle gemeenten van een vergelijkbare schaal gelijkaardig zijn, en er zijn aan de andere kant ongelooflijk veel oplossingen voor die uitdagingen die vandaag al beschikbaar zijn. Maar de kennis daarvan geraakt o zo moeilijk gedeeld, en dat is eigenlijk de eerste stap die nodig is om ervoor te zorgen dat we over heel Vlaanderen een smartcitybeleid kunnen voeren. Vlaanderen is uiteindelijk toch ook maar één stedelijk gebied. We hebben misschien wel driehonderd gemeenten, maar in wereldperspectief bekeken is Vlaanderen gewoon een klein stedelijk gebied. Daarom vind ik die kennisdeling zo belangrijk, want uit die kennisdeling kunnen raamcontracten ontstaan, kunnen betere voorwaarden ontstaan. Die kennisdeling kan ervoor zorgen dat slimme toepassingen kunnen worden gedeeld van wereldsteden zoals Waregem tot andere plaatsen in Vlaanderen. Ik vind het dus enorm belangrijk dat die kennis wordt gedeeld. Delen, delen, delen, ik kan het niet genoeg benadrukken.
Als schepen van Smart City had ik wel verwacht dat ik in dat anderhalf jaar dat ik die functie bekleed een bericht zou krijgen waar bijvoorbeeld in stond: ‘Hey Maurits, wij van Smart Flanders hebben een toffe oplossing voor een uitdaging die we gezien hebben in Antwerpen en we denken dat dat voor Diest ook van belang is. Als u nu op de kar springt, kost u dat zoveel duizenden euro’s, en als u dat niet wilt doen, kunt u dat misschien over een paar jaar wel doen. Uw parkeerprobleem of een probleem van uw groendienst of van uw afvalophaling kan daarmee opgelost worden. Groetjes, Smart Flanders.’ Zulke berichten verwacht ik eigenlijk. Ik heb die eigenlijk nog niet gekregen en dat is voor mij een aanleiding om te denken dat het nog niet goed zit met die kennisdeling. Er moet nog meer gedeeld worden, er moet nog meer gemeenschappelijk gedaan worden.
Minister, u hebt onlangs een aantal projecten goedgekeurd voor 'City of Things'. Dat is een oproep die gedaan is door het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Het is een heel goed project. Er komen ook heel interessante voorstellen naar voren – ik ga ze niet allemaal opnoemen. Het gaat over zowel kleinere gemeenten, Geetbets zit daar onder andere tussen, als steden als Vilvoorde, die projecten van City of Things hebben opgestart. Het lijkt me toch logisch dat de eerste stap daarin is om gelijkaardige gemeenten uit te nodigen om mee te denken, om mee te stappen in die projecten en te zorgen dat die kennis gedeeld wordt. Dat heb ik dan tot nu toe nog te weinig gezien. Ik heb zelf wel een aantal contacten daarvoor opgenomen. Maar ik denk dat wij in Vlaanderen een beetje institutioneel moeten verankeren dat de kennisdeling over smartcitybeleid de facto gedeeld wordt en dat er een soort reflex ontstaat om andere steden en gemeenten uit te nodigen om mee op de kar te springen.
Dat is mijn voornaamste bekommernis. Ik heb daar een aantal vragen over opgesteld. Ik ga ze niet allemaal een voor een overlopen, maar het komt eigenlijk hierop neer: hoe gaan we die kennisdeling over Smart Cities in Vlaanderen verbeteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het absoluut met u eens dat ervaring en toepassingen die voortvloeien uit de projecten uiteindelijk verspreid moeten worden zodat ze bruikbaar zijn voor zoveel mogelijk steden en gemeenten. Ik deel dat. Of dat dan via mail moet zijn of via een uitnodiging om te komen naar een deeldag of een mogelijk bezoek aan interessante projecten, dat is mij gelijk. Een project is maar rendabel als je het ook kunt delen met anderen, en dan heb je nog winsten ook, want misschien kunnen goede oplossingen zonder veel kosten ook in andere lokale besturen van toepassing zijn.
In de oproep- en beslissingsdocumenten van de oproepen City of Things staat duidelijk dat alle zaken die binnen de projecten ontwikkeld worden, als eindresultaat aan VLAIO bezorgd moeten worden, en dat VLAIO op zijn beurt die documenten en al die zaken verder kan ontsluiten en delen met alle lokale besturen. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) speelt op dit vlak ook haar rol. Want VLAIO financiert de stafmedewerker Smart Cities bij de VVSG voor 50 procent. Verder wordt die samenwerking ook gestimuleerd en kan er tijdens de overlegplatformen die georganiseerd worden ook kennis en ervaring uitgewisseld worden. U hebt dus geen mail gekregen, wat misschien verbazingwekkend is, maar er is wel geïnvesteerd in de verplichting en de mogelijkheden om alle goede voorbeelden te verspreiden.
De oproepen City of Things staan open voor alle steden en gemeenten. Smart Flanders is een bevoegdheid van collega minister Somers, dus dat is een beetje anders, maar dat neemt zeker niet weg dat het zeer belangrijk is om samen te werken. Het is niet omdat het bij een andere minister zit dat men het niet moet verspreiden.
U hebt een kernachtige vraag gesteld, ik zal dus ook niet op alle andere kleine dingetjes ingaan, tenzij u dat wilt. Wat voor mij wel van belang is: ik ga uw opmerking ter harte nemen. We gaan dat ook met de VVSG bespreken, en ook met onze administratie, om te kijken of daar beterschap kan komen. Ik neem het mee.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik neem er eventjes het regeerakkoord bij, want daar staan geweldig veel passages in, en de passages waar ikzelf aan meegewerkt heb, zijn natuurlijk altijd de moeite waard om naar voren te brengen. Ik citeer: “De Vlaamse overheid brengt steden en gemeenten met gelijkaardige uitdagingen samen en zorgt ervoor dat slimme toepassingen maximaal gemeenschappelijk kunnen geïmplementeerd worden, aan gelijkwaardige voorwaarden. Dit zal leiden tot meer (kosten)efficiëntie en kennisdeling in de uitrol van slimme stedenbeleid.” Het gaat niet om gelijke voorwaarden, maar om gelijkwaardige voorwaarden. Dat is de essentie van heel de bottleneck in de uitrol van slimme toepassingen.
Ik merk dat veel gemeenten dit interessant vinden. In Vlaams-Brabant hebben we het toekomstfonds opgericht. Dat is een praatbarak in verband met het slimmestedenbeleid. Veel gemeenten zijn geïnteresseerd, maar als puntje bij paaltje komt, volgen de vragen. Wat zal het kosten? Kunnen we dat alleen, want dit gaat boven onze mogelijkheden? Ze willen er dan niet aan beginnen en dat is jammer, want ik ben er zeker van dat die mooie projecten voor elke stad en gemeente in Vlaanderen nuttig kunnen zijn.
Ik heb hier al eens verwezen naar het Flowbikessysteem in Bonheiden. Daar hebben ze het fietsverkeer naar school op anderhalf jaar tijd met 60 procent kunnen laten toenemen door het fietsverkeer van leerlingen met een vrij simpele maar slimme toepassing te belonen. Dat is een geweldig goed project dat in elke stad of gemeente in Vlaanderen kan werken. Helaas volgen steeds dezelfde vragen. Kunnen we dat wel? Is het niet te duur?
Minister, als we voor alle steden en gemeenten dezelfde of gelijkwaardige voorwaarden kunnen scheppen, zal het fietsverkeer in Vlaanderen floreren. Aangezien u nog minister van Mobiliteit bent geweest, kunt u hier alleen maar achterstaan.
U hebt Smart Flanders aangehaald. Ik weet dat dit een gedeelde bevoegdheid is, maar ik zie dit als de nucleus of het orgaan dat de kennis moet delen. Volgens mij is Smart Flanders momenteel onderbemand. Ik weet niet of het aan de staf ligt, maar het ligt in ieder geval aan de middelen en de mogelijkheden. Smart Flanders is uit de VVSG ontstaan. We moeten hier een volwaardig centrum van maken om alle onderzoek en ontwikkeling voor steden en gemeenten te bundelen en vooral om ervoor te zorgen dat alles via mail of langs andere kanalen bij de individuele steden en gemeenten terechtkomt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, u hebt het Vlaams regeerakkoord goed gelezen. Dit is gebaseerd op een resolutie die voormalig Vlaams volksvertegenwoordiger Daniëlle Vanwesenbeeck op 14 maart 2019 heeft ondertekend. Tijdens de vorige legislatuur hebben Groen en de N-VA een conceptnota opgesteld.
Er zijn toen uitgebreide hoorzittingen in de commissie geweest.
Smart Flanders is toen ter sprake gekomen. Toen is een resolutie opgesteld, die onder meer is ondertekend door Daniëlle Vanwesenbeeck, maar ook door de heer Bothuyne en mezelf.
Mijnheer Vande Reyde, kennisdeling is een heikel punt, maar ik wil nog een ander punt maken. U hebt over het Toekomstfonds gesproken, maar er is ook s-LIM, Smart Region Limburg, en in Knokke is ook iets gedaan. Wat volgens mij ontbreekt, is de architectuur. Ik heb het niet over de inhoud van de architectuur, maar over de pure architectuur, het IT-geraamte. Momenteel wordt volop onderzocht hoe een structuur kan worden gemaakt die in al die kleinere gemeenten kan worden toegepast. Ik denk dat imec en andere partners hierbij betrokken zijn.
We lopen nu een risico. In Bonheiden kan een app wordt toegepast die in een bepaald systeem past. Als die app in Waregem toekomt en daar is net een ander systeem gekocht, kan die app daar niet draaien. Dit leidt tot allerlei ingewikkelde constructies. Naast de kennisdeling in verband met alle mogelijke apps, moeten we veel meer nadenken over de structuur. We moeten, bij wijze van spreken, een enkele architectuur kunnen maken.
We spreken hier over slimme steden, maar Vlaanderen is een grote regio en we hebben dat toen een slimme regio genoemd. Ik denk dat we nog heel wat kunnen doen, maar dit wilde ik al meegeven.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb uiteraard kennis genomen van de stappen die tijdens de voorgaande debatten in de vorige legislatuur zijn gezet. Ik deel de meeste analyses die hier zijn gemaakt, maar met betrekking tot de kleine gemeenten wil ik nog een klein punt naar voren brengen.
We zien dat bij kleine gemeenten soms de capaciteit ontbreekt om aan de slag te gaan met slimme technologieën. Maar we hebben die oproepen City of Things bewust opengesteld voor alle lokale besturen, en hen zo de kans gegeven om de mogelijkheden van slimme toepassingen te verkennen. Wat mij positief verrast heeft, is dat in beide oproepen ook een aantal projecten van kleinere steden en gemeenten goedgekeurd zijn. Bij de tweede oproep is de hoogste score behaald door de kleinste gemeente. Geetbets in Vlaams-Brabant heeft 89 procent behaald. Die projecten kunnen dus een bron van inspiratie zijn voor andere kleine besturen. En die kleinere gemeenten slagen er ook in om kwalitatieve projecten in te dienen, als ze samenwerken met partners die de nodige capaciteit en kennis in huis hebben. Dus ik ben er ook een groot voorstander van om het niet echt te beperken, maar om het breed open te stellen, omdat daar ook goede dingen kunnen uitkomen. Vaak hangt het af van een of twee personen die op iets ‘springen’ of een bijzondere interesse ontwikkeld hebben. Dan kan je al ver geraken. Het is zoals met de bedrijven: niet iedereen moet een innovatietrekker zijn. Je mag ook innovatievolger zijn. Maar dan is dat kennisdelen zo belangrijk natuurlijk, als je niet de uitvinder bent maar wel degene die zegt daar wel aan mee te willen doen. Dan moet je er kennis van kunnen nemen. Vandaar: openstellen voor velen en vooral ook goed delen met velen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dank collega Gryffroy voor de aanvullingen uit de vorige legislatuur. Ik ben nieuw in dit parlement. Ik hoop dat ik me nog lang op dat excuus mag beroepen als ik dingen gemist heb.
Ik beaam alles wat er gezegd is, vooral dat gemeenschappelijke architectuur inderdaad enorm belangrijk is. En inderdaad: veel gemeenten en steden hebben niet de capaciteit om alles te bemeesteren, zoals die data, de daaraan verbonden privacy, GDPR. Het is allemaal niet gemakkelijk voor individuele besturen om dat te doen. Dus ik denk inderdaad dat samenwerking en kennisdeling de sleutel vormen tot succes en dat we daar de komende jaren verder aan gaan werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.