Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ook een Limburgse met Mechelen als woonplaats heeft interesse in West-Vlaanderen, want het gaat over een waterstoffabriek in de haven van Oostende. Minister, het is dus al West-Vlaanderen wat hier de klok slaat vanmiddag.
Onze economie en energiesystemen gaan door een structurele transitie – ik trap een open deur in als ik dit zeg. Wij denken bij sp.a dan ook dat een deel van deze transitie onvermijdelijk moet voortkomen uit innovatie. Innovatie en nieuwe technologieën zullen onze economische structuren van vandaag, maar veel meer nog van morgen, bepalen. Wij zijn dan ook zeer geïnteresseerd in het nieuws dat er een waterstoffabriek opgestart zal worden die met hernieuwbare energie werkt en dat de Vlaamse overheid via het investeringsvehikel ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) hier mee in zal participeren. We vinden het positief dat daarop ingezet wordt.
DEME, PMV en de haven van Oostende geven aan dat dit toch wel grootse project echter weinig kans op slagen heeft zonder steun van publieke middelen. Uiteraard zal het niet verbazen dat sp.a ook de overheid als een centrale actor in de vormgeving van onze energie-infrastructuur ziet. We hebben wel enkele vragen over de concrete realisatie van de betrokken waterstoffabriek.
Minister, de waterstoffabriek zou tegen 2025 al operationeel moeten zijn. De eerste vraag is er een naar de timing van het project. Ik neem aan dat het project in fases zal verlopen. Welke middelen zijn nodig per fase? Wordt er een haalbaarheidsstudie uitgevoerd? Dat lijkt me aan te bevelen. Zo ja, wie betaalt die? Wat zijn de risico’s waar PMV in dat geval rekening mee houdt?
PMV is een partner in de planning van die waterstoffabriek. Gaat het dan over een pps-project (publiek-private samenwerking)? Welke rol neemt PMV precies op en is er een financieel engagement vanuit PMV voorzien? Kunt u al iets meer zeggen over de reikwijdte daarvan?
Mijn derde vraag is wat de rol van DEME is.
Mijn vierde vraag is natuurlijk wat de rol van de haven van Oostende hierin is.
Wat mijn vijfde vraag betreft, geven de partners aan dat het project zonder subsidies niet kan slagen. Ze kijken hiervoor naar de EU, maar uiteraard zullen ze de bevoegde Vlaamse minister vragen wat, naast een participatie door PMV, de ondersteuningsmogelijkheden zijn. Welke criteria met betrekking tot return voor de publieke organisatie en de Vlaamse overheid hanteert u om deze eventuele bijkomende steun uit te keren?
Tot slot vraag ik me af wat de rol van waterstof in onze economie is. Plant u verdere investeringen in waterstoftechnologie om van deze innovatieve energie een speerpunt van onze economie te maken? Welke toepassingen van waterstof ziet u desgevallend? Op welk wetenschappelijk onderzoek baseert u zich hiervoor?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst even situeren dat dit project er op initiatief van DEME is gekomen. De haven van Oostende en PMV zijn door DEME aangezocht als financiële partners om aan het project mee te werken. Mijn kabinet heeft van de initiatiefnemers nog geen vragen over overleg of over eventuele steun ontvangen. Dat is een belangrijke nuance om de vragen in het juiste perspectief te plaatsen.
Er is voorzien in een aantal fases. De meegegeven timing is een streefdoel en zal uiteraard in functie van het ontwikkelingsplan moeten worden bijgestuurd. De fases zijn de uitwerking van een ontwikkelingsplan, een demonstratieproject voor mobiele walstroom op basis van groene waterstof in 2020, een demonstratieproject op commerciële schaal op basis van een elektrolyser van ongeveer 50 megawatt in 2021, de uitrol van een grootschalig walstroomproject in 2022 en een volwaardige waterstoffabriek van ongeveer 300 megawatt tegen 2025. Dat is het ingediende schema.
Voor wie er minder mee vertrouwd is, leg ik nog even uit wat walstroom is. Dit betekent dat een schip gebruik maakt van een aansluiting op het elektriciteitsnet op de kade. Varende schepen gebruiken eigen generatoren om elektriciteit op te wekken, maar in de haven is het laten draaien van dieselmotoren onnodig. Het project wil onderzoeken of het interessant is waterstof te maken om de schepen langs de kade van walstroom te voorzien. Dat is om veel redenen interessant.
Momenteel bevindt het project zich nog maar in de eerste fase, de studie van de haalbaarheid. Er is afgesproken dat de drie partijen de eerste fase samen uitvoeren. Iedereen draagt de eigen kosten. Indien het in dat kader nodig zou zijn om externe kosten te maken, moeten de partijen daarover samen afspraken maken.
PMV is een partner in de planning van de waterstoffabriek. Zoals ik al heb gezegd, moet dit worden genuanceerd. Het is een privaat initiatief van DEME waarbij twee publieke entiteiten in hun normale rol betrokken zijn. De haven van Oostende is de beheerder van het Oostendse havengebied en PMV is een investeerder en financier van projecten die voor Vlaanderen belangrijk zijn, in dit geval in verband met de energietransitie. PMV zal verder instaan voor de uitwerking van de financieringsstructuur en de opmaak en de validatie van het businessplan. Zodra het project in een volgende fase komt en het haalbaarheidsonderzoek een positief resultaat heeft opgeleverd, kan PMV desgevallend ook als investeerder optreden. Op dit ogenblik is PMV nog geen financieel engagement aangegaan.
DEME is de private initiatiefnemer die het project wil realiseren en erin wil investeren. DEME zal instaan voor de technische uitwerking en de ontwikkeling van de deelprojecten, waaronder de productie, het transport en de afzet van de waterstofproducten. De haven van Oostende zal als beheerder van het havengebied instaan voor het in concessie geven van de terreinen en zal eveneens een faciliterende en coördinerende rol opnemen in verband met de aan- en afvoermogelijkheden, de vergunningen en de contacten met de lokale betrokkenen.
PMV verleent geen subsidies of andere vormen van steun. Wanneer PMV in een project investeert, zal dat altijd de vorm van een marktconforme rendabele investering aannemen. Voor elk project kan langs de reguliere kanalen van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) een aanvraag voor onderzoekssteun of strategische ecologiesteun worden ingediend. Het gaat dan om subsidies die aan onderzoeksactiviteiten of investeringen zijn gekoppeld. VLAIO geeft geen exploitatiesteun, zoals groenestroomcertificaten. Wat onderzoek en ecologiesteun betreft, slaat de terugvloeiing naar de Vlaamse samenleving op de gerealiseerde onderzoeksresultaten en op de behaalde milieuwinst.
Wat uw vragen over waterstof betreft: zowel in het regeerakkoord als in mijn beleidsnota is de ambitie uitgesproken om Europees koploper te worden in waterstoftechnologie. Dit soort initiatieven rond duurzame waterstof wordt op de voet opgevolgd.
We willen sterk inzetten op onderzoek en innovatie voor en ten behoeve van bedrijven in het domein van de waterstoftechnologie. We kunnen hiervoor voortbouwen op de inspanningen en realisaties van de voorbije jaren, zoals de Interreg-samenwerking in het domein van waterstof tussen Vlaanderen en Nederland die al tien jaar bestaat. We doen dat in nauw overleg met vzw WaterstofNet en de bedrijven die zich verenigd hebben in de cluster Power-to-Gas.
Momenteel bestuderen we ook de mogelijkheden voor Vlaanderen om te participeren in een toekomstig Europees IPCEI (Important Project of Common European Interest). U kent die IPCEI-projecten. Er is al een waterstofbatterijendeeloproep. Die IPCEI’s passen in de beleidskaders van het Europese industriebeleid. Met dergelijke projecten willen we onze top-innovatieve bedrijven en ook onze kmo’s een goede positie helpen verwerven in nieuwe waardeketens, zoals waterstof.
Collega’s, als minister bevoegd voor de economie en de innovatie ben ik bijzonder geïnteresseerd in die technologische innovaties om onze industrie met behulp van hernieuwbare waterstof verder te verduurzamen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het project bevindt zich nog in de ontwikkelingsfase, heb ik begrepen, minister. Het is natuurlijk zeer interessant om de mogelijkheden van waterstof verder te verkennen. Maar groene waterstof is natuurlijk pas aan de orde wanneer die elektriciteit geproduceerd wordt op een groene manier. Vermits dat aan de kust evident zou moeten zijn, met de bouw van nieuwe windmolenparken, is het mijn vraag hoe u de relatie ziet tussen deze plannen in het kader van waterstof en de bouw van windmolenparken op zee. Alles hangt aan alles in onze energie-infrastructuur. Is er overleg of coördinatie vanuit Vlaanderen, dat toch een belangrijke bevoegdheid heeft op het vlak van windenergie?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik heb twee bijkomende vragen. Ten eerste hebben we al wat projecten rond waterstof. We hebben het project voor het bestaande offshore windpark, waar ook Colruyt en Fluxys bij betrokken zijn. We hebben een project in Oostende, waarbij onder meer DEME betrokken is. Maar DEME is, vermoed ik, ook betrokken bij het andere project. We hebben North Sea Port, dat deze week een project gelanceerd heeft waarin ze willen samenwerken met Rotterdam, Antwerpen, Terneuzen en Gent om te bekijken hoe ze infrastructuur en restwaterstof kunnen valoriseren. We hebben ongetwijfeld ook projecten binnen Flux50.
Mijn vraag is dan: hebben we nog een overzicht? Moeten we met onze speerpuntcluster rond energie dat overzicht niet bewaren, opdat we straks niet in gespreide slagorde overal wat ondersteuning geven voor activiteiten die hier en daar plaatsvinden, in plaats van dat gecoördineerd en gestructureerd te doen?
Ten tweede ben ik niet zo’n believer dat de waterstoffabriek sowieso het probleem kan oplossen van onze energietransitie. Ik verklaar me nader. Als je restafvalwaterstof hebt – zoals bijvoorbeeld Dow Chemical heeft – dan is dat goed, want dan herbruik je dat. Maar als je groene stroom produceert via offshore windparken en je gaat die omzetten naar groene waterstof, op ogenblikken dat de elektriciteitsprijs negatief is, dan gebeurt dat misschien maximaal honderd uur per jaar. Als je daarvoor een waterstoffabriek moet bouwen, dan is dat superonrendabel. Als je de groene stroom die geproduceerd wordt in de Noordzee gebruikt om permanent groene waterstof te maken, dan is er minder groene stroom die gebruikt kan worden voor de gezinnen en de bedrijven, waardoor die meer grijze stroom moeten kopen, want ze hebben wel stroom nodig.
Minister, mijn bijkomende vraag aan u is dus, naast het eerst puntje over de coördinatie: hoe staat u daartegenover? Ronnie Belmans van EnergyVille heeft daar immers ook onmiddellijk zijn reactie op gegeven. Ik denk dus dat we toch wel een klein beetje voorzichtig moeten zijn met het als manna rondstrooien dat men de energietransitie van de toekomst op deze manier zal oplossen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal me niet uitspreken over de zin of de onzin. Wat ik wel wil meegeven, is dat de haalbaarheidsstudie op dit ogenblik wordt uitgevoerd. We zitten dus nog maar in de eerste van de vijf fases die ik heb opgenoemd. De opmerkingen van collega Gryffroy zijn zeer interessant, maar zouden normaal moeten worden meegenomen in puntje een, namelijk het haalbaarheidsonderzoek ter zake. Ik kan absoluut niet vermijden dat een private investeerder zich daarop wil gooien en een haalbaarheidsonderzoek doet. Zoals ik heb gezegd, verlenen wij geen subsidies. Er is ook niemand die op dit ogenblik participeert, omdat de haalbaarheid nog niet is aangetoond. We zullen dus wel zien hoe dat loopt.
Wij volgen inderdaad al die projecten op, zowel de projecten qua onderzoek die in de speerpuntclusters zitten, als de ‘first demonstration’-projecten. Dat zijn grotere demonstratieprojecten om te zien of iets werkt. Ook hier heb je eerst de haalbaarheid, dan komt er een demoproject, dan komt er een groter demoproject. Dat behelst dus meerdere fases. Die grotere demonstratieprojecten worden dan opgevolgd, los van speerpuntclusters, desgevallend. We hebben dus wel een overzicht ter zake. Nog eens, ik kan me inderdaad inbeelden dat er nog veel zorgen zijn. Zal dat al dan niet een oplossing zijn? Anders zouden er al veel waterstoffabrieken staan, natuurlijk, en we zijn nog niet zover.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Aansluitend op wat collega Gryffroy zegt, klopt het dat waterstof bijvoorbeeld voor transport of energie in gebouwen niet de meest aangewezen brandstof is, maar de beste toepassing is wel die in industriële processen. Ik denk dus dat we het een kans moeten geven als er investeringen worden onderzocht, en we zullen het project inderdaad van nabij blijven volgen, net als de minister, heb ik begrepen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.