Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Vlaanderen telt 8766 niet-werkende werkzoekenden met een VDAB-advies ‘niet-toeleidbaar’. Het gaat om werkzoekenden van wie VDAB na een gespecialiseerde screening besluit dat zij als gevolg van niet-arbeidsgerelateerde problematieken en met een intensieve begeleiding niet in aanmerking komen voor een betaalde of onbetaalde job.
Dat cijfer omvat bijna 4,8 procent van de niet-werkende werkzoekenden. Dat blijkt uit gegevens die ik via een schriftelijke vraag heb ontvangen. In vergelijking met 2015 merken we een opmerkelijke stijging van 64 procent.
Midden 2018 werden pilootprojecten uitgewerkt, met een samenwerkingsverband tussen minimaal het OCMW, het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen. Dit geïntegreerd breed onthaal (GBO) bundelt de krachten voor een aangepast hulpverleningsaanbod en een traject maatschappelijke oriëntatie.
Minister, hoe kan deze opmerkelijke stijging van niet-toeleidbaren worden verklaard?
Hebt u een overzicht van het profiel van de personen met het advies ‘niet-toeleidbaar’ en de mogelijke bewegingen richting de arbeidsmarkt? Hoeveel personen slagen erin om alsnog in aanmerking te komen voor een betaalde of onbetaalde job? Wat is de gemiddelde duurtijd van het advies ‘niet-toeleidbaar’?
Wat zijn uw bevindingen over het geïntegreerd breed onthaal? Op welke manier zal het project worden geëvalueerd?
In welke bijkomende initiatieven voorziet u om deze specifieke doelgroep alsnog toe te leiden naar een betaalde of niet-betaalde job?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Claes, dit is een interessante vraag, want de categorie van de niet-toeleidbaren bij de niet-werkende werkzoekenden is inderdaad een zeer bijzondere groep. Persoonlijk vind ik de term ‘niet-toeleidbaar’ een beetje hard. Dit doet uitschijnen dat er met dit type van werkzoekenden in feite niets ‘aan te vangen’ valt. Dat is vrij hard. We mogen deze mensen niet zomaar laten vallen of aan hun lot overlaten omdat ze het stempel ‘niet-toeleidbaar’ dragen. Er moet dan ook een intense samenwerking worden opgezet tussen Werk en Welzijn.
Een eerste element dat wellicht een rol speelt bij de toename van het aantal niet-toeleidbaren bij de niet werkende werkzoekenden, is de vaststelling dat onze samenleving een pak complexer wordt. We ervaren meer prikkels, meer prestatiedruk, de verwachtingen liggen hoger, en dat uit zich ook op de arbeidsmarkt. Dat zie je ook aan de hogere eisen voor functies en jobs: minder eenvoudige jobs, meer flexibiliteit inzake taakinvulling enzovoort.
Een tweede mogelijke reden is dat er ook meer psychische en medische problemen vastgesteld worden in de samenleving. Bij een deel van de bevolking doen deze problemen zich ook voor in combinatie met andere factoren zoals armoede, sociaal isolement en psychosociale problemen. Een combinatie van dergelijke factoren wordt vaak een onoverbrugbare drempel om op de arbeidsmarkt aan de slag te gaan, zelfs in een beschermde omgeving, bijvoorbeeld via collectief maatwerk, waarbij heel veel begeleiding mogelijk is. Op die manier heb je een doelgroep met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt.
VDAB is de afgelopen jaren wel intenser en doelgerichter gaan werken op het volledige contingent van werkzoekenden. Dat zorgt ervoor dat de groep van mensen die op geen enkele wijze richting de arbeidsmarkt kan, beter gedetecteerd wordt dan vroeger en dus ook meer zichtbaar wordt. Als men meer op maat werkt, krijgt men een beter zicht op de mensen.
Ik wijs er ook op dat VDAB uitkeringsgerechtigde werklozen periodiek controleert op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Dit kan betekenen dat VDAB op een bepaald moment kan beslissen dat opnieuw stappen naar werk kunnen worden gezet. Het label ‘niet-toeleidbaar’ is dus niet voor de eeuwigheid. Dat kan voor een tijdelijke periode zijn.
Het profiel is zeer divers. Het is geen homogene groep. Het gaat steeds om werkzoekenden die na het volgen van intensieve bemiddeling en een uitgebreide ICF-screening (International Classification of Functioning, Disability and Health) niet richting de betaalde arbeidsmarkt kunnen worden georiënteerd. Uit de meest recente cijfers blijkt dat 45 procent van de niet-toeleidbaren ouder is dan 55 jaar, 90 procent van hen is langer dan twee jaar werkloos, 62 procent van hen is langer dan vijf jaar werkloos.
De niet-toeleidbaren hebben vaak een combinatie van medische, mentale, psychiatrische, psychosociale of sociale moeilijkheden, waardoor betaald werk onmogelijk is. Cijfers tonen aan dat 84 procent van hen een arbeidshandicap heeft. Tegelijkertijd is 62 procent kortgeschoold.
Het GBO is breder of doet meer dan enkel de onthaaltrajecten voor niet-toeleidbare werkzoekenden. Bij GBO gaat het in de eerste plaats om samenwerkingsverbanden van minstens één CAW, OCMW en de dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds. Zij werken samen om de dienstverlening toegankelijker te maken en onderbescherming tegen te gaan.
Specifiek voor de niet-toeleidbare werkzoekenden was er in 2018 een eerste oproep naar geïnteresseerde samenwerkingsverbanden, en in 2019 werd deze oproep herhaald. Deze samenwerkingsverbanden werken specifiek rond werkzoekenden die van VDAB het advies niet-toeleidbaar kregen. De bedoeling is om voor deze personen te onderzoeken of een ander statuut beter tegemoetkomt aan de noden die er zijn.
Er zijn twee projectoproepen geweest. Er liep ook een wetenschappelijk onderzoeksproject via het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De resultaten van dit onderzoek zullen dit voorjaar worden bekendgemaakt, maar dat valt onder de bevoegdheid van minister Beke, uiteraard met mijn betrokkenheid. Hij moet de studie vrijgegeven.
Is er nog iets extra mogelijk? VDAB geeft het advies niet-toeleidbaar niet lichtzinnig, het gaat ook niet om het parkeren van moeilijke klanten. Men hanteert hier de objectieve gespecialiseerde ICF-methodiek. De vraag is natuurlijk op welke manier je mensen toch in een situatie kunt brengen waarbij ze kunnen participeren aan de arbeidsmarkt.
Binnen deze groep zijn er ook zorgvermijders, en dat maakt het nog moeilijker. Dat zijn mensen die hun problematiek zelf onvoldoende kunnen inschatten of die uit mogelijk eerdere negatieve ervaringen met zorg en hulpverlening die stap niet willen zetten. VDAB moet die mensen extra motiveren om bij het GBO aan te kloppen, wat geen evidente opdracht is.
De onthaaltrajecten voor de groep van niet-toeleidbaren via het GBO hebben anderhalf jaar gelopen. Er waren wel wat opstartproblemen, maar het is te vroeg om nu al conclusies te trekken en nieuwe beleidsmaatregelen voor te stellen. Ik wil eerst de resultaten van het onderzoek van het Steunpunt Welzijn afwachten. Dan kunnen we misschien samen bekijken wat we extra kunnen ondernemen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, bedankt voor het interessante antwoord en de opvallende cijfers. In tijden van arbeidsmarktkrapte moeten we elk talent benutten. We moeten zeker trachten de mensen die weinig perspectief hebben op de arbeidsmarkt, te stimuleren en te engageren om opnieuw aan de slag te gaan op de arbeidsmarkt.
We stellen vast dat dit een groep is met verschillende problematieken. Dat kan gaan over medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen. Dit moet een tijdelijk karakter hebben. We moeten proberen die mensen een perspectief te bieden, eventueel binnen de sociale economie of de reguliere economie. Het mag niet de bedoeling zijn dat het etiket niet-toeleidbaar als resultaat heeft dat men voor een langere periode werkloos blijft.
We kunnen ons ook afvragen of die mensen wel op hun plaats zitten binnen VDAB. Het is een groep die prioritair nood heeft aan ondersteuning en hulp. Eigenlijk horen ze thuis in het beleidsdomein Welzijn. Als Welzijn oordeelt dat die mensen klaar zijn om aan de slag te gaan, moeten ze opnieuw naar VDAB worden doorverwezen. Minister, wat is uw standpunt daarover?
In de beleidsnota wordt ook aangegeven dat in functie van de niet-toeleidbare werkzoekenden aan de federale overheid zal worden gevraagd om in een apart statuut buiten de werkloosheidsverzekering te voorzien. Zijn er daarover reeds contacten geweest met uw federale collega, en hoe ziet u dat concreet?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zie dat eigenlijk voorlopig niet concreet. We zien dat de groep van niet-toeleidbare personen toeneemt. Enfin, we moeten nog de oorzaken bekijken, en na de studie zullen we misschien een aantal nieuwe pistes kunnen zien, maar ik zou het zeer onverstandig vinden om wat die mensen betreft nu gewoon te zeggen dat het hier stopt, zonder oplossing. Je moet wel blijven begeleiden, op een of andere wijze. Dat vraagt heel wat inspanningen. Het is mogelijk, zoals ik ook heb gezegd, dat mensen misschien in een ander statuut beter zouden zijn, maar dan moet dat ook wel gedragen zijn. Het is voor mij in elk geval een aandachtspunt dat de groep groter wordt. Ik heb u gezegd dat dat wellicht te maken heeft met een betere detectie. Ik panikeer niet onmiddellijk. Laten we misschien bekijken hoe we dat in de toekomst kunnen aanpakken aan de hand van de resultaten van het onderzoek van de studie, en ook aan de hand van een heel zorgzame monitoring.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord. Ik zal dan ook de resultaten afwachten van die onderzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.