Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het landenrapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor België stelde ook een aantal analyses en aanbevelingen voor die voor Vlaanderen relevant zijn. Het rapport bevat een aantal sterke punten. Zo is er de hoge tevredenheid van de Belgen – en dus hopelijk ook van de Vlamingen – over hun werk-privébalans. Daarvoor staat België op de vijfde plaats staat binnen de OESO-landen. Voorts zijn er de dalende fiscale lasten op arbeid, en het verschil tussen werken en niet werken, dat daardoor dus groter wordt. En verder is er ook nog het sociaal-economisch herstel, dat zich vertaalde in sterke groei van het aantal jobs en, daaraan gekoppeld, de sterk gedaalde werkloosheid. Er staan dus een aantal goede punten in het rapport over ons land en over Vlaanderen.
De OESO kaart echter ook een aantal pijnpunten aan. Er is de vergrijzing, die zich ook budgettair sterk laat voelen, en de urgente nood om oudere werknemers op de arbeidsmarkt te houden, en om het aantrekkelijk te maken voor hen om actief te blijven en voor werkgevers om hun kansen te geven. Er is de lage werkzaamheidsgraad bij kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, vooral bij mensen met een beperking, maar ook bij 55-plussers en mensen met een migratieachtergrond. Dat zijn geen nieuwe pijnpunten. De OESO kaart ook de lage participatie in levenslang leren en het ontbreken van een leercultuur aan na de studiejaren. Van de oude EU-lidstaten doen alleen Duitsland en Italië het nog slechter. We zitten daarmee op verre afstand van Zwitserland, Zweden, Finland, Denemarken en ook Nederland, allemaal landen waaraan Vlaanderen zich wil spiegelen. Bedrijven ondervinden ook grote schaarste bij het aantrekken van ICT-specialisten. Alleen Luxemburgse en Nederlandse bedrijven ondervinden nog meer moeilijkheden dan de Belgische werkgevers. Er is eveneens een groot aandeel van langdurige werkloosheid in de werkloosheid en, daarmee overeenkomstig, een gebrek aan prikkels bij werkzoekenden om een job te vinden. Ten slotte stagneert de productiviteitsgroei, die lager ligt dan in onze buurlanden, zeker in vergelijking met Duitsland. Dat is echt alarmerend, want dat gaat over Innovatie, Opleiding en Vorming, en dat zijn Vlaamse bevoegdheden om de productiviteit aan te zwengelen.
De OESO formuleert ook enkele aanbevelingen. We moeten sterker inzetten op het ontmoedigen van een te vroege uittrede uit de arbeidsmarkt, we moeten meer focussen op langetermijnwerkloosheid, onder andere via statistische tools – en dan komen we weer bij de databanken aan – en we moeten werken lonend maken, vooral in het lagelonensegment, bijvoorbeeld via betaalbare kinderopvang, waarover goede intenties zijn ingeschreven in het regeerakkoord. Ten slotte moeten we de loopbaan- en opleidingscheques focussen op de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.
Minister, welke houding neemt u aan ten aanzien van het rapport van de OESO? Hoe kijkt u naar hun analyse van de sterke en zwakke punten van de Belgische arbeidsmarkt?
Welke initiatieven zult en kunt u nemen op korte en lange termijn in verband met de schaarste aan ICT-profielen die onze werkgevers ervaren?
Wat ten slotte die lage productiviteitsgroei betreft: welke initiatieven kan het Vlaams beleidsniveau nemen om die arbeidsproductiviteit aan te zwengelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Het economisch onderzoek van België, dat de OESO op 3 februari heeft gepubliceerd, is een bijzonder relevant rapport, dat ik iedereen kan aanbevelen. Mijn medewerker heeft geschreven dat het boeiende en meeslepende lectuur is, die zeker niet mag ontbreken op je nachtkastje. Dat zijn niet mijn woorden, maar ik geef ze u toch mee. Valentijn staat voor de deur. Ik weet ook wie het geschreven heeft, dus ik zal toch even met hem moeten bespreken of hij niet beter een onthaastingscursus zou volgen. (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
Goed, maar ik wil u graag meeslepen in de studie. De OESO wijst in dit rapport naar de bekende problemen van de Belgische arbeidsmarkt, zoals de lage werkzaamheid bij sommige bevolkingsgroepen, de hoge inactiviteit, de grote verschillen in prestaties tussen de gewesten, en de groeiende krapte. In de aanbevelingen ligt de OESO volledig op dezelfde lijn als de Vlaamse Regering. Dat wordt geïllustreerd door drie aanbevelingen die de OESO doet voor het gewestelijke arbeidsmarktbeleid.
Ten eerste: zorg ervoor dat alle werkenden recht hebben op opleidingsincentives en hun rechten ook kennen. Deze aanbeveling spoort voor 100 procent met de ambitie om deze legislatuur een individuele leer- en loopbaanrekening te ontwikkelen voor elke Vlaming. Dat is wel gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar het is toch de ambitie.
Ten tweede: gebruik statistische profilingtools om werkzoekenden met een risico op langdurige werkloosheid te detecteren. Op bladzijde 101 haalt de OESO hier zelf het VDAB-model aan als een voorbeeld voor de andere gewesten.
Ten derde: maak werken meer lonend voor werkenden met een laag loon. En dat is precies de reden waarom we de Vlaamse jobbonus willen invoeren. Het is dus toch wel een beetje meeslepend.
Ik beschouw het als een opsteker dat de OESO in dit rapport niet alleen inhoudelijk op dezelfde lijn ligt als de Vlaamse Regering, maar ook dezelfde prioriteiten aanhaalt.
VDAB is in 2018 reeds gestart met een ambitieus actieplan om werkzoekenden, werknemers én werkgevers te ondersteunen bij het verwerven van arbeidsmarktgerichte vaardigheden op het gebied van IT en digitalisering. In het actieplan worden een aantal zaken uitgerold. Ik geef u er enkele mee. Er zijn de digitale informatiesessies over het IT & digitaliseringsaanbod zoals de ICT4U-oriëntatiemodule in elke provincie. Binnen het VDAB-aanbod bestaan er een aantal workshops over digitalisering en mediageletterdheid. Heel specifiek gericht op IT-profielen zijn er opleidingen IT-ontwikkelaar in Vlaams-Brabant, Oost- en West-Vlaanderen voor meer kwetsbare doelgroepen, bijvoorbeeld de neetjongeren (not in education, employment or training). Er wordt ook ingezet op digitaliseringsprojecten met huidige partners zoals Cevora of BeCode.
Naast het bestaande aanbod binnen VDAB is digitalisering en de impact ervan op jobs en competentienoden een heel belangrijke prioriteit in het beleid waarop we inzetten via tal van andere acties in de context van de sectorconvenants, STEM, actieplan AI/CS (artificiële intelligentie/cyber security).
Wat zijn de oorzaken van de lage productiviteitsgroei? Het is een wereldwijd verspreid fenomeen, dat je ook terugziet in de rest van de eurozone, de Verenigde Staten en zelfs Japan. Dit kan voor België mee verklaard worden door de omschakeling naar een grotere dienstensector, waar veel minder productiewinsten te halen vallen.
Naast het economische landenrapport heeft de OESO ook een ‘in-depth productivity report’ geschreven, waarin ze aangegeven dat er een grote discrepantie is tussen de verschillende Belgische regio’s en dat de productiviteitsgroei het zwakst is in de reeds onderpresterende Belgische regio’s. Daarnaast mag men ook niet vergeten dat België, ondanks de beperkte productiviteitsgroei, nog steeds een van de meest productieve landen ter wereld is. Dat blijft ook zo.
Toch is het herstel van de productiviteitsgroei in Vlaanderen bijzonder belangrijk om onze competitiviteit op peil te houden. Ik zie drie assen waarop we moeten werken. Ten eerste moeten we inzetten op de kansen die de nieuwe digitale toepassingen kunnen betekenen voor de productiviteit. Ten tweede moeten we werken aan de zogenaamde totale factorproductiviteit. Dat is dat deel van de productiviteit dat het gevolg is van innovatie. Ten slotte – en zo komen we bij uw eerste vraag, mijnheer Bothuyne – is levenslang leren een belangrijke hefboom voor de productiviteitsontwikkeling.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die OESO-aanbevelingen kunnen ons leiden tot een analyse van het hele arbeidsmarktbeleid, en nog meer dan dat. Het is alleszins een nuttig rapport en het bevestigt ook dat de keuzes die de Vlaamse Regering in het regeerakkoord maakt, de juiste zijn. En dat is op zich ook niet onbelangrijk.
De productiviteitsgroei aanzwengelen, is wel een grote uitdaging. Als je kijkt naar de curves, zitten we, in vergelijking met de buurlanden, echt wel met een potentieel probleem. Als de productiviteitsgroei verder op een laag niveau blijft, zullen we opnieuw in de problemen komen met onze loonkost. En ook dat zal dan weer nieuwe maatregelen vergen, met een budgettaire impact op federaal en Vlaams niveau.
We hebben daar als Vlaamse overheid een bijzonder belangrijke opdracht. De idee om met extra loopbaanbegeleiding en opleidingsondersteuning voor kwetsbaren op de arbeidsmarkt en in de samenleving mensen te helpen, zou wat meer aandacht mogen krijgen. Misschien kunnen we op het Vlaamse niveau die kwetsbare doelgroepen nog beter ondersteunen bij hun participatie aan de arbeidsmarkt.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
De lage productiviteit blijft inderdaad een probleem, zeker na de crisis. Een van de structurele factoren die worden aangegeven is de efficiëntie-output van onze R&D- investeringen (Research and Development). We zitten op 2,5 procent van het bbp (bruto binnenlands product), wat een relatief goed niveau is. We liggen hoger dan het gemiddelde in de EU, maar we hebben onvoldoende creatie van innovatieve producten en een evenredige efficiëntietoename a rato van de investeringen. Minister, de vraag is hoe we dat kunnen versterken.
Een tweede element dat zorgen baart in de studie, is dat het beleid van arbeidskostenmatiging volgens de OESO wel effect had op de werkgelegenheidscreatie maar dat dat onvoldoende de economische groei ondersteunt. Dat blijkt ook uit onderzoek van Gert Peersman en de Nationale Bank, waaruit blijkt dat onze economische groei 1,7 procentpunt lager ligt door lagere productiviteit en 0,8 procentpunt lager door minder jobcreatie dan de buurlanden. De vraag is dus hoe we, naast de investeringen zelf, de output versterken om zo de productiviteit en de economische groei aan te zwengelen. Dat kan alleen maar positieve effecten hebben op onze arbeidsmarkt en op het tegengaan van de mismatch die we nog altijd kennen in Vlaanderen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank u. Mijnheer Bothuyne, uw opmerkingen ontlokten de voorzitter de reactie dat het goed is dat u het regeerakkoord een goede keuze vindt.
Mevrouw Gennez, in verband met uw eerste opmerking, had ik gezegd dat we moeten kijken naar de productiviteit die het gevolg is van innovatie. We hebben een groeipad voor de innovatiemiddelen. Ik wil vooral dat onderzoek en ontwikkeling meer verspreid wordt over bedrijven en sectoren, in het bijzonder de kleinere. Nu gaat al 55 procent van de middelen die we besteden naar de kleintjes, maar ik voel dat dat echt nog opportuniteiten zijn.
Wat de link productiviteit-groei betreft, denk ik dat u Belgische cijfers hebt gegeven. De Vlaamse prestaties zijn een pak beter. Nogmaals, we willen in de richting van de kmo’s gaan en ook via het clusterbeleid willen we die output een stuk verhogen. Dat kunnen wel hefbomen zijn om tegemoet te komen aan uw zorgen. Men vraagt mij om te herhalen dat onze productiviteit zeer hoog is.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dat ligt ook aan de loonkost in dit land, maar dat is een ander debat dat we vandaag niet gaan voeren. De voorzitter is terecht streng in het toemeten van de spreektijd. Ik dank u voor het bijkomend antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.