Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer De Meester heeft het woord.
Minister, ik zal het kort houden. De Vlaamse overheid heeft de huurwaarborg van twee naar drie maanden opgetrokken. Daar zit een duidelijke logica achter, die u net opnieuw hebt herhaald. Het is de bedoeling eigenaars ertoe te verleiden een woning te verhuren of te vermijden dat eigenaars de huurmarkt verlaten. Het gevolg is dat dit sociaal perverse effecten heeft, want het maakt kwalitatieve huisvesting uiteraard minder toegankelijk voor huurders met financiële moeilijkheden.
Om hieraan tegemoet te komen, is de huurwaarborglening ingevoerd. Vorig jaar hebben iets meer dan 4000 Vlamingen daar een beroep op gedaan. De vraag is of we het probleem met dit systeem effectief oplossen, want het aantal aanvragen is zeer beperkt en zelfs uiterst minimaal. We weten dat ongeveer 40 procent van de huurders moeite heeft om de huurwaarborg te betalen. Als ik snel even reken, betekent dit dat 200.000 tot 250.000 mensen op de huurmarkt het moeilijk hebben dit op tafel te leggen. Als we dat met die 4000 aanvragen vergelijken, heeft die maatregel een zeer beperkt effect.
Minister, wat vragen mensen op basis van die regeling eigenlijk aan? Om welke bedragen gaat het? Hoe evalueert u de huurwaarborglening? Hebt u misschien ideeën om de doelgroep beter te bereiken? Bent u, in het licht van deze cijfers, misschien bereid om de huurwaarborg opnieuw van drie tot twee maanden te verlagen? Als zo veel mensen er moeite mee hebben de waarborg te betalen en als u met uw maatregel een zo kleine groep bereikt, moet u misschien een algemene verlaging tot twee maanden overwegen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer De Meester, ik wil eerst even de context schetsen van de regeling met betrekking tot de huurwaarborg, want u geeft daar uw eigen interpretatie aan. Ik ben blij dat u de logica duidelijk vindt. U hoeft het er niet eens mee te zijn, maar u hebt het over het verleiden van verhuurders, wat uw woordkeuze is. Het is de bedoeling ervoor te zorgen dat verhuurders gemakkelijker over de drempel stappen om hun eigendom op de huurmarkt aan te bieden.
U richt zich tijdens uw vraagstelling volledig op de verhoging van de huurwaarborg naar maximaal drie maanden en op de huurwaarborgregeling. Beide zijn het resultaat van wijzigingen tijdens de vorige legislatuur. Volgens u wordt kwalitatieve huisvesting hierdoor minder toegankelijk voor wie het financieel moeilijk heeft. Door de invoering van de huurwaarborglening is dat volgens mij niet het geval. Beide maatregelen houden elkaar perfect in evenwicht. De huurwaarborglening compenseert de hogere drempel voor toegang tot de private huurmarkt meer dan voordien het geval was. Door de verhoging van de huurwaarborg zullen private verhuurders sneller geneigd zijn om aan minder kapitaalkrachtige verhuurders te verhuren, wat de toegang tot de private huurmarkt net vergemakkelijkt.
Bovendien waren er onder gelding van de federale regelgeving geen instrumenten voor de huishoudens voorhanden om hun huurwaarborg te overbruggen. Tot 2007 stond de federale regelgeving ook een waarborg tot drie maanden toe. Toen stond daar geen huurwaarborglening tegenover. Het is pas sinds 2007 dat dat naar twee maanden is verlaagd. Wij hebben dat opnieuw naar drie maanden gebracht, maar met de huurwaarborglening daartegenover. Ook die huishoudens kunnen nu via de huurwaarborglening gemakkelijker toegang krijgen tot de private huurmarkt.
Gemiddeld betalen mensen met een huurwaarborglening maandelijks 64,95 euro af. Het minimale bedrag is 9,90 euro – dat is in onderling overleg – en het maximale is 125 euro per maand. De mediaan ligt met 65,63 euro ongeveer gelijk met het gemiddelde van 64,95 euro. Ik wil deze bedragen niet minimaliseren voor huishoudens met een beperkt inkomen, maar ik denk dat dit redelijke bedragen zijn, zeker als je kijkt naar dat minimum van een kleine 10 euro. Het zijn ook geen verloren uitgaven. Die perceptie mag je niet ophangen. Het is niet iets dat men moet betalen, het is iets dat aan de kant wordt gezet en dat je achteraf terugkrijgt als alles natuurlijk in orde is, als je geen betalingsachterstand hebt, als je geen schade hebt aangericht. In normale situaties zou dat moeten worden terugbetaald. Die cijfers vallen dus goed mee.
Omdat de huurwaarborglening een nieuw instrument is, zal ik dit tijdens deze legislatuur laten evalueren. De timing staat in mijn beleidsnota: vanaf 2023. Er moeten immers voldoende dossiers zijn. Het systeem is nog nieuw. U zegt dat 4100 mensen die er een beroep op doen zeer weinig is, maar het systeem moet nog bekend worden. Volgens mij is dat al een mooie groep om mee te starten.
Ik ben van oordeel dat de doelgroep wel degelijk bereikt wordt. Dat blijkt uit het aantal aanvragen. Het systeem van de huurwaarborglening staat naast het systeem van de OCMW-waarborg, die trouwens altijd al drie maanden is geweest. Huurders die al in begeleiding zijn van het OCMW, moeten daar terecht.
U vraagt of ik bereid ben de huurwaarborg terug te schroeven van drie naar twee maanden. Ik zou daar heel kort neen op kunnen antwoorden, maar de verhoging van de huurwaarborg van maximaal twee naar drie maanden is een belangrijke zekerheid voor private verhuurders, die daardoor op de private huurmarkt blijven of instappen op de private verhuurmarkt. Te weinig private huurwoningen zouden immers de prijs opdrijven. Ik zal daarom de maximale huurwaarborg niet opnieuw verlagen.
Daarnet hebt u gezegd dat de verhoging van twee naar drie maanden een pervers effect heeft, maar het omgekeerde is ook waar. U hebt zelf gezegd dat we het aanbod voldoende hoog moeten houden op die markt. Dus nu zorgen dat verhuurders minder gemakkelijk over die drempel geraken om hun eigendom aan te bieden op de verhuurmarkt, zou opnieuw een negatief effect kunnen hebben op dat aanbod, waarvan de perverse effecten even groot zijn en niet gecompenseerd worden door het systeem van de huurwaarborglening. In die zin hebben we hier echt wel een goed systeem, en daar gaan we niet aan morrelen.
De heer De Meester heeft het woord.
Minister, als ik goed kan rekenen, bereiken we toch maar twee procent van de doelgroep. U zegt dat het een mooie groep is om te starten, maar twee procent vind ik toch veel te weinig.
U hebt trouwens niet geantwoord op mijn vraag hoe u het systeem dan wel beter bekend wil maken. In uw antwoord herhaalt u gewoon mijn vraag. U zegt: ja, we zouden het beter bekend moeten maken. Maar mijn vraag was: hoe gaat u dat beter bekend maken?
Minister, wat uw opmerking over het beschermen van verhuurders betreft: dat kun je natuurlijk ook op een andere manier doen. Daar is nu precies het systeem van de geconventioneerde huur via de sociale verhuurkantoren (SVK's) wel een goede methode om huurders wat meer zekerheid te geven. Ik snap niet dat we het hierover niet eens zijn. Het is toch evident dat het verhogen van de huurwaarborg veel mensen in de problemen brengt en dat we de doelgroep niet bereiken.
In de praktijk is het zo dat mensen niet altijd een beroep doen op de huurwaarborglening, ook al hebben ze er recht op, omdat het een vrij gecompliceerd systeem is. Het Vlaams Woningfonds heeft twee werkdagen om na te gaan of het dossier volledig is en dan tien dagen tijd om te beslissen. In de praktijk duurt dat vier dagen. Ik ben zelf een huurder die af en toe op de private huurmarkt een nieuwe woning moet zoeken. Tegenwoordig is het rap te beslissen vanwege de schaarste. Je hebt geen vier dagen om te wachten of eventueel een huurwaarborglening wordt goedgekeurd. Ik vraag me af of u voldoende beseft dat het een vrij ingewikkeld systeem is, dat niet zo toegankelijk is voor de doelgroep.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
We hebben daar vorige legislatuur lang over gediscussieerd. Maar eigenlijk is dat een goed evenwicht. Mijnheer De Meester, ik zal u eens uitleggen hoe dat tot stand komt. Als je iets verhuurt aan een huurder, dan kun je pas naar de rechtbank gaan en een ontbinding van de huurovereenkomst vragen op voorwaarde dat de huurder drie maanden niet betaalt. Tegen het ogenblik dat je een vonnis hebt, is het vier maanden later, in het beste geval. Dan moet je dat betekenen en moet dat naar het OCMW. Het OCMW zegt dan aan de betrokkene dat hij nog een maand de tijd heeft om eventueel te verlaten. Als je met een huurder zit, heb je vijf of zes maanden huurachterstal. Dan is die huurwaarborg van twee maanden eigenlijk echt veel te weinig. Wie draait er dan voor op? Dat is de verhuurder die met die vier maanden zit. Daar was veel kritiek op. De private verhuurders in Vlaanderen zijn eigenlijk de sociale bouwmaatschappijen zonder enige vorm van subsidie. De 150.000 wachtenden worden vandaag wel opgevangen door de private verhuurders.
Ik denk dat er nu een evenwichtig systeem is waarbij je de verhuurder toelaat om aan de zwakkeren te verhuren, maar dat er ook garanties zijn voor de huur. Ik blijf erbij: er moet blijvend aan de mensen worden gezegd dat de huur betalen het eerste moet zijn wat ze moeten doen. Als ze dat niet doen, dan komen ze echt in de problemen! Op school leer je je huiswerk maken, maar aan de huurders moet je leren dat ze eerst dat, dat en dat moeten betalen. Je huur is het eerste dat je moet betalen, anders kom je in een vicieuze cirkel terecht waar je misschien niet meer uitgeraakt, waarbij je deurwaarders krijgt, kosten voor uitwijzing, betekeningen enzovoort. Je moet dan in schuldbemiddeling gaan. Dus probeer altijd netjes je huur te betalen. Die drie maanden is een evenwicht tussen een huurder en een verhuurder. Er zijn ook alternatieven voor mensen die niet aan die drie maanden kunnen komen, meer bepaald de huurwaarborglening die is geïnstalleerd.
De heer Veys heeft het woord.
We hadden recent de jaarcijfers van het aantal leningen die er zijn geweest, als ik me niet vergis. Hoeveel zijn dat er voor private huurwoningen en hoeveel voor SVK-woningen? Of kan dat niet uit de gegevens worden gehaald?
Minister Diependaele heeft woord.
Mijnheer Veys, we zullen die vraag nakijken en u antwoorden via een mailtje aan de commissiesecretaris. Dat zal deze namiddag wel lukken, denk ik.
Mijnheer De Meester, ik ben het niet eens met uw opmerking dat de doelgroep niet wordt bereikt. En uw berekening: het spijt mij verschrikkelijk, maar u moet daar toch een beetje mee opletten. Hier afkomen met 200.000 tot 250.000 mensen! U spreekt over 40 procent, maar u hebt bijvoorbeeld de inkomensvoorwaarden daar helemaal niet bij genomen. Het is niet voor iedereen van toepassing. Daar gaat u wat kort door de bocht. PVDA en cijfers: ik zou daar toch wat meer aandacht aan besteden en met correcte cijfers en correcte berekeningen afkomen, want op den duur ... Het laatste wat je als politicus hebt, is je integriteit, en dat hangt daar voor een groot deel mee samen.
De bekendmaking loopt nu. Het is normaal dat een dergelijke maatregel wat tijd nodig heeft om bekend te worden. Dat loopt voornamelijk via de lokale besturen. Zij weten dat de mensen die aan het loket komen, daarnaar kunnen worden doorverwezen. Daar wordt op ingezet. We voeren ook campagnes, zoals met de sociale lening. Dat heeft ook zijn tijd nodig gehad om bekend te geraken. Dat lukt dus wel.
De vergelijking die u maakt van die vier dagen, mijnheer De Meester: ik heb dat hier al geantwoord op een vraag een paar maanden geleden. Ik weet niet of het met uw inkomen mogelijk zal zijn – het zou me verwonderen – maar als u zelf zegt dat u vier dagen hebt en dat het snel moet gaan, wel u kunt ook op voorhand een dossier laten aanmaken. Dan kun je al bij de eerste keer dat je gaat kijken naar een woning zeggen dat je daarvoor in orde bent. Er is helemaal geen reden dat het wegens die timing niet zou lukken. En vier dagen, laat ons eerlijk zijn, ook dat is zeer snel. Ik vind het een huzarenstukje – wat goed is, daar niet van, maar dat mag ook eens gezegd worden.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik heb toch een beetje het gevoel, minister en mevrouw Van Volcem, dat jullie op een andere planeet leven.
Ten eerste, minister: dat zijn niet mijn cijfers. Die komen letterlijk uit het Grote Woononderzoek van het Steunpunt Wonen. Trekt u daar dan ook de integriteit van in twijfel? Uit dat Grote Woononderzoek blijkt dat 42 procent van de private huurders moeite heeft om de huurwaarborg bijeen te zoeken. Ik verzin dat niet. Dat zijn feiten, minister. En achter die feiten zitten heel veel mensen, namelijk tussen de 200.000 en 250.000 mensen.
U zegt dat er ook bij die huurwaarborglening een inkomensgrens is. Uiteraard, maar dat is dan misschien een deel van het probleem, dat we met uw regeling niet de hele doelgroep bereiken.
Ten tweede, mevrouw Van Volcem, als u hier durft te zeggen dat private verhuurders eigenlijk een soort van sociale bouwmaatschappijen zijn, hebt u werkelijk geen enkel besef van wat een private huurwoning tegenwoordig kost op de markt. Probeer als gezin in een grote stad als Gent of Antwerpen tegenwoordig maar eens een gezinswoning te vinden onder de 800 of 900 euro. En dat zijn zelfs geen kwalitatieve woningen. Dat is de realiteit op de huurmarkt. Het is precies daarom dat we sociale woningen nodig hebben, omdat die gerelateerd worden aan het inkomen. Dat is toch evident? Dat u dat hier durft te zeggen, op dat belerende, paternalistische toontje van u, dat mensen maar hun huur moeten proberen te betalen, zoals we vroeger ons huiswerk moesten maken. Hoe spreekt u eigenlijk over de mensen? Hoe durft u dat hier eigenlijk te zeggen?
52 procent van de mensen op de private huurmarkt, mevrouw Van Volcem, heeft een woonquote boven de 30 procent. Dat betekent dat ze elke maand meer dan een derde van hun inkomen aan huur moeten besteden. Alle private huurders willen het liefst van al op tijd hun huur kunnen betalen. Ik hoop dat u dat beseft. Maar steeds meer mensen kunnen het gewoon niet meer. Het is onze verantwoordelijkheid, als politici, en het is vooral uw verantwoordelijkheid, als meerderheidspartij, om dat probleem op te lossen, mevrouw Van Volcem, en om wonen betaalbaar te maken voor iedereen. (Opmerkingen van Mercedes Van Volcem)
Het is niet paternalistisch, maar maternalistisch. (Opmerkingen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.