Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, het nieuwe Mestactieprogramma MAP 6 bevat heel wat nieuwe maatregelen die zijn gericht op het verbeteren van onze waterkwaliteit. Dat is een ambitie die we in deze commissie en over de partijgrenzen heen allemaal delen. Een van de verplichtingen is bijvoorbeeld het bijkomend inzaaien met vanggewassen.
De invoering van MAP 6 is vrij laat gebeurd vorig jaar. Ik denk dat het het laatste decreet is dat het parlement heeft goedgekeurd vooraleer in campagnemodus te gaan. Het heeft ook voor veel landbouwbedrijven grote aanpassingen gevergd omdat de publicatie van MAP 6 pas is gebeurd na het inzaaien van de gronden.
De Mestbank had aangekondigd om in het eerste jaar vrij pragmatisch te werk te gaan. Uit cijfers van de Mestbank begrijpen we dat 82 procent van de landbouwers voldaan heeft aan deze verplichting. 18 procent dus niet. Conform de regelgeving kunnen hiervoor boetes worden uitgeschreven van 250 euro per hectare. De opbrengsten van de geïnde boetes zullen vervolgens worden gebruikt voor de begeleiding van de landbouwers.
Vanuit de sector weerklinkt kritiek op de manier waarop de uitvoering en de goedkeuring van het decreet is gebeurd en de timing ervan.
Minister, zijn de boetes een deel van de pragmatische aanpak van de Mestbank die was aangekondigd? Over welk bedrag aan boetes spreken we in het totaal? Er loopt natuurlijk ook nog een bezwaarperiode.
Kunt u al concreter zijn over de begeleidingsmaatregelen waarvoor de geïnde boetes zullen worden gebruikt?
U zei ook dat landbouwers die wel aan hun verplichtingen voldeden, een schouderklopje verdienen. Bedoelen we dat deze commissie dat erkent en dankbaar is of staat er iets meer tegenover?
Bent u het met mijn vrees eens dat het draagvlak bij landbouwers voor MAP 6 hiermee in het gedrang komt? Boetes op zichzelf helpen niet, maar 100 procent uitvoering kan wel de waterkwaliteit vooruithelpen.
Wat zult u doen om de landbouwers beter te informeren zodat ze de regels beter kunnen uitvoeren?
Zijn de boetes en het opbrengstverlies wanneer men de rooitijd vervroegt om aan de verplichtingen te voldoen, in balans met elkaar? Is de boete eigenlijk zwaar genoeg, aangezien dit de uitvoering voor volgend jaar mee zal garanderen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, ik dank u voor de goede vraag. Hier worden alleen maar goede vragen gesteld. Ik kom heel graag naar deze commissie.
Ik zal beginnen met het positieve nieuws: een groot deel van de boeren hebben voldaan en doen het goed. Vaak wordt het negatieve eruit gehaald, maar bijna 80 procent van de boeren hebben de verplichtingen nageleefd. Een klein percentage niet.
De Mestbank legde 1490 boetes op voor een totaal bedrag van 684.677 euro. 50 procent van de boetebedragen zijn lager dan 250 euro en 99 procent van de boetes zijn lager dan 2500 euro. Het gaat hier over 297 landbouwers. Zij hoeven de oppervlakte vanggewassen die ze te weinig hadden in 2019, niet extra in te zaaien in 2020 en kunnen nog altijd een vanggewasovereenkomst als aanbieder afsluiten.
Bij de uitrol van het besliste beleid werd geopteerd voor een pragmatische aanpak. Zo besliste men om het referentiepercentage vanggewassen in overleg met de sector te herrekenen door rekening te houden met de inzaaidatum van de vanggewassen in de referentieperiode 2016, 2017 en 2018.
De vanggewassen moeten tijdig worden ingezaaid als ze effect willen hebben. Daarom legt MAP 6 uiterste inzaaidatums op voor vanggewassen. Voor de nitraatgevoelige hoofdteelten moet het vanggewas uiterlijk 15 september ingezaaid zijn, voor niet-vroege aardappelen en maïs is dat 15 oktober. Voor de laag-risico nateelten is er geen uiterste inzaaidatum.
Op de verzamelaanvragen van de referentiejaren 2016, 2017 en 2018 zijn de inzaaidatums van de vanggewassen niet vermeld. Bijgevolg werd het referentiepercentage berekend op basis van het volledige areaal vanggewassen. Die methodiek heeft voor bepaalde teeltcombinaties geleid tot een overschatting van het areaal van tijdig ingezaaide vanggewassen in de referentieperiode. Het is immers onwaarschijnlijk dat de vanggewassen na laat geoogste teelten tijdig werden ingezaaid. Om hieraan tegemoet te komen is beslist om het referentiepercentage vanggewassen voor een aantal teeltcombinaties te herrekenen. Voor die teelten wordt het referentiepercentage vermenigvuldigd met een correctiefactor.
In de bepaling van wat in 2019 meetelt als vanggewas, besliste toenmalig minister Koen Van den Heuvel dat wintergranen na een nitraatgevoelige hoofdteelt meegeteld moesten worden.
Verder heeft de Mestbank ook ingezet op de vanggewasovereenkomsten. Met dit instrument kunnen twee landbouwers afspreken dat de ene de vanggewasverplichting van de andere opneemt. Landbouwers konden tot eind augustus zo een overeenkomst aanmelden. Bij niet-geldige aanvragen bood de Mestbank de kans om de overeenkomst nog aan te passen.
Tot slot kan er een bezwaar ingediend worden bij de Mestbank. Daarbij wordt elk bezwaar individueel beoordeeld.
De administratieve geldboetes die geïnd worden door de Mestbank worden gestort in het Minafonds (Milieu en Natuur). Vanuit het Minafonds financieren we de begeleiding van de landbouwers naar een oordeelkundige bemesting en een duurzaam bodembeheer, maar ook het wetenschappelijk onderzoek dat moet leiden tot een effectiever en efficiënter mestbeleid.
Op welke manier kregen de landbouwers die wel aan de verplichting voldeden, een schouderklopje? Ik denk inderdaad dat we ook vanuit de Mestbank de expliciete bedanking voor de geleverde inspanningen moeten communiceren. Ik besef ook wel dat de materie zeer ingewikkeld is, je moet tegenwoordig al een specialist zijn om die regelgeving te kunnen volgen. Ik citeer ook uit het persoonlijk bericht van het afdelingshoofd van de Mestbank aan de landbouwers die voldeden aan hun verplichtingen: “Ik dank u voor de geleverde inspanningen om aan de vanggewasmaatregel te voldoen. Mede dankzij uw bijdrage hebben 82 % van de landbouwers met percelen in gebiedstype 2 en 3 voldaan aan de extra vanggewasmaatregel.” En helemaal op het einde van het bericht wordt er ook nog gezegd: “Tot slot wens ik u nogmaals te bedanken voor de geleverde inspanningen en hoop ik dat u zich ook dit jaar blijft inzetten voor de verbetering van de waterkwaliteit.”
Hoe weeg ik de boetes af van landbouwers die hun verplichtingen slechts gedeeltelijk zijn nagekomen? Ik wil u erop wijzen dat het Mestdecreet voorziet in verschillende manieren om te voldoen aan de verplichting om vanggewassen in te zaaien. Zo kon in 2019 een groenteteler vrijgesteld worden van de toenemende vanggewasverplichting door ‘Kulturbegleitende Nmin-Sollwerte’ (KNS) toe te passen op zijn percelen. Ik verwijs opnieuw naar de mogelijkheid tot het afsluiten van een vanggewasovereenkomst voor wie het zelf inzaaien om een of andere reden niet kon.
Daarnaast geldt steeds de basisregel dat wie aantoont dat zijn nitraatresidu op het einde van het jaar onder de drempelwaarde zit, vrijgesteld wordt van de verplichte maatregelen als vanggewassen.
Wat het boetesysteem betreft, weet u dat het decreet voorziet in een basisboete van 250 euro per hectare. Bij herhaaldelijke niet-naleving van de vanggewasverplichting verhoogt die boete stelselmatig. Hoe hoger het aandeel dat men niet inzaait, hoe hoger de boete. Hoe groter het aantal jaren dat men niet voldoet, hoe hoger de boete.
Dit systeem werd in de eerste plaats opgezet om het gebruik van vanggewassen ruimer ingang te doen vinden en te stimuleren. Het boetebedrag moet voldoende hoog zijn om ontradend te werken en om het economische voordeel van het niet voldoen aan deze maatregel te compenseren. Ik hoop vooral dat we geen boetes moeten heffen. 82 procent van de landbouwers heeft het goed gedaan en dat kan in de toekomst alleen nog beter worden. Natuurlijk voorziet het decreet, dat dit parlement goedgekeurd heeft, ook administratieve boetes, en als bevoegd minister denk ik dat men de decreten ook moet naleven.
Vrees ik dat het draagvlak bij landbouwers voor MAP 6 hiermee in het gedrang komt? Ik zie in ieder geval dat meer dan 80 procent van de landbouwers hun vanggewasverplichting nakwam in 2019. Dat is het beste bewijs dat er een heel groot draagvlak is bij de sector om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat stemt me, en ons allemaal denk ik, hoopvol. Ik hoop dat dit de volgende jaren verder mag groeien. Ik denk dat iedereen die waterkwaliteit wil verbeteren.
Ik verwijs naar het Mestrapport dat hier enkele weken geleden werd voorgesteld. Ik hoef niet te herhalen dat voor het derde jaar op rij de waterkwaliteit achteruitging. Het Mestdecreet voorziet dat tegen 1 juli 2020 zal nagegaan worden of de resultaten van de waterkwaliteit in overeenstemming zijn met de Europese en Vlaamse waterkwaliteitsdoelstellingen. Ik heb de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) opdracht gegeven om met de voorbereiding van de evaluatie te starten en zo nodig bijkomende maatregelen uit te werken. Ik reik de hand aan iedereen die een beter resultaat wil om samen stappen te zetten op weg naar een betere waterkwaliteit, en ik stel vast dat die wil er ook is.
Ik wil toch sterk en nogmaals benadrukken dat er in 2019 uitvoerig en met zeer veel zorg gecommuniceerd werd over de uitrol van MAP 6 en in het bijzonder over de vanggewasverplichting. Via verschillende kanalen werden individuele landbouwers, consulenten en sectororganisaties door de VLM geïnformeerd. Ik zet het even op een rijtje: op 14 juni werd een overzichtelijke brochure beschikbaar gesteld op de website van de VLM en de website van de VLM werd geactualiseerd met detailinformatie. Diezelfde dag kreeg elke land- en tuinbouwer een individuele mail of, als van de landbouwer geen mailadres gekend was, een brief over MAP 6 en de vanggewasverplichting. Elke landbouwer werd toen geïnformeerd over de berekening van zijn referentiepercentage vanggewassen dat op het Mestbankloket gepubliceerd was.
Op 14 juli heeft de VLM de periode voor het sluiten van een vanggewasovereenkomst verlengd tot 31 augustus. Hiermee wilde ze tegemoetkomen aan de moeilijkheden voor 2019. De VLM heeft daarbij een persmededeling uitgestuurd en heeft elke land- en tuinbouwer met percelen in de gebiedstypes 2 en 3 hierover persoonlijk geïnformeerd per mail.
Eind juni, begin juli is de VLM naar de provincies getrokken om MAP 6 toe te lichten. In totaal werden ruim 3700 landbouwers en consulenten ontvangen.
Op 2 augustus heeft elke land- en tuinbouwer met een vanggewasverplichting een mail of brief gekregen over het te realiseren doelareaal, berekend op basis van zijn ingediende verzamelaanvraag. Op het Mestbankloket konden de landbouwers de berekening van het doelareaal raadplegen. Er is ook een persmededeling uitgestuurd.
Op 27 september heeft de VLM een persmededeling uitgestuurd over de beleidsbeslissing dat voor de teelten korrel- en silomaïs, niet-vroege aardappelen en ajuinen een correctiefactor zou worden toegepast op het referentiepercentage. Diezelfde dag heeft de VLM ook naar alle land- en tuinbouwers met een doelareaal een persoonlijke communicatie gestuurd over de beslissing van minister Koen Van den Heuvel, dat nitraatgevoelige hoofdteelten gevolgd door wintergraan eveneens zouden meetellen als gerealiseerd areaal.
In de eerste week van januari 2020 werden alle betrokken landbouwers geïnformeerd per brief of mail over een aangepast referentiepercentage, met daaraan gekoppeld het doelareaal en de berekening van het gerealiseerde areaal in 2019. De rapporten werden gepubliceerd op het Mestbankloket. Er is dan ook een persmededeling hierover verschenen.
De VLM werd sinds de zomer van 2019 overstelpt met honderden vragen, zowel telefonisch als per mail. De medewerkers hebben alles in het werk gesteld om de vraagstellers te helpen. Dat werd geapprecieerd. Ik meen te mogen stellen dat de VLM uitstekend werk heeft geleverd om de consulenten en de landbouwers zo goed mogelijk te informeren. Ik wil samen met de VLM blijven inzetten op een duidelijke en heldere communicatie, om alle landbouwers al vroeg in het seizoen zicht te geven op de invulling van hun vanggewasverplichting.
Vanaf eind februari 2020 komt de berekening van het doelareaal onmiddellijk beschikbaar zodra de landbouwer zijn verzamelaanvraag indient bij het Departement Landbouw en Visserij. De landbouwer zal daarop al kunnen zien of hij op basis van zijn teeltplan zijn doelareaal zal kunnen realiseren. Is dat niet het geval, dan kan hij zo vroeg mogelijk in het seizoen een collega-landbouwer zoeken om een vanggewasovereenkomst te sluiten of om, indien mogelijk, zijn teeltplan nog wat bij te sturen.
Met het Departement Landbouw en Visserij zijn afspraken gemaakt om op een e-loket in een teller te voorzien. Hoe sneller de landbouwers hun aanvraag indienen, hoe sneller ze zicht hebben op de verplichting.
Dat is opnieuw een stap in de goede richting. Het feit dat zoveel landbouwers hebben gedaan wat is voorgeschreven door de regelgeving, toont aan dat er voldoende is gecommuniceerd. Ik ben ervan overtuigd dat de wil er is om de waterkwaliteit te verbeteren. We moeten nu, eind februari, zo snel mogelijk communiceren. Zo kan men vroegtijdig op de hoogte zijn van wat er wordt verwacht. Nogmaals: ik besef dat het heel complex is. Je moet al een specialist zijn om te weten hoe je alles moet bemesten. Onze medewerkers van de VLM doen er alles aan om dat zo snel mogelijk bekend te maken en ook om voldoende en zo ruim mogelijk te informeren.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw indrukwekkend volledige antwoord. Ik geef u een schouderklopje. Wij delen dezelfde ambitie. We hebben al heel veel landbouwers overtuigd. Het komt erop neer om die laatste push nog te doen. Dat doe je door te informeren en te sensibiliseren, maar ook door te beboeten. Dat is de stok achter de deur.
Ik begrijp dat er correctiefactoren werden toegepast. De Mestbank heeft welwillend gekeken naar overeenkomsten enzovoort. Dat is mooi, dat is goed.
Ik heb niet goed begrepen of die correctiefactoren al zijn meegenomen in die 82 procent, of dat het toetsingskader wordt van de bezwaren.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit mij aan omdat dit de sector beroert. Minister, ik ben heel blij dat u heel duidelijk stelt dat het grote deel van de landbouwers er effectief aan heeft voldaan. Ik wil proficiat zeggen aan de landbouwers die op het terrein heel snel hebben moeten inspelen op wijzigende wetgeving. Ik heb die vraag ook gesteld bij het voortgangsrapport. Dat is niet gemakkelijk, zeker als je met teeltplannen te maken hebt. Ik wil bij dezen alle landbouwers danken die daar de nodige inspanningen voor hebben proberen te doen. Ik had uiteraard ook liever andere krantenkoppen gehad, koppen die niet gingen over wie er niet aan voldoet.
Minister, het boeit mij wel om te weten wie en vooral waarom landbouwers niet voldaan hebben aan de regelgeving. Wat is de reden daarachter? Ik kan me bijna niet inbeelden dat daar bewuste redenen van onwil voor zijn. Ik ben wel benieuwd om te weten wat de redenen zijn waarom landbouwers niet hebben voldaan of niet hebben kunnen voldoen aan die regelgeving rond het vanggewas. Ik heb briefwisselingen gezien waarin duidelijk de mogelijkheid is gegeven om bezwaren in te dienen. Ik weet niet of u er een zicht op hebt hoeveel mensen ondertussen bezwaren hebben ingediend. Ik kan me indenken dat dat niet tot uw parate kennis behoort, maar het interesseert me zeker.
De vraag stond niet in de briefwisseling, maar ik denk dat het voor het beleid wel belangrijk is om te weten wat de reden is waarom landbouwers niet hebben voldaan of hebben kunnen voldoen aan het tijdig inzaaien van voldoende areaal vanggewas. Indien die vraag nog niet gesteld is, wil ik suggereren om zeker actie te ondernemen om dat te weten te komen.
Collega Pieters heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitgebreide antwoord. Het was vrij volledig. Handhaving is nodig, terecht. Ik sluit me deels aan bij collega Rombouts. Is van degenen die beboet zijn of die hun verplichtingen niet zijn nagekomen, geweten waarom ze dat niet gedaan hebben? Een draagvlak is belangrijk. Het is ook belangrijk dat de landbouwers die hun verplichtingen wel zijn nagekomen, goed betrokken worden en dat de resultaten aan hen teruggekoppeld worden.
Ik heb een bijkomende vraag. We hebben maar één ‘schuldige’ nodig die het eigenlijk verbrodt voor de rest als het gaat over het waterresultaat. Maar als mensen beboet worden of het niet hebben gedaan, wordt dat ook gekoppeld aan het waterresultaat van die regio? Zo weten we of het inderdaad aan één iemand ligt, ja of neen. Dat zou dan heel interessant zijn. Zijn degenen die het niet nakomen, geclusterd? Of zijn het enkelingen? Die cijfers zijn interessant om eventueel wat speurwerk te doen. Dan weten we tenminste waar het aan ligt, want de cijfers zoals we ze van de Mestbank gekregen hebben, zijn slechter geworden. We moeten concreet iets ondernemen om dit terug te draaien.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik denk niet dat we in de eerste plaats de boeren met de vinger moeten wijzen, degenen die niet helemaal of niet voldaan hebben. De grote oorzaak dat het zo moeilijk is voor de mensen om zich aan te passen, is dat het zo laat is goedgekeurd. Het beleid heeft hier eigenlijk boter op het hoofd door het moeilijke beslissingsproces. Dat was moeilijk omdat we, toch volgens onze analyse, ons volledig hebben vastgereden in het mestbeleid. Het wordt veel technischer. Niemand weet nog hoe het in elkaar zit en het lost het probleem niet meer op. Uw antwoord, dat inderdaad zeer uitgebreid was, illustreert de complexiteit en de vele inspanningen die moeten worden gedaan om elke individuele boer uit te leggen wat hij nu in welk geval moet gaan doen en aan welke regeltjes die specifieke boer in een aantal gevallen moet voldoen. Dat toont alleen maar aan dat we ons compleet vast aan het rijden zijn in die complexiteit.
Ik wil nog iets zeggen over het draagvlak, wabt dat heeft er ook mee te maken. Een van de meest nefaste dingen voor het behouden van een draagvlak is wanneer mensen inspanningen doen en geen resultaat meer zien. Dat is de situatie waar we nu al een aantal jaren met het mestbeleid in zitten. Landbouwers doen inspanningen en toch zien we dat het niet volstaat, ook al is de regelgeving stelselmatig aangepast en aangescherpt. Op een bepaalde manier zien we toch dat de resultaten van de waterkwaliteit de laatste jaren slecht zijn. Dat is het beste recept om het draagvlak weg te laten gaan.
Ik denk dat we echt – en in die zin kijken we uit naar de evaluatie – goed moeten nadenken hoe we de inspanningen van de landbouwers zo kunnen valideren dat ook uiteindelijk het beleid leidt tot echt goede resultaten wat betreft waterkwaliteit. Op die manier zullen we het draagvlak kunnen vergroten in de toekomst.
Minister Demir heeft het woord.
De correctiefactoren zitten mee in die 82 procent, zowel de toegelaten wintergranen als het vanggewas en het inperken van het in te zaaien areaal aan vanggewas. Wat er niet mee in zit, zijn – dat ben ik vergeten te zeggen – de boetes lager dan 50 euro die we hebben kwijtgescholden, omdat de administratieve mallemolen heel wat gevolgen heeft. Het is niet de bedoeling om mensen te gaan pesten. Die boetes hebben we kwijtgescholden, de rest van de correctiefactoren zit in die 82 procent.
Belangrijk is dat we op dit ogenblik nog een volledig zicht hebben op de veelheid van redenen. Ik spreek met heel wat landbouwers en die zeggen me dat ze hun best gedaan hebben, maar dat het gewoon niet kan. Daarvoor dient die bezwarenprocedure. Dat is meegedeeld aan de landbouwers. Ze kunnen een bezwaarschrift indienen. Dat zal voor ons een interessante oefening zijn om de veelheid aan redenen te kennen. Dan krijgen we een zicht op de oorzaken die men aanhaalt. Dat is nog even afwachten.
Mijnheer Pieters, ik heb geen gegevens op dit moment of dat in een omgeving zit met heel slechte waterkwaliteit. De Mestbank heeft de decreetgeving uitgevoerd zoals goedgekeurd in het parlement. We zullen zien wat de redenen zijn waarom een landbouwer niet heeft kunnen voldoen aan zijn verplichtingen. Waarschijnlijk zijn er heel wat redenen. Als die redenen redelijk en degelijk zijn, is het niet meer dan normaal dat de Mestbank daar rekening mee houdt. Het algemeen beginsel van de overheid is dat zij redelijk is. Dat zal in dezen ook wel het geval zijn.
Ik kijk mee uit naar de evaluatie van MAP 6. Ik denk dat dat een moment moet zijn, voor ons allemaal, voor heel het parlement, om te zeggen: we doen het voor de waterkwaliteit. Hoe we het tot nu toe gedaan hebben, gaat niet de goede kant uit. We moeten goed kijken en nadenken hoe we het beter kunnen doen, op een andere manier, eenvoudiger ook. Dit zorgt voor heel wat frustraties op het veld. Men doet zijn best, maar het lukt niet, de waterkwaliteit gaat nog achteruit. Het is voor iedereen een frustratie. We leven van MAP tot MAP. Nu gaan we de evaluatie nog even afwachten. Dat is het moment om te zeggen hoe we het in de toekomst gaan aanpakken met één doel: de waterkwaliteit verbeteren. Daar staat iedereen achter.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw redelijk antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.