Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de erkenning van ultraorthodoxe joodse scholen
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Op woensdag 5 februari verscheen in de pers het nieuws over de ultraorthodoxe joodse meisjesscholen in Antwerpen. De toestand in deze scholen is problematisch aangezien de onderwijsinspectie opnieuw een ongunstig advies gaf over hun werking en lesinhouden.
In totaal werden negen opgelijste tekorten en vier inbreuken op de wetgeving geconstateerd. Enkele van de pijnpunten zijn afgeplakte bladzijden in het muziekwerkboek, het totaal gebrek aan seksuele voorlichting, amper aandacht voor de evolutietheorie binnen de lessen wetenschap en een gecensureerde toegang tot het internet. Ook zou er geen systematische evaluatie van de leerlingen plaatsvinden. De scholen lijken dus vast te zitten in een verstard en gesegregeerd hyperreligieus opvoedingspatroon. Op school mag dan ook niet gesproken worden over seks en voortplanting, politiek, religie of andere persoonlijke aangelegenheden.
De scholen dreigen uiteindelijk hun erkenning en hun subsidies te verliezen, maar alvorens dit zou worden toegepast, krijgen ze een zoveelste tweede kans en werd de procedure tot intrekking van de erkenning voorlopig opgeschort tot 8 november. Doch in feite hebben deze scholen al een lange voorgeschiedenis van ongunstige adviezen: zo waren ze bij zes controles in de voorbije negen jaar slechts één keer in orde, zijnde in 2015, omdat ze de adviezen van een vorige negatieve beoordeling uit 2012 grotendeels hadden ingewilligd, maar ondertussen is men er blijkbaar terug bij af. Het hoofd van de inspectie vindt het vrij uitzonderlijk dat een school na één jaar opnieuw gecontroleerd wordt.
Experten wijzen er echter ook op dat bij een intrekking van de erkenning van dit soort scholen het gevaar bestaat dat deze gemeenschappen dan gewoonweg thuisonderwijs zullen geven aan deze meisjes en dat hiermee de controle ook volledig weg zou zijn. Dat zou ook de kansen op hoger onderwijs voor die meisjes volledig teniet doen.
Minister, ik begrijp dat u in concreto waarschijnlijk weinig kunt zeggen over de scholen zelf. Ik wil dus niet zozeer vragen stellen over deze concrete zaak, maar heb vooral enkele algemene vragen en bezorgdheden naar aanleiding van dit voorval:
Hoe evalueert u de aanwezigheid van gesegregeerde ultraorthodoxe scholen die leerlingen niet de gepaste toegang tot informatie geven en wetenschappelijke visies die niet stroken met hun geloofsvisie totaal weren uit hun curriculum?
Hoe evalueert u de aanwezigheid van scholen die meisjes vanwege hun levensbeschouwelijke visie niet de gepaste scholing geven ten opzichte van jongens, waardoor hun doorstudeermogelijkheden en jobkansen ernstig worden beknot?
In hoeverre wordt het thuisonderwijs dat kinderen in deze situatie zouden krijgen gecontroleerd? In hoeverre kan de overheid hier dan ook optreden indien men merkt dat er ook grote problemen zijn in verband met gesegregeerd ultraorthodox onderwijs?
We zien dat het vaak erg lang duurt voor er tegen scholen waar geen goed onderwijs wordt gegeven, een procedure tot intrekking van de erkenning wordt gestart. Zou deze opvolging door middel van inspecties niet efficiënter kunnen?
Welke initiatieven zult u nemen om deze toestanden in de toekomst te vermijden?
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, collega’s, u weet dat ik nogal kritisch sta tegenover het organiseren van onderwijs vanuit een levensbeschouwing. Deze keer gaat het om een ultraorthodoxe joodse meisjesschool uit het Antwerpse. De bevindingen die te lezen staan in het inspectieverslag zijn niet min: handboeken worden gecensureerd, geen seksuele voorlichting, creationisme, beperkte internettoegang en geen systematische evaluatie van de leerlingen.
Zoals eerder aangehaald, is het blijkbaar al de zesde keer in negen jaar tijd dat de onderwijsinspectie de joodse meisjesschool controleert. Wat was de conclusie van de onderwijsinspectie van de eerste vijf keer? Is dit de eerste keer dat de school een ongunstig advies krijgt?
Klopt het dat de joodse meisjesschool nu pas extern begeleid wordt om orde op zaken te stellen en de inbreuken op de regelgeving te corrigeren? Waarom bleef externe begeleiding uit bij de eerste vaststellingen van grove overtredingen?
Acht u het mogelijk dat de onderwijsinspectie de afgelopen jaren te laks is omgegaan met de tekortkomingen van ultraorthodoxe scholen zoals de meisjesschool waarvan sprake?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn algemene lijn is betrekkelijk eenvoudig. Eender welke school die een erkenning wil, moet beantwoorden aan duidelijke voorwaarden, en die hebben onder andere betrekking op het respecteren van de eindtermen enerzijds en op het respecteren van de grondrechten en kinderrechten anderzijds. De onderwijsinspectie ziet toe op die elementen en gaat na of scholen beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden. Het gaat echter verder dan een loutere evaluatie, want bij tekortkomingen zorgt ze ook voor de begeleiding van leerkrachten en scholen, zodat ze wel over de drempel raken. Ik vind dat een belangrijke opdracht, en daarom gaan we de onderwijsinspectie ook versterken. Daar zijn ook de nodige middelen voor uitgetrokken.
In het concrete geval van de Yavneschool, waarvan Benoth Jerusalem een vestiging is, wil ik even de correcte historiek schetsen. In maart 2012 vond een doorlichting plaats door de onderwijsinspectie. Toen waren er tekortkomingen en de inspectie resulteerde in een beperkt gunstig advies. De school moest de vastgestelde tekorten dus wegwerken. In oktober 2015 vond er een opvolgingsonderzoek plaats, en hieruit bleek dat de tekorten in grote mate waren verholpen, waardoor het advies in een gunstig advies werd omgezet. De procedure was dus in feite afgesloten.
In februari 2018 vond dan een nieuw inspectiebezoek plaats. Dat was, voor alle duidelijkheid, geen formele doorlichting, maar een resultante van enkele artikels over censuur in schoolboeken en richtlijnen voor beginnende leerkrachten. Die artikels hebben ertoe geleid dat toenmalig minister Crevits de opdracht gegeven heeft om een soort prima-facieonderzoek te houden. De conclusie van dat bezoek was dat een echte formele doorlichting aangewezen was.
In november 2019 vond die nieuwe doorlichting dan uiteindelijk plaats. Hieruit bleek dat er zich opnieuw een aantal knelpunten voordeden, onder andere op het vlak van de infrastructuur, maar ook als het ging over het realiseren van de leerplandoelstellingen voor muzikale opvoeding, natuurwetenschappen en biologie. Dat waren de pijnpunten. De conclusie van deze doorlichting was een ongunstig advies, met de mogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt als men het engagement aangaat om zich bij te spijkeren en de gesignaleerde tekorten aan te pakken. Belangrijke opmerking hierbij is wel dat het evaluatiesysteem ondertussen wel gewijzigd was. Sinds vorig schooljaar is er een nieuwe doorlichtingsaanpak bij de onderwijsinspectie. Voortaan resulteert een doorlichting ofwel in een gunstig advies of in een ongunstig advies. De optie voor een beperkt gunstig advies bestaat niet langer.
Inmiddels heeft de school zo’n verzoek ingediend. Daarbij hebben ze aangegeven dat ze de tekorten willen aanpakken en dat ze zich op dat vlak laten begeleiden door de pedagogische begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Bij ongewijzigde omstandigheden kan er ten vroegste in november van dit jaar een opvolgingsonderzoek plaatsvinden. Vanzelfsprekend moeten we de uitkomst van dat onderzoek desgevallend afwachten
Als de onderwijsinspectie over andere scholen – van welke strekking dan ook, dat maakt in dezen niet uit – een gelijkend advies zou aanleveren, zou ik daar op dezelfde manier mee omgaan. Maar momenteel is dit de enige school met een hangend ongunstig advies, wijzend op de nieuwe procedure en de nieuwe benamingen.
Die historiek toont wel aan dat het kwaliteitstoezicht vanuit de onderwijsinspectie effectief problemen detecteert en ook dat er wordt getracht om die problemen aan te pakken.
Ik wil de procedure nog wat verbeteren. Vandaag krijgen scholen nog altijd een voorlopige erkenning. De inspectie gaat zich pas achteraf vergewissen van de toestand op het terrein zelf. Je krijgt een soort van automatische voorlopige erkenning, en pas achteraf wordt nagegaan of je die eigenlijk echt mocht hebben. Dat zouden we willen aanpassen.
Ik wil ook een betere samenwerking met de Staatsveiligheid. Recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat het protocol met de Staatsveiligheid misschien wel wat toe is aan aanpassing en actualisering. Er moeten betere afspraken worden gemaakt, een betere informatie-uitwisseling is nodig.
Tot slot beantwoord ik de vraag naar het huisonderwijs, individueel of collectief. Ik heb inderdaad liever dat leerlingen les volgen in een erkende school, omdat we daar veel meer toezichtsmogelijkheden hebben. Maar dat blijft nog altijd een optie. En ook op dat vlak willen we wel wat actualiseren. In verband met de opvolging van dat huisonderwijs willen we namelijk bekijken of dat onderwijs gericht is op de ontplooiing van de volledige persoonlijkheid en de talenten van het kind en op de voorbereiding van het kind op een actief leven als volwassene, en of dat onderwijs het respect voor de grondrechten, rechten van de mens en voor de culturele waarden van het kind zelf en van anderen bevordert. We moeten ervoor zorgen dat die voorwaarden worden gerespecteerd. We willen ervoor zorgen dat we ook daar meer mogelijkheden hebben om een inspectie door te voeren.
Tot slot wil ik meegeven dat die leerlingen wel langs de centrale Examencommissie moeten gaan. Er is dus geen volledige vrijheid, blijheid, waarop we helemaal geen zicht hebben. Uiteindelijk is er wel de verplichting om via de centrale Examencommissie de nodige proeven af te leggen en daarvoor te slagen. Indien dat niet het geval is, moeten ze zich trouwens alsnog inschrijven in een erkende school.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het feit dat de onderwijsinspectie dit heeft gedetecteerd, is uiteraard een goede zaak. Maar het baart mij toch wat zorgen dat dit proces al zo lang aan de gang is, sinds 2012. Zoals de heer De Gucht aanhaalt, is dat een generatie leerlingen, meisjes in dit geval, die mogelijk verloren zijn gegaan voor het hoger onderwijs.
U zegt dat u geen voorlopige erkenningen meer zult geven en dat de inspectie eerst moet langsgaan vooraleer er een nieuwe school wordt opgestart. Dat is een zeer goede zaak. Minister, wat is de timing van die nieuwe regel?
De heer De Gucht heeft het woord.
Het tijdspad stemt inderdaad tot nadenken. We zijn al bezig sinds 2012. In 2012 waren er tekortkomingen. In 2015 is er een opvolging geweest. Daar zit drie jaar tussen, terwijl je eigenlijk heel kort op de bal zou moeten kunnen spelen. Ik weet dat dat niet altijd even eenvoudig is. Maar bij zulke zaken zou je heel kort op de bal moeten kunnen spelen. Doordat men daar nu in zal worden begeleid, zal men daar binnen de negen maanden verbetering in moeten zien.
De vraag is: moet je dat niet in een traject steken dat je uitbouwt en waarbij je regelmatig verslagen verwacht bij dergelijke scholen? Af en toe heb je van die momenten in de politiek waarbij je een wetboek openslaat en op absurde zaken stuit. Zo is het feit dat je automatisch een voorlopige erkenning krijgt zonder dat er een steekproef of dergelijke wordt gedaan, toch wel heel speciaal. Het feit dat we pas gaan controleren of iets wel op een normale manier gebeurt als ze al een voorlopige erkenning hebben, is een beetje de wereld op zijn kop. Ik ben heel tevreden dat u in ieder geval zegt dat u er werk van wilt maken om daarvan af te stappen, zodat men eerst aan alle voorwaarden moet voldoen om een erkenning of voorlopige erkenning te krijgen. Daar ben ik heel tevreden mee.
U hebt het even aangehaald: er is inderdaad die centrale examencommissie voor privéscholen. Welke stappen zult u ondernemen om ervoor te zorgen dat die privéscholen inderdaad de mensenrechten, de rechten van het kind en de waarden die wij als maatschappij uitdragen, respecteren? Op welke manier gaan we ervoor zorgen dat daar extra controle op komt, zoals in het regeerakkoord staat? Zijn er al stappen gezet voor die extra controles om er inderdaad voor te zorgen dat elkeen dezelfde mogelijkheden heeft binnen onze maatschappij, in welk religieus nest hij ook geboren is?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Een heel belangrijk principe in onze rechtsstaat is: iedereen gelijk voor de wet. Ik denk dat we dat principe altijd moeten heiligen. Voor mij is het dus heel simpel: als scholen gesubsidieerd willen worden met belastinggeld, dan moeten ze de eindtermen respecteren en dan moeten alle leerlingen die eindtermen kunnen halen. Als ik dan lees wat er voorvalt in die joodse scholen, dan maak ik me zeer grote zorgen en dan denk ik dat we dat niet mogen aanvaarden.
Minister, u hebt inderdaad vooral de historiek geschetst van wat er in het verleden gebeurd is betreffende deze specifieke school. De vraag is natuurlijk vooral: wat gaat u nu doen? U kondigt verschillende stappen aan. Er komt een evaluatie, ten vroegste in november 2020. De school in kwestie heeft aangekondigd dat ze wil meestappen – opnieuw – in een begeleidingstraject. Maar mijn vraag is natuurlijk: stel dat er geen beterschap is, bent u dan bereid om die school te sluiten? Want ik denk dat de alarmbellen al vaak genoeg zijn afgegaan.
U kondigt ook aan – en dat kan ik alleen maar toejuichen – dat u de onderwijsinspectie wilt versterken. Ik denk dat dat absoluut nodig is, want er zijn in het verleden meermaals signalen geweest dat er een probleem is in deze school. U zegt: die zijn heel goed door de onderwijsinspectie gedetecteerd. Ja, de eerste keer misschien wel. Maar daarna, als ik het goed begrepen heb, was het op basis van een aantal krantenartikels uit 2018 dat er een nieuwe inspectie gebeurde en daarna een grondigere doorlichting. Dus ik denk dat die versterking van de onderwijsinspectie absoluut nodig is om veel proactiever te gaan werken, op eigen initiatief, bij scholen waarvan we eigenlijk al weten dat er problemen zijn.
Tot slot spreekt u over die screening vooraf. Ik denk dat we daar inderdaad over moeten durven na te denken. Als ik het goed begrepen heb, is dat trouwens ook al gebeurd bij dat voorstel voor een school die opgericht zou worden in Genk – een moslimschool dan wel. Ik vroeg me gewoon af of u wat meer toelichting kon geven over hoe u die voorlichting vooraf precies ziet. Waar wordt er dan naar gekeken? Moeten die scholen een volledig uitgeschreven pedagogisch project indienen? Wat wordt er allemaal doorgelicht om te oordelen of zo’n school al dan niet een erkenning krijgt om op te starten?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de vragen schieten alle richtingen uit. Ze gaan over een school die een doorlichtingscyclus heeft, over de oude en nieuwe cyclus. Ze gaan over het privé-onderwijs, over het huisonderwijs in het kader van artikel 24 van de grondwet. Collega’s, voor alle duidelijkheid: dat artikel is niet voor herziening vatbaar verklaard in de Senaat. Ik geef dat maar even mee. Als mensen hier pleiten om dat aan te passen, dan had men daar anders moeten stemmen dan men hier nu predikt.
Ik denk dat we dat hier met zoveel woorden mogen zeggen, nog los van wat de intentie zou zijn om dat befaamde artikel 24 aan te passen. Want ik denk dat onderwijsvrijheid nog altijd een belangrijk principe is dat we hebben. De vraag is natuurlijk hoe breed en hoe lang en hoe smal en zo verder. Dat laat ik in het midden, omdat mevrouw Goeman met nog iets helemaal anders aansluit.
Het principe dat de minister heeft geschetst, is belangrijk. Subsidiëren – dat wil zeggen: belastinggeld geven – en erkennen, daar zitten we eigenlijk veel dichter op. En dat volgen we op. Collega's, ik heb mij eens de moeite getroost om door heel wat doorlichtingsverslagen te gaan, ook van andere scholen. In de vroegere cyclus gaven we ‘beperkt gunstig in de tijd’. Hier gaat het nu over biologie, natuurwetenschappen en muzikale opvoeding. Er waren er bij waar het over veel meer onderdelen ging die veel slechter waren. Als je daar dan de passe-partout van vandaag op legt, zou het ook ‘ongunstig’ en ‘zeer ongunstig’ geweest zijn.
Als we erin kunnen slagen om scholen stappen te laten zetten in de richting waarin we ze stappen willen laten zetten, moeten we dat zeker omarmen. Want het andere punt is dan – en dat treed ik bij, collega’s – dat het zou kunnen dat men overgaat in privéonderwijs en dat we enkel nog dat examen hebben om te bekijken. Dat examen is veel minder dan we hadden, collega's. En ik wil dan nog niet nadenken over de mogelijkheid dat men daar jongeren naar het buitenland zou sturen. Want als ze buiten de EU zijn, kunnen we alleen maar vaststellen dat ze buiten de EU zijn, met geschreven attesten dat ze voldoen aan de leerplicht. En dan hebben we nog veel minder een voet tussen de deur. Ik deel de bekommernis van collega De Gucht dat we dat toch van nabij zouden moeten kunnen opvolgen. Wat er nu gebeurt, met alle stappen die er zijn, staat open en bloot op de website van de doorlichting. Met privéonderwijs kunnen we daar niet binnenstappen. En als ze in het buitenland zitten, kunnen we er helemaal niet aan. We moeten dat nu verder opvolgen. Er zit begeleiding op. Dat is een goede zaak.
Voordat scholen opstarten een mate van zekerheid hebben, meer dan enkel de gebouwen, daar zijn we vanuit de N-VA zeker grote vragende partij voor, zeker in het geval dat het onderwijs is dat een andere doelstelling heeft dan onderwijs bieden. Dat kunnen we alleen maar bijtreden. Maar ook daar zullen we allicht geconfronteerd worden met artikel 24, als zij naar het Grondwettelijk Hof stappen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zou vanzelfsprekend graag zoveel mogelijk scholen subsidiëren en erkennen, omdat we er dan effectief toezicht op kunnen houden.
We hebben in de afgelopen regeerperiode de onderwijsinspectie hervormd, in goede zin. We zorgen er nu ook voor dat er extra middelen zijn en dat men de doelstelling kan realiseren, namelijk om gemiddeld één op de zes jaar een school te kunnen doorlichten, met daarnaast natuurlijk ook wel prioritaire aandacht voor diegene die die prioritaire aandacht het meest behoeft.
Ik wil wel nog eens heel duidelijk de voorgeschiedenis schetsen van de specifieke casus die nu voorligt. In maart 2012 vond er een doorlichting plaats. Pas drie jaar later heeft er een opvolgingsonderzoek plaatsgevonden, met wel een gunstig advies als resultaat. Toen werden die tekorten dus als beantwoord beschouwd. Het is pas later dat men, naar aanleiding van krantenartikelen, ter plaatse is afgestapt, zonder een grondige doorlichting te doen, maar een beetje op grond van een ‘scramble’. De inspectie heeft wel een bezoek gebracht en een prima-facieonderzoek gedaan, op grond waarvan men vervolgens beslist heeft om een grondige doorlichting te gaan doen.
In dit geval is de termijn wel veel korter. Als er geen nieuwe elementen zijn, komt er na een jaar, of ten vroegste in november van dit jaar, een opvolgingsonderzoek, om te bekijken of men de tekorten die gesignaleerd zijn, aangepakt heeft. Er loopt wel degelijk ook een traject. Ze worden begeleid. Dat is ook een verplichting, als er tekortkomingen worden vastgesteld, dat je je laat begeleiden in de remediëring daarvan. En dat doet men via de pedagogische begeleidingsdiensten van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Daar is dus wel wat expertise.
Daarnaast zijn er natuurlijk gegevens die je enige tijd moet geven. Als ze tekortkomen op infrastructuur bijvoorbeeld, kan dat vaak niet op korte termijn worden aangepakt. Vandaar dat er wel een termijn wordt voorzien.
Tot slot, wat betreft de wijziging van de regelgeving vind ik het toch belangrijk dat je voorafgaand aan de erkenning van een school enig zicht hebt op het pedagogisch project. Scholen zijn verantwoordelijk voor ons meest kostbare goed, niet alleen voor elk van onze kinderen individueel, maar ook als gemeenschap. Dat je vooraf zicht heb op het pedagogisch project, lijkt mij dus niet teveel gevraagd, voor je een erkenning en een subsidiëring gaat verlenen. We zullen dus decretaal moeten ingrijpen, ook met betrekking tot het huisonderwijs. Dat zal pas volgend jaar kunnen zijn, maar het belet ons niet om aan de slag te gaan.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u. We zullen die decretale wijziging mee opvolgen. Dat die erkenning niet meer vooraf gebeurt, maar ook dat de inspectie wordt versterkt, kunnen we alleen maar toejuichen. Zeker na de onheilspellende berichten over de daling van de kwaliteit van ons onderwijs, denk ik dat dit een goede zaak is, en u kunt daarbij op onze steun rekenen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Weet u, wat de aanpassing van artikel 24 betreft, waren we er bijna. Alleen waren er bepaalde mensen van bepaalde partijen die op een bepaald absurd moment gezegd hebben dat ze daar niet in meegingen. Ik ben ervan overtuigd dat dit in de toekomst wel degelijk zal moeten herzien worden. Vergis u niet: onze maatschappij wordt diverser, maar daarnaast wordt ze, niet alleen in Vlaanderen, steeds conservatiever. Het gevaar bestaat dat mensen zich gaan terugplooien op hun religie, ongeacht of het nu de joodse, de christelijke religie of de islam is. Als islamscholen zich op een dergelijke manier zouden gedragen, zou heel Vlaanderen op zijn achterste poten staan.
We moeten ons heel erg bewust zijn van het feit dat onze jongeren opgevoed dienen te worden tot kritische burgers. De enige manier om dat te bereiken als dat thuis niet gebeurt, is via het onderwijs. Daar komt men in contact met andere ideeën en leert men kritisch zijn ten opzichte van anderen en van zichzelf en daar leert men omgaan met kritiek van anderen. Dat is een van de hoofddoelstellingen van ons onderwijs, dat is wat onze maatschappij maakt tot wat ze is. Dat zal de eigenheid van onze maatschappij beschermen om te blijven wat ze is in de vrijheid die ze heeft. De vrijheid van onderwijs is belangrijk in onze Grondwet, maar dat betekent dat je daar ook op een kritische manier moet blijven naar kijken. De vrijheid van onderwijs is volgens mij niet noodzakelijk te verbinden met het feit dat het op religieuze basis moet kunnen gebeuren. We blijven daar heel kritisch tegenover staan. Dat zal ook de volgende jaren zo zijn. Ik hoop dat we daar vorderingen kunnen in maken om ervoor te zorgen dat elke leerling dezelfde kansen heeft om zich te ontplooien, in alle vrijheid, op alle gebied.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.