Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, uit cijfers die we vorig jaar kregen, blijkt dat er, zelfs in tijden met een lerarentekort, duizenden leerkrachten op zoek zijn naar werk, terwijl er veel directeurs op zoek zijn naar leerkrachten. We hadden het er vanmorgen tijdens de eerste hoorzitting – die heel interessant was – uitgebreid over.
Vandaag bestaat er een leerkrachtendatabank waarop werkzoekende leerkrachten en scholen vrijwillig hun cv of vacatures publiceren. Tijdens de plenaire vergadering zei u duidelijk dat u geen voorstander was om de scholen te verplichten om de vacatures op de leerkrachtendatabank te publiceren.
In artikel 18 van het decreet Rechtspositie staat nochtans het volgende. “De inrichtende machten delen hun vacante betrekkingen mede al naargelang de ligging van de instelling of het centrum waarbij de betrekking vacant is, aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of aan de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.”
Minister, klopt het dat artikel 18 van het decreet Rechtspositie de scholen verplicht om de vacatures te publiceren op de leerkrachtendatabank? Hebt u zicht op het aantal scholen dat zijn vacatures niet publiceert op de leerkrachtendatabank? Bent u bereid om alsnog in te gaan op ons voorstel om, zoals artikel 18 het beschrijft, de scholen te verplichten hun vacatures te publiceren?
Minister Weyts heeft het woord.
Het decreet Rechtspositie van personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs bevat een bepaling die stelt dat scholen hun vacante betrekkingen meedelen aan VDAB of aan ACTIRIS al naargelang de inplanting van de instelling of het centrum waarbij de betrekking vacant is. De bepalingen in het decreet bevatten trouwens geen sanctie en ik ben niet van plan om daar effectief sancties aan te verbinden en een decretale wijziging op dat vlak voor te stellen. Ik ga er immers van uit dat in tijden van lerarentekort een school alle mogelijke kanalen zal gebruiken om haar vacatures kenbaar te maken, met inbegrip van de officiële kanalen van VDAB en ACTIRIS.
Daarnaast is er een specifieke problematiek die we in rekening moeten brengen. Bepaalde personeelsleden die al in het onderwijs zitten of eerder prestaties hebben verricht, hebben voorrang op een aanstelling in een vacante en niet-vacante betrekking. De rechtspositie bepaalt immers dat een tijdelijk personeelslid met het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) en die geen voltijdse betrekking heeft, het recht heeft op elke vacature die in de loop van het schooljaar in een school van het schoolbestuur of van de scholengemeenschap ontstaat. Scholen moeten dus in eerste instantie intern nagaan of er potentiële kandidaten zijn om vacatures in te vullen.
Tot slot zijn er de reaffectatieregels. Dat betekent dat de vacante betrekking eerst moet worden toegewezen aan een boventallig personeelslid. Deze verplichting geldt in het basis- en secundair onderwijs ten aanzien van de volledige scholengemeenschap en voor de scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren in het gemeenschapsonderwijs op het niveau van de scholengroep. In het gesubsidieerd onderwijs is dat zelfs Vlaanderenbreed, via de toewijzingen van de Vlaamse reaffectatiecommissie.
Als je de deze regelgeving uit het decreet Rechtspositie in overweging neemt, dan kan de vraag worden gesteld of je daarbovenop nog eens een extra verplichting moet gaan toepassen zoals sanctionering. Ik twijfel niet aan uw goede intenties, maar is het zinvol, gelet op de beperkingen die spelen, en vanuit de overweging dat ongetwijfeld elke school die een tekort heeft, alle mogelijke kanalen zal hanteren om aan het eigen tekort tegemoet te komen? Moeten we dan vanuit Brussel, niet volledig kennis van zaken hebbende, met vertrouwen in onze schoolbesturen, gaan beoordelen of al dan niet de geschikte kanalen zijn verkend en desgevallend degene die al een probleem heeft, ook nog eens een administratieve last opleggen? Moeten we gaan sanctioneren omdat die school al een probleem heeft en dat probleem in onzen hoofde niet goed aanpakt? Ik ben niet geneigd om daar volmondig ja op te zeggen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, u gooit alles op een hoop. In artikel 18 staat dat het verplicht is. In een plenair debat zegt u dat u er geen voorstander van bent, terwijl in de wetgeving is bepaald dat het verplicht is. Er moet toch enige duidelijkheid zijn. Natuurlijk zal de ene school het wel doen en de andere niet. Maar het is toch belangrijk dat u, als overheid, een juist beeld hebt van waar er precies tekorten zijn. Er zijn regio’s in Vlaanderen waar er een groot tekort aan leerkrachten is en waar geen leerkrachten worden gevonden en er zijn andere zones waar er een overschot aan leerkrachten is. Er is geen totaalbeeld en men weet dus niet waar men de beschikbare leerkrachten moet inpassen. Door het artikel te volgen – en dat wordt u als minister toch geacht te doen – zult u daarvan een beeld krijgen. Als u praat met de directeurs, zult u zien dat ze ervoor openstaan om dat te doen. Op basis van die objectieve gegevens kunt u op zoek gaan naar oplossingen.
U zegt altijd ‘enerzijds, anderzijds’, maar ik vraag u nu heel duidelijk: kunt u bevestigen dat artikel 18 bepaalt dat het verplicht is? Indien het verplicht is, waarom zegt u hier dan dat het vrijblijvend is? En, indien het verplicht is, waarom vraagt u dan niet aan de scholen om dat artikel 18 correct uit te voeren, zodat u een juist beeld hebt van het leerkrachtentekort? Ik wil van u graag een duidelijk en correct antwoord op die vragen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik u in dezen bijtreden. Los van de techniciteit van de rechtspositie, mijnheer Vandenberghe, denk ik dat we moeten uitgaan van een heel groot vertrouwen in schoolbesturen, die werkgever zijn. Het is de essentie van elk wervend personeelsbeleid, in een markt waar het aantal beschikbare leerkrachten zeer schaars is, dat je alle mogelijke middelen inzet. Wij hebben alvast vertrouwen in die schoolbesturen dat ze dat ook zullen doen om de juiste profielen aan te trekken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil in dezen gewoon verwijzen naar het debat van deze ochtend. De vraag zelf is gesteld in de hoorzitting in verband met VDAB. Men gaf dan aan dat je goed moet kijken wat er online wordt gezet. Gaat het om een deeltijdse of een voltijdse opdracht? Is het een vervanging? Zijn de vacatures nog actueel? Er zijn betrekkingen die in eerste instantie vacant zijn binnen de schoolgemeenschap in het kader van de voorrangsregels. Daar wil ik toch ook naar verwijzen. ‘Vacant’ wil niet noodzakelijk zeggen ‘vacant en invulbaar’ omdat er conform de voorrangsregels anderen aanspraak op kunnen maken. Een goed overzicht van waar er welke tekorten zijn, daar kan niemand tegen zijn, denk ik. De vraag is of het instrument van de databank van VDAB daarvoor het meest aangewezen is. Iets anders is, voor leerkrachten die een job zoeken, hoe ze dat het best doen; de websites van scholen zijn ook niet altijd up-to-date of heel accuraat. Ik treed wel bij dat we moeten opletten voor foute cijfers of overshooting, maar een goed zicht op de situatie, daar kan niemand tegen zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
De vraag was of we daarin moeten sanctioneren.
Niemand heeft het woord ‘sanctioneren’ gebruikt.
Ja, maar je moet toch een beetje consequent zijn? Als je zegt dat het verplicht is en dat ik ervoor moet zorgen dat iedereen dat naleeft, dan zeg je toch ook dat ik moet sanctioneren? Ik zeg u dat er inderdaad een decretale bepaling is, maar dat daar geen sanctionering aan verbonden is, want dat lijkt me niet zinvol. Als je uitgaat van vertrouwen in schoolbesturen, dan heeft het weinig zin om van hieruit te gaan oordelen, gelet op de voorrangs- en reaffectatieregels die er bestaan, waarbij je moeilijk casus per casus kunt gaan oordelen, tenzij je een hele controle op het getouw zet om dan effectief te zien of elke vacature finaal wel terechtkomt in een VDAB-databank. Ik zou niet weten hoe we dat zouden moeten doen, alleszins niet zonder bijkomende administratieve lasten. Ik antwoord u dus dat het me geen goed idee lijkt om te gaan sanctioneren.
Hebt u een punt als u zegt dat de VDAB-databank en de gegevens niet volledig accuraat zijn? Neen, net vanwege het gegeven dat er door onze voorrangs- en reaffectatieregels vacatures zijn die nog niet onmiddellijk voor iedereen opengesteld kunnen worden. VDAB-cijfers zijn wel relevant om een indicatie, een evolutie of een regionale spreiding weer te geven, want van de gegevens met betrekking tot de voorrangs- en reaffectatieregels gaan we er toch van uit dat die regionaal verspreid zijn en overal op dezelfde manier gelden. De spanningsindicator toont nu al heel grote regionale verschillen aan, en vooral verstedelijking speelt daar een grote rol in. In mijn eigen regio, Halle-Vilvoorde, is dat 1,1, wat wil zeggen dat er per vacature maar gemiddeld 1,1 kandidaat is. Dat toont een serieus tekort aan.
Ik denk niet dat we onze energie op de schoolbesturen, die al met problemen en tekorten te kampen hebben, moeten gaan focussen of moeten gaan kijken of zij hun problemen wel genoeg aanpakken op de manier die wij voorschrijven. Wij gaan ervan uit dat een schoolbestuur dat al doet.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Komaan, minister, u antwoordt voortdurend naast de kwestie, ofwel uit onkunde ofwel uit onwil. Ik heb over sanctioneren niet gesproken.
Als u het artikel vrijblijvend wilt laten, verander het dan. Als u aan scholen duidelijk maakt dat het verplicht is, dan gaan ze het al beter toepassen. Ik spreek niet over sanctioneren, want ik weet ook wel dat elke school zijn eigen personeel beheert, maar het belangrijkste is dat u een beeld creëert over de Vlaamse situatie. Als dat niet de ideale manier is, mij niet gelaten, maar bied dan andere zaken aan om wel een correct beeld te krijgen. Draai niet de hele tijd rond de pot. Als minister op zo’n manier antwoorden op concrete vragen, dat vind ik niet correct en ik vind het nog erger als u de zaken omdraait.
De vraag om uitleg is afgehandeld.