Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de werking van sociale circulaire ondernemingen
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het uitgangspunt van het ecologisme is het beste proberen te doen voor mens en milieu. Onlangs bezocht ik de Kringwinkel in Antwerpen, Merksem, waar ook het grote magazijn is. Daar komen die twee pijlers heel mooi samen. Langs de ene kant zorgen zij voor de tewerkstelling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt binnen het gegeven van de sociale economie. Langs de andere kant – dus enerzijds, anderzijds, minister – zetten zij in op hergebruik van materialen in functie van de circulaire economie. Vandaar dat we hen dus kunnen omschrijven als een sociale circulaire onderneming.
In de praktijk blijkt dat het beleid rond die beide pijlers, dat wordt opgesplitst tussen u en uw collega van Omgeving, elkaar kan tegenwerken. Binnen de sociale economie wordt namelijk in het huidige beleid sterk de nadruk gelegd op de doorstroom naar het normale economisch circuit. Dit maakt dat de sterkste profielen wegvloeien uit het bedrijf. Op zich is het uiteraard goed dat doorstroom mogelijk is voor wie zijn plaats kan vinden in het normaal economisch circuit (NEC). Maar dit binair en lineair model zorgt er ook voor dat de sociale onderneming moet inboeten aan efficiëntie en effectiviteit. Op zich is dit ook niet de kerntaak van de sociale economie. Maar wanneer het gaat om de ontwikkeling van een circulaire economie, en dus de maatschappelijke meerwaarde van dit soort ondernemingen, is het toch belangrijk dat ook hun output wordt gemaximaliseerd. Daarom is het essentieel dat de beleidsdomeinen sociale economie en omgeving heel goed samenwerken en afspraken maken om beide doelstellingen te realiseren.
Minister, hebt u reeds overleg gehad of gepland met uw collega-minister van Omgeving in verband met de ondersteuning van de sociale circulaire ondernemingen, die op de kruising zitten van die twee domeinen?
Hebt u reeds overleg gehad met HERW!N, het collectief van sociale circulaire ondernemers?
Wanneer was het laatste overleg tussen het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) over dit thema? Welke afspraken zijn daar toen gemaakt? Hoe wordt dit verder opgevolgd?
Mevrouw Almaci heeft het woord.
‘Circulaire tewerkstelling in België’, een boekje van de Koning Boudewijnstichting, is een nulmeting die men heeft gedaan. Het is vorige week bij alle parlementsleden beland. Ik heb het meteen gelezen de dag erna in de plenaire. (Opmerkingen)
Het was pauze, collega’s, voor u zich druk maakt.
Ik wil daarover een aantal vragen stellen. Ik had origineel één vraag, maar die is in twee gesplitst. Een element is een schriftelijke vraag geworden, en het andere is de vraag die ik nu stel. Dat maakt dat de uitleg over het waarom in de vorige vraag stond, maar ik wil het gerust toelichten.
Uit het rapport van de Koning Boudewijnstichting met de Belgische en de Vlaamse cijfers blijkt dat de arbeidsindex in de circulaire economie sneller groeit dan de regionale gemiddelden voor primaire circulaire sectoren. Dat betekent dat de circulaire economie op dit moment sneller nieuwe jobs creëert. Dit wordt gekoppeld aan verschillende nieuwe vaardigheden en opleidingen, al dan niet gekoppeld aan een verhoogde technologische kennis al naargelang de sector. Dat betekent dat er een enorm potentieel is in die circulaire economie om ook mensen op te vangen die vandaag in de werkloosheid terechtgekomen zijn of die kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Ik verwijs specifiek naar pagina 37 van het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting waaruit blijkt dat de vereiste vaardigheden in de circulaire economie vandaag nog niet bij iedereen aanwezig zijn omdat er eigenlijk een grote winst te boeken valt. Men kan nog geen algemene uitspraken doen over welke soort vaardigheden vereist zijn omdat het een zeer ruime waaier aan activiteiten betreft, primair en secundair.
Dat betekent, als het gaat over dit onderzoek en over de mogelijkheden en het benutten van die mogelijkheden, dat de trend waarbij die arbeidsindex sneller stijgt dan de andere regionale gemiddelden en er andere types jobs nodig zijn, een mogelijkheid biedt voor u als minister.
Dus is mijn vraag of u op basis van dit rapport zult inspelen op die trend, op de kans die er ligt om nieuwe functievereisten te onderzoeken, zoals in het rapport is aangegeven op pagina 37?
Gaat u op een of andere manier die vaardigheden, die nieuwe functievereisten en die bijhorende opleidingen mogelijk maken en eventueel ondersteunen of op een of andere manier samenwerken met instanties die dat kunnen doen? Hebt u daar een visie over? Hebt u daar een plan rond?
Hebt u met degenen die dit onderzoek hebben gedaan al van gedachten gewisseld? En uiteraard, aangezien VDAB onder u valt: zult u samen met VDAB met de opleidingen die zij hebben inspelen op deze grote kans die zich hier biedt?
In die zin is wat collega Annouri aangeeft een illustratie van de kansen die mogelijk zouden zijn. Dit is een aspectje van waar die zich vandaag al aandienen, waar je door een goede samenwerking met collega-ministers maar ook met VDAB en met al degenen die vandaag opleidingen voor volwassenen en werkzoekenden organiseren, snel winst zou kunnen realiseren voor onze Vlaamse economie en zeker voor degenen die daar het meest kwetsbaar in zijn, en in een groeisector, zoals het onderzoek aantoont.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Annouri, ik heb gelezen op Facebook dat u vorige week een hele dag hebt meegedraaid in De Kringwinkel Antwerpen. Op de foto was u zeer enthousiast. Ik heb een tweetal weken geleden ook een kringwinkel bezocht en ik heb er ook eentje geopend in Zedelgem, in een zeer duurzaam, efficiënt en energiezuinig gebouw.
Ik kan u geruststellen: er is overleg geweest tussen mijn kabinet en het kabinet van minister Demir over onze circulaire economie, want het ene sluit helemaal aan bij het andere.
De leidend ambtenaren van de OVAM en het departement Werk en Sociale Economie (WSE) hebben midden 2019 een eerste startoverleg gehad over sociale circulaire economie en over de mogelijkheden om nauwer samen te werken. Daar werden een aantal afspraken gemaakt over de mogelijke rol van het departement WSE ter ondersteuning van de omslag naar een circulaire economie. Er zijn ook twee opvolgingsvergaderingen geweest en op dit ogenblik worden een aantal pistes onderzocht om de omslag naar de circulaire economie te maken.
HERW!N, de koepel van de sociale circulaire ondernemers, is uiteraard al op mijn kabinet geweest. Twee weken geleden ben ik mijn beleidsplannen inzake werk en sociale economie gaan toelichten op de algemene vergadering van HERW!N en dat was een zeer bijzondere ervaring, collega Annouri. Ik had meteen alle leden van HERW!N samen. Ik ben daar ook mee in discussie gegaan en dat was een zeer boeiende en constructieve kennismaking. Ze waren het niet gewend dat een minister haar plannen persoonlijk kwam toelichten, maar voor mij was het wel heel leerrijk om van hen te horen.
U verwijst naar een mogelijk spanningsveld tussen de rol van de sociale economie, namelijk sociale tewerkstelling, competentieversterking en doorstroom van doelgroepwerknemers naar het reguliere economische circuit aan de ene kant, en de uitdagingen op het vlak van circulaire economie aan de andere kant. Er is wel degelijk een zekere spanning, maar dat geldt voor alle maatwerkbedrijven, niet alleen voor die bedrijven die actief zijn in de circulaire economie. Maatwerkbedrijven, of het nu gaat over de vroegere beschutte werkplaatsen of de vroegere sociale werkplaatsen, moeten voldoende wendbaar en veerkrachtig zijn. Het is precies hun DNA en opdracht om die jobs te creëren die geschikt zijn voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Uiteraard doen ze dat in een bepaalde economische context en binnen een economisch model, waarbij ze zowel inkomsten genereren vanuit hun activiteiten als subsidies ontvangen voor de ondersteuning van de doelgroepwerknemers. Die balans moet in evenwicht worden gehouden.
Collega Annouri, ik word trouwens met verstomming geslagen als ik maatwerkbedrijven bezoek en zie hoe die de voorbije jaren geïnnoveerd hebben. Dat is echt spectaculair. Wat mij ook positief stemt, is dat er nu ook heel veel werk is in de sector van artificiële intelligentie (AI). Je zou kunnen denken dat dat als een tang op een varken staat, maar dat is niet het geval, want onze maatwerkbedrijven worden ingeschakeld om die AI te creëren. Er moet heel veel ingavewerk gebeuren en onze maatwerkbedrijven hebben vaak arbeidsprofielen die ideaal zijn voor dergelijk werk. Bij de werknemers creëert dat het gevoel dat ze bijdragen tot een innovatie van het volledige werkveld en dat is een win-winsituatie voor beiden. Dat is een korte uitweiding, maar het toont dat die bedrijven heel breed inzetbaar zijn.
Vanuit de Vlaamse overheid ondersteunen wij maatwerkbedrijven in hun opdracht. Wij proberen ook mee opportuniteiten te creëren voor jobs die geschikt zijn voor deze doelgroep. Het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) onderzocht de opportuniteiten voor maatwerkbedrijven in de circulaire economie in een trendstudie van 2018. U kunt die allemaal raadplegen. Positief is dat de circulaire economie significante tewerkstellingskansen biedt voor kort- en middelgeschoolden en enorme opportuniteiten voor sociaal ondernemen. Verschillende activiteiten inzake circulaire economie lenen zich zeer goed voor doelgroepwerknemers. Ambachtelijke, manuele taken, die een schakel vormen in het logistieke proces van het sluiten van kringlopen, zijn ook geschikt voor kortgeschoolden. Denk daarbij aan inzamelen, sorteren, onderhoud, reparatie en mogelijk ook renovatie van materialen.
Ook de deel- en diensteneconomie biedt kansen voor sociale tewerkstelling. Er liggen dus wel degelijk kansen voor samenwerking tussen de maatwerkbedrijven, de sociale economie, enerzijds en de circulaire economie, de reguliere economie, anderzijds. Die nauwere samenwerking kan trouwens een goede katalysator zijn om concrete doorstroom te realiseren van de sociale economie naar de reguliere economie.
Nu vrijdag, morgen dus – de week gaat snel – breng ik een bezoek aan Galloo in Menen. Dat is een van de grotere recyclagebedrijven voor ferro- en non-ferrometalen in Europa. De hoofdzetel van Galloo werkt zeer nauw samen met maatwerkbedrijf ‘t Veer in Menen. De doelgroepwerkers vormen als het ware een enclave binnen Galloo. Dit is natuurlijk maar één voorbeeld, maar er zijn er heel veel in Vlaanderen. Bij reguliere bedrijven is er veel vraag naar doelgroepwerkers voor specifieke opdrachten.
Als mogelijke bedreigingen voor de maatwerkbedrijven werd de financieel-economische rendabiliteit van circulaire-economieprocessen aangestipt, net als de benodigde competenties van de doelgroepwerknemers, die afdoende aanwezig moeten zijn, de nadelen verbonden aan deelplatformen en het ontbreken van een visie op de sociale component van de circulaire economie. Dat moeten we zeer goed bewaken. De evolutie naar een duurzame en circulaire economie moet voldoende oog hebben voor de maatschappelijke impact en het tewerkstellingspotentieel. Door het feit dat we die studie hebben, kunnen we natuurlijk wel de bedreigingen ook mee in rekening brengen.
Collega Almaci, u hebt dus zeker een punt: er zijn heel wat opportuniteiten voor sociale ondernemers in de circulaire economie. Vanuit het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) ondersteunen we ook actief nieuwe sociale bedrijven. We werken hiervoor samen met de Sociale Innovatiefabriek. Meer dan vijftig stabiele sociale ondernemingen werden de voorbije jaren opgericht, waarvan een derde in de brede sfeer van de ecologie of de circulariteit. Ik zie heel duidelijk een kans om de Sociale Innovatiefabriek nog meer te koppelen aan een missiegericht innovatiebeleid. Dat wil zeggen dat die werking mee kan dienen om de grote maatschappelijke uitdagingen om te zetten in sociale ondernemingen met een brede maatschappelijke meerwaarde. We hebben trouwens de bedoeling om de samenwerking met de Sociale Innovatiefabriek in deze legislatuur nog te versterken. Het budget dat vanuit ondernemerschap wordt geïnvesteerd, zal toenemen, van 400.000 euro naar 500.000 euro. VLAIO is daarover in bespreking met de Sociale Innovatiefabriek om daar uiteraard ook de juiste doelstellingen aan te koppelen, want als je iets ondersteunt, dan moet er natuurlijk ook wel een output zijn.
Collega Almaci, dat brengt me naadloos bij uw aanvullende vragen over de nieuwe vaardigheden en opleidingen. De omslag naar een circulaire economie is een heel belangrijk element in mijn beleid. Het is een goed voorbeeld van hoe de diverse deelbevoegdheden in mijn bevoegdheidsportefeuille – Economie, Innovatie, Wetenschap, Werk, Sociale Economie, maar ook Landbouw – elkaar kunnen verrijken en versterken. We willen ondernemingen, sectoren en partnerschappen op de arbeidsmarkt absoluut ondersteunen, op diverse manieren. Op dit ogenblik vragen we aan sectoren, via de sectorconvenants, om voldoende focus te leggen op een aantal transities, onder andere de circulaire economie, en daarvoor ook aandacht te besteden in hun opleidingsaanbod ten aanzien van de werknemers. Zowel VDAB als SYNTRA Vlaanderen onderneemt een aantal acties om het eigen opleidingsaanbod flexibel aan te passen aan de competentienoden van vandaag en morgen. Bedrijven, en zeker kmo’s, kunnen zowel voor ondersteuning in de vorm van opleidingen als voor advies terecht bij de kmo-portefeuille. Daarnaast is zowel de kmo-groeisubsidie als de strategische transformatiesteun mogelijk voor een transformatieproject. Ook VDAB heeft echter een wezenlijke rol te spelen. VDAB wil meer inzicht krijgen in hoe de vraag naar meer circulaire competenties precies evolueert en wat de impact daarvan is op jobs. Daarom neemt VDAB ook deel aan een aantal concrete onderzoeksprojecten, onder andere eentje met de Koning Boudewijnstichting en een vervolgproject inzake de inclusieve arbeidsmarkt, het project Michelle van Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving HIVA en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).
Nog wordt binnen VDAB heel intens aandacht besteed aan het hergebruik van materialen binnen de opleidingen. VDAB stemt zijn opleidingsaanbod ook af op nieuwe circulaire jobs. Ik geef voorbeelden. VDAB heeft de Green Deal Circulair Bouwen ondertekend, waaruit ondertussen een project is opgestart waarbij VDAB, Bouwunie en Odisee Hogeschool Aalst de handen in elkaar slaan voor een mobiele opleiding inzake circulaire bouwtechnieken. Dat is zeer interessant. Dit jaar bekijkt VDAB ook in samenwerking met ENGIE Electrabel hoe de ‘repowering’ van de VDAB-windturbine op het terrein van het VDAB-competentiecentrum kan worden gekoppeld aan de nieuwe opleiding tot windturbinetechnicus. Verder is VDAB in 2019 samen met een partner met een opleidingsproject voor duurzaamheidsadviseurs gestart. De focus ligt op de ‘sustainable development goals’ (SDG’s) van de Verenigde Naties. Dat pilootproject is net gestart, met twintig werkzoekenden, met heel wat werkplekleren in bedrijven.
Sorry, het is een lang antwoord, maar het is ook een interessante materie, die mij persoonlijk ook wel na aan het hart ligt, zoals u wellicht hebt gemerkt.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik kom sowieso niets te kort, maar het was zeker een bevredigend antwoord.
Minister, ik ben blij dat u die enthousiaste foto hebt gezien. Ik doe dit parlementair werk heel graag, maar die maandelijkse werkbezoeken vind ik echt ongelooflijk leerrijk. Het is interessant om te zien hoe mensen van onderen uit die arbeidsmarkt mee vormgeven. Het klopt wat u zegt over de investeringen die gebeuren bij sociale maatwerkbedrijven. Toen ik op bezoek was bij de Kringwinkel zelf, in het magazijn, zag ik daar een enorm enthousiasme, omdat ze enorm veel geld hadden geïnvesteerd in een nieuw bandsysteem, om hun efficiëntie te verhogen. Dat was hetzelfde soort enthousiasme dat ik zag toen ik bijvoorbeeld bij Colruyt op bezoek ging, waar men ook een nieuw bandsysteem had. Het was hetzelfde soort investering, en hetzelfde systeem.
Bij sommige mensen leeft een soort van vooronderstelling dat sociale bedrijven minder economisch zijn ingesteld. Maar dat is dus niet het geval. Maar die kringwinkels steunen echt op twee poten: het sociale tewerkstellingsluik en het ecologische luik. En er heerst natuurlijk een beetje frustratie bij hen, omdat ze het gevoel hebben dat ze momenteel te weinig worden ondersteund voor die tweede poot.
Een van de zaken waarover zij heel enthousiast waren was het overleg tussen WSE en de OVAM in 2019. U hebt dat ook aangehaald. Dat vond toen plaats in Merksem zelf, waar ik ben geweest. Zij vonden dat heel goed, en hun expliciete vraag was wanneer daar meer uit voortkomt. U hebt aangegeven dat ze nog twee vervolgvergaderingen hebben gehad; ze zijn nu een aantal dingen aan het opzetten. Hebt u zicht op de timing? Wanneer zal daar iets uit voortkomen? Wanneer zullen die voorstellen er zijn, en wanneer mogen mensen daar iets van verwachten? Want vanuit het werkveld wordt daar wel naar gekeken; men is heel benieuwd wanneer men iets concreets kan verwachten.
Zoals ik al heb aangehaald, is er ook die tweede poot: ecologie. Ik zal daar een aantal vragen over stellen aan uw collega van Omgeving. Maar ik denk dat dit soort sector drie zaken verenigt – het sociale, het ecologische en het harde arbeidsmarktbeleid –, en daarom van unieke waarde is voor Vlaanderen. Ik zal die vragen ook zeker stellen aan uw collega van Omgeving, maar mijn concrete bijvraag is hoe de concrete timing eruitziet voor de maatregelen die uit dat overleg naar voren komen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik dank u minister, ook voor uw enthousiasme. Ik hoor heel veel zaken tegelijk. Mijn specifieke vraag ging natuurlijk niet alleen over sociaal ondernemerschap, maar heel specifiek over de economie in zijn algemeenheid. Hoewel ik sociaal ondernemerschap uiteraard een heel warm hart toedraag. Dat is een heel goede opstap, zeker als het gaat over kortgeschoolden of mensen die vandaag werk zoeken op de arbeidsmarkt. Het is een goede manier om een tussenfase te overbruggen.
Ik ben blij met het werk dat vanuit de Sociale Innovatiefabriek gebeurt, en ik ben ook blij met het werk dat VDAB doet, die stapsgewijs meer en meer inzicht krijgt in de problematiek. Het onderzoek dat door de Koning Boudewijnstichting is gevoerd, is wat dat betreft misschien een goede leidraad. Dat heeft ook een kwalitatief aspect, en men heeft vanuit die kwalitatieve insteek ook aangegeven dat er mogelijk nieuwe beroepen zullen ontstaan. Ze verwijzen er ook naar: materiaalscout, milieusteward, systeembemiddelaar. Die beroepen draaien echt rond de ketenbenadering van de circulaire economie; die benadering is immers fundamenteel anders dan bij de gewone wegwerpeconomie. Die aspecten zullen toch belangrijk worden voor de toekomstige functievereisten.
Ik ben blij dat VDAB daar nu al mee aan de slag gaat, samen met andere ondernemingen. Maar wat die kortgeschoolde werknemers betreft, en het opvangen van mensen die in de werkloosheid verzeild raken omdat ze niet aangepast zijn aan de vaardigheden die vandaag op de arbeidsmarkt nodig zijn: als er goed onderzoek gebeurt naar de circulaire economie, en de verschillende kwalitatieve analyses worden verder uitgewerkt, dan heeft dat echt het potentieel om die mensen op te vangen.
Naast het onderzoek dat gebeurt vanuit het HIVA en de Koning Boudewijnstichting is er misschien een mogelijkheid om een combinatie van die onderzoeken op te stellen, en op die manier een stappenplan uit te werken. Zo kunnen we geleidelijk aan in de richting van een circulaire economie evolueren. Die vraag bestaat immers ook bij veel bedrijven. Tegelijkertijd moeten we ook nu al die paden en opleidingen klaarmaken voor hetgeen daarvoor nodig zal zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan windmolens; die windturbinetechnieken lijken mij heel belangrijk. Ik ben ook langsgeweest bij de start van het hele project rond circulair bouwen met de duurzaamheidsadviseur. Maar eigenlijk zegt men hier in de gewone reguliere economie dat die schakels nog ontbreken.
Mensen die vandaag kortgeschoold zijn, daarvoor klaarmaken, dat zijn die elementen die in een gewoon bedrijf, daarom niet gericht op sociale innovatie, niet gericht op circulair van in het begin, maar wel in een gewoon bedrijf, de omzetting naar een ketenbenadering mogelijk maken en dus het mogelijk maken dat een bedrijf zelf die transformatie maakt van een bedrijf dat vandaag afval produceert naar ‘hoe halen we daar het meeste uit’, die materiaalscout, die milieusteward enzovoort, om dat ook uit te werken.
Ik kijk dus uit naar een traject binnen VDAB, samen met de verschillende ontwikkelaars van de onderzoeken, om daar nu al de fundamenten voor te leggen, zodat we maximaal, niet alleen met wat er nu al nodig is, maar wat er ook heel binnenkort van al die bedrijven die zich klaarmaken voor de toekomst, die per definitie duurzamer zal zijn, wat ook voor hen belangrijk is omwille van de kost van hun grondstoffen, om daarmee aan de slag te gaan.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik ben heel blij met de vraag van collega Annouri, vooral in de richting van die mogelijke spanning. Uiteindelijk blijft voor een sociale-economiebedrijf of een maatbedrijf de meest essentiële opdracht voor mij het begeleiden van mensen, zodat ze in een normaal economisch circuit terechtkunnen. En natuurlijk moeten die op zich ook een economisch model hebben, maar het zou wel raar zijn dat mensen tegengehouden worden om de stap te zetten naar het normale economische circuit, omdat de rendabiliteit van het maatwerkbedrijf of het sociale-economiebedrijf zou primeren op het individu dat die stap kan gaan zetten. Ik begrijp die spanning, maar dat is en blijft toch de essentiële doelstelling. Ik hoop dat de minister dat ook zo blijft onderschrijven.
Mevrouw Almaci, wat u schetst, is voor mij geen schets van de circulaire economie. Als je de jobs van vandaag vergelijkt met die van tien jaar geleden of die van de komende tien jaar, dan ben ik ervan overtuigd dat de vaardigheden en de attitudes van elke job veranderen. De problematiek die u stelt, moeten we veel ruimer zien, niet alleen inzake opleiding en vorming naar circulaire economie, ook voor laaggeschoolden en zo verder, maar evengoed voor elke andere job. Laten we gewoon al maar kijken naar de smartphone, om het breder te stellen. Elf jaar geleden was de eerste smartphone op de markt. Nu heeft iedereen die. Maar voor sommige mensen zal dat bijkomende attitudes en vaardigheden vragen. De punten die u stelt, kunnen niet alleen gesteld worden voor de circulaire economie. Volgens mij moet dat gebeuren voor heel onze economie en voor heel de transformatie van de economie die zich vandaag aandient.
Minister, ziet u dat als een specifieke problematiek voor de circulaire economie, of ziet u het veeleer als een problematiek die zich in zijn geheel stelt? We zitten in een economie die in transformatie is. Zijn die continue bijscholing en het continu wijzigen van vaardigheden en attitudes een problematiek die zich breder stelt dan de circulaire economie of is dat een specifiek domein voor die circulaire economie?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Muyters, ik heb er in mijn eerste antwoord al de nadruk op gelegd dat dat vrij algemeen is. Je mag dat niet verengen. Ik ben het dus zeker eens met die laatste opmerking. We moeten ook wel bijzondere aandacht hebben binnen de sociale economie, omdat je al mensen hebt met een grotere afstand. Maar dat is niet alleen in het circulaire. Dat is ook in het andere.
Collega Annouri, u hebt een punt dat we na die twee opvolgingsvergaderingen wel tot resultaten moet komen. Bavo, die op mijn kabinet verantwoordelijk is voor dat dossier, sms’te mij: ‘Ik ga nog een beetje extra druk zetten.’ Dus ter ere van Bavo vermeld ik deze zin. We zijn dus in blijde verwachting, na de bevredigende antwoorden die er allemaal gegeven zijn. Het is een kwestie van voort te doen.
Collega Almaci, collega Muyters heeft al voor een stuk op uw eerste punt geantwoord. Ik was ook wel blij met het tweede deel van uw opmerking. U deelt het enthousiasme over het verschil dat kan worden gemaakt en de urgentie die er is om ook via de diverse kanalen in die nieuwe opleidingen te gaan voorzien. We werken dus verder.
Collega’s, als u mijn enthousiaste foto’s wilt zien: u vindt ze ook op Facebook.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb twee slotopmerkingen.
Mijnheer Muyters, voor mij hebben de sociale tewerkstellingsbedrijven niet als voornaamste doelstelling om door te stromen. Als er kan worden doorgestroomd naar een normaal economisch circuit, is dat heel goed. Maar het is vooral ook heel nodig om mensen heel zinvol aan het werk te zetten, binnen hun eigen capaciteiten en competenties.
Het was heel mooi om te zien hoe er bepaalde onderaannemingen waren van de Kringwinkel, waarbij mensen die eigenlijk al waren afgeschreven voor de arbeidsmarkt een traject kregen en bij een een-op-een ‘hands-on approach’ zelf konden zien wat ze nog konden bijdragen. En op het einde was de conclusie: kijk, ik kan tóch nog iets doen. Of: nee, misschien helemaal niet en dan hebben we het nu voor eens en voor altijd uitgemaakt. En dan is dat ook voor die mensen heel erg duidelijk.
Ik herhaal nog eens het unieke karakter van die twee poten, het sociale en het ecologische, die hier heel mooi in meegaan. Minister, ik hoop dat uw medewerker Bavo druk zal zetten en dat er snel een antwoord komt. Ik volg het zeker op. Het is heel interessant om die twee domeinen veel beter op elkaar af te stemmen. Want die Kringwinkels en wat ze doen, heeft een enorme positieve impact. We moeten die echt versterken.
Mijnheer Muyters, de eerste smartphone was er 24 jaar geleden al.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Wat de heer Annouri daarnet zei, is wel belangrijk. In het voorbeeld dat hij aanhaalt, maar ook breder, zie je dat het ecologische verhaal samengaat met het economische en het sociale verhaal en meerwaarde creëert. In alle drie de gevallen.
Het is goed om, als antwoord op de opmerking van collega Muyters, het voorwoord van het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting erbij te nemen. Zij zeggen dat er nog altijd een belangrijke transitie nodig is om te komen tot een volledige circulaire economie. En daarover gaat het natuurlijk. Circulaire economie is niet gewoon een onderdeeltje van economie. Ik verwijs naar mijn eerste repliek: het gaat erom je volledige economie ketengericht te organiseren. Dat betekent dat, naast de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid en specifieke sectoren die zich daarmee bezighouden, élk bedrijf, elk element in onze economie dat daarin een factor speelt – VDAB, wij politici, de bedrijven zelf, kmo’s – begint na te denken vanuit die ketenbenadering en zo veel mogelijk van afval terug een grondstof maakt enzovoort, met als doelstelling uiteindelijk te komen tot een toekomstvisie waarbij de economie volledig circulair is.
Vanuit dát standpunt, vanuit díé benadering, is er helemaal geen spanning. Vanuit díé benadering is het perfect nodig en denkbaar dat wij, politici, systemen uitdenken, en samen met VDAB en de verschillende elementen die ons daarin ondersteunen, bedrijven helpen die omslag te maken. Om na te denken: wat voor soort jobs moeten er worden gecreëerd om dat te doen evolueren? Er zijn vandaag dure consultants, die bedrijven ondersteunen bij dat soort toekomstdenken. Zij ontwikkelen een heel traject, om te zeggen hoe je je keten gesloten kunt maken. Dat betekent effectief een functie creëren voor wat de Koning Boudewijnstichting een materiaalscout, een systeembemiddelaar noemt.
Onze opmerking is perfect compatibel. Vele bedrijven zijn al volop bezig zich voor te bereiden op de toekomst. Ze herdenken heel hun dienst, heel hun productieproces vanuit duurzaamheid. Want het brengt hen centen op, het creëert mogelijkheden en het maakt hen concurrentieel. En tegelijk heeft het een enorme maatschappelijke impact en een ecologisch voordeel.
De spanning take-make-waste versus de ketenbenadering is er niet. Het is een natuurlijke evolutie. En om die natuurlijke evolutie beter en sneller te laten verlopen, moeten die functievereisten goed worden doordacht. Vooraleer die nieuwe functies worden gecreëerd, moeten de opleidingen ervoor al bestaan. Dat is mijn oproep. Ik ben zeer blij met wat er vandaag al gebeurt, vanuit verschillende invalshoeken. Maar eigenlijk is het rapport van de Koning Boudewijnstichting een prachtige gelegenheid om verder te denken en te zeggen: wat is er nodig zodat elk bedrijf, elke kmo die omslag kan mogelijk maken? Niet elk bedrijf is een bouwbedrijf. Niet elk bedrijf maakt windturbines. Wat is er dan nog nodig? Kunnen we daar samen over nadenken? De oefening gebeurt al. Laat ons samen versnellen.
De eerste iPhone was er in 2007.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.