Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, we lezen in de beleidsnota dat u gaat bekijken of de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) kan worden verruimd in functie van de loonkostondersteuning en de begeleiding van groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. U schrijft ook dat u de VOP gaat optimaliseren, net zoals de andere bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen (BTOM), om zo de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap te verhogen.
Op de website van VDAB staat over de VOP het volgende geschreven: “Om recht te hebben op een VOP moet je in Vlaanderen wonen en aan de nodige voorwaarden voldoen.” Daaronder komt dan een hele lijst.
Hoe wilt u bekijken of de VOP kan worden verruimd in functie van de loonkostenondersteuning en begeleiding naar groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Is daar ook al een timing voor?
Hoe wilt u de VOP en de andere BTOM’s optimaliseren om de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap te verhogen? Hebt u daar al een timing voor?
Als ik dan naar de huidige voorwaarden kijk op de website van VDAB, dan stel ik me de vraag of die lijst nog wel overeenstemt met de huidige regelgeving van de persoonsvolgende financiering (PVF). Ik verklaar mij nader: als we kijken naar de voorwaarden van een VOP voor onbepaalde duur, dan staat daar bijvoorbeeld dat je recht moet hebben op een dagcentrum, een tehuis voor niet-werkenden, of op beschermd, begeleid of zelfstandig wonen. Maar met de veranderingen op welzijnsvlak van de persoonsvolgende financiering spreekt men niet meer over een welbepaalde zorgvorm. Men krijgt dus geen ticket meer van een dagcentrum of een tehuis voor niet-werkenden. Gelet op die veranderingen, vraag ik mij af of de voorwaarden voor nieuwe aanvragen ook hier moeten worden aangepast.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega van der Vloet. Het is een klein beetje spijtig dat u vorige week donderdag niet in de commissie aanwezig was, want er kwam toen een vraag van collega Gennez, waarin we het ook hadden over de VOP, met onder meer de specifieke vraag om de tijdelijke VOP – de VOP van bepaalde duur – qua doelgroep eventueel uit te breiden. Maar uw vraag werd aanvaard, dus het is mijn plicht en een eer voor mij om er toch op te antwoorden. Al hangt ze dus een beetje samen met de vorige discussie. Dat is geen kritiek hoor, ik vermeld het gewoon even.
Idealiter kunnen we op termijn aan de werkgevers één type loonpremie aanbieden dat kan worden ingezet voor beide groepen, zijnde personen met een arbeidshandicap en personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Maar dat vraagt een zeer grondige analyse en een vergelijking van de huidige systemen. De VOP wordt niet enkel ingezet ter ondersteuning van werkgevers die werknemers met de indicatie ‘arbeidshandicap’ tewerkstellen, maar ook ter ondersteuning van zelfstandigen met een arbeidshandicap. Bij collectief maatwerk en de bijhorende premie werken we bijvoorbeeld met andere percentages van de loonkostondersteuning, om maar twee verschillen als voorbeeld te noemen.
En ik vind dat op zich spijtig. Ik heb er vanmorgen nog over gediscussieerd met een van mijn medewerkers; wat een kluwen is het om daaraan uit te raken. We hebben daar gisteren ook met VDAB over gesproken. Volgens sommigen is dat kluwen nodig om iedereen op maat begeleiding te kunnen geven, maar ik zou het liever wat gemakkelijker hebben. Al moeten we er dan natuurlijk voor zorgen dat we dezelfde mensen kunnen bereiken.
Op dit ogenblik werkt ons departement een visie uit voor de uitrol van individueel maatwerk. U weet dat dat ook een belangrijk onderdeel is van het regeerakkoord. Naast de loonpremie die we voorzien, is er ook de vraag naar begeleiding op de werkvloer, in die reguliere onderneming of de reguliere jobcontext. De afspraak met de sector is dat we tegen de zomer van 2020 een duidelijke visietekst op de Vlaamse Regering zouden brengen, en die dan vertalen in decretale regelgeving.
Het optimaliseren van de VOP en de bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregel is een continu proces, waarbij we rekening houden met veranderende werkomstandigheden en medische en andere maatschappelijke evoluties. De regelgeving is begin 2019 nog aangepast om voor personen met een indicatie ‘arbeidshandicap’ van wie de situatie nog kan evolueren, een tijdelijke premie van 20 procent van het geplafonneerde referteloon mogelijk te maken. We hebben daar vorige week over gediscussieerd. Op die manier kunnen we bijvoorbeeld personen die herstellen van een zware ziekte of die een bepaalde handicap hebben opgelopen, tijdelijk ondersteunen op de werkvloer.
Tegelijk hebben we het maximumaantal tolkuren voor personen met een auditieve beperking verhoogd en hebben we het mogelijk gemaakt dat cursisten tijdens werkplekleren en leerlingen in duaal leren ook gebruik kunnen maken van aanpassingen aan het arbeidsgereedschap en de arbeidskledij. Die BTOM-maatregelen zijn dus in permanente evolutie.
Op dit ogenblik lopen in het kader van het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) twee onderzoeken. Er is de evaluatie van het doelgroepenbeleid, waar ook de VOP door gevat wordt, en er is een onderzoek naar het verhogen van de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap, met ook onderzoek naar buitenlandse voorbeelden. Dat is dus zeer interessant. We verwachten de resultaten van beide onderzoeken in het voorjaar van dit jaar. En dan kunnen we bekijken of we nieuwe wijzigingen inzake individuele premieondersteuning moeten doorvoeren, maar altijd rekening houdend met de beleidsplannen en werkzaamheden rond de invoering van individueel maatwerk. Dat zal allemaal een beetje samenkomen.
Het recht op VOP wordt in een aantal fases toegekend door VDAB. De eerste stap is het vaststellen van de indicatie ‘arbeidshandicap’. Stap twee: na het vaststellen van de indicatie wordt het recht op ondersteuning door een bijzondere tewerkstellingsmaatregel vastgesteld. Dat kan gaan om de VOP, maar ook om een aanpassing van de arbeidspost, de kledij, het gereedschap enzovoort. VDAB kan dat op twee manieren bepalen. Er is een lijst met automatische rechten en er is een multidisciplinair arbeidsonderzoek. De lijst met de automatische rechten wordt door VDAB opgesteld in overleg met medische en andere experten. Die wordt ook regelmatig herbekeken en voorgelegd aan de raad van bestuur van VDAB. En dat wordt dan nog eens in een ministerieel besluit gegoten. Het volgt dus een hele weg, maar dan is het wel een automatisch recht.
Het feit dat een persoon over een PVF vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) beschikt, betekent op dit ogenblik niet dat de persoon onmiddellijk over een automatisch recht op de VOP of een andere maatregel kan beschikken. De VOP is immers een individuele maatregel, afgestemd op de betrokkene en zijn inschakeling op de werkplek zelf. Het is geen rugzak die je krijgt. Het hangt concreet samen met waar je precies aan de slag gaat.
Het VAPH hanteert een aantal andere criteria om de PVF te bepalen. Ik heb wel aan VDAB gevraagd om met het VAPH te bekijken hoe de gegevensuitwisseling veel efficiënter zou kunnen verlopen. Ik sluit niet uit dat we op basis van de resultaten van die gesprekken een voorstel kunnen formuleren voor een aanpassing van de lijst van automatische rechten. Het is misschien zelfs een uitgelezen kans om dat te doen.
De reden waarom een persoon een PVF ontvangt, kan aanleiding geven tot een automatisch recht op ondersteuning van een VOP of een BTOM-maatregel. De persoon met een PVF kan ook via een multidisciplinair onderzoek door de VDAB een recht op ondersteuning krijgen, maar dat hoeft niet altijd een automatisch recht te zijn.
Om een heel technisch verhaal eenvoudig samen te vatten: VDAB en het VAPH zitten samen om te kijken of er grotere synergieën zijn dan vandaag. Dat kan effect hebben op de uitbreiding van de lijst met automatische rechten. Maar sowieso zal dat niet alles zijn, net vanwege die geïndividualiseerde link die er is met de werkplek waar men terecht kan komen.
Mevrouw Van der Vloet heeft het woord.
Excuseer dat ik er vorige week niet was. Ik was met een andere commissie op werkbezoek. Soms lopen dingen samen. Maar ik heb het antwoord wel gelezen.
Ik denk dat het positief is dat het VAPH en VDAB zullen samenzitten. We willen meer mensen aan het werk, dus ook mensen met een handicap. Zij moeten voor het VAPH al heel veel papierwerk in orde brengen. En dan willen ze ook nog gaan werken en moeten ze daarvoor nog een hele papierwinkel afwerken. Het is heel belangrijk dat die twee nu zullen samenzitten en eventueel kijken naar automatische rechten. Maar het blijft natuurlijk iets individueels.
Ik heb een bijvraag. Ik heb pas het aantal aanvragen naar die arbeidspostaanpassingen schriftelijk opgevraagd. Tussen de aanvraag en de toekenning zijn er heel wat weigeringen. Wat kan de reden van weigering zijn?
Het aantal arbeidspostaanpassingen daalt. Wat zijn de specifieke redenen daarvoor? Is het bijvoorbeeld omdat de gebouwen al wat meer zijn aangepast en er dus bijvoorbeeld geen speciale deurklink moet worden geplaatst? Wat zijn de specifieke redenen? Want als we meer mensen aan het werk willen, en de arbeidspostaanpassingen dalen, aan wat ligt dat dan? Wat zijn daarvoor de redenen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik heb de cijfers gezien, maar wij hebben daar nog geen oorzaken voor. Ik kan die cijfers dus nog niet meegeven. Als ik daar meer nieuws over zou hebben, zal ik het u laten weten. Het is wel eigenaardig. Dat vind ik ook. We moeten bekijken wat de oorzaken precies zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.