Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
De volgende vraag gaat over iets wat laaghangend fruit is. Het zou een no-brainer moeten zijn voor onze arbeidsmarkt: hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers.
Op dinsdag 28 januari hebben we allemaal een artikel kunnen lezen in De Standaard over Farouk Al-Hasbani. Het werd ook kort aangehaald in de plenaire vergadering. Dat is een man van vijftig uit Syrië, die in 2016 in België is aangekomen, samen met zijn vrouw en twee kinderen. De man in kwestie is een doctor in de Franse literatuur, en hij zou heel graag aan de slag gaan als leraar Frans. Hij heeft ook jaren ervaring met lesgeven maar hier wil niemand hem aannemen, zogezegd omdat zijn Nederlands niet goed genoeg is of omdat hij te ver woont.
Naar eigen zeggen heeft de man maar liefst 1700 keer gesolliciteerd – wat volgens mij een wereldrecord moet zijn en in aanmerking moet komen voor het Guinness Book of Records – maar nog steeds zonder resultaat. Slechts hier en daar kreeg hij een losse opdracht. Ons onderwijs is nochtans wanhopig op zoek naar leerkrachten Frans en naar mannelijke leerkrachten. Hij heeft zich ook ingeschreven bij VDAB, maar omdat hij hooggeschoold is, wordt hij amper door hen opgevolgd. Ook voor zijn vrouw is het niet gemakkelijk. Zij heeft een master in de sociologie en heeft in Syrië gewerkt als sociaal assistent, maar werkt nu enkel een paar uurtjes per dag in de naschoolse opvang.
Dit probleem is anekdotisch, maar het is een probleem dat we al langer kennen. Volgens een onderzoek van Wets en De Cuyper uit 2016 heeft slechts 45 procent van de hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers een job vijf jaar na aankomst in België. Ze doen het bovendien nog slechter dan de middengeschoolden. En naast het feit dat ze moeilijk aan werk raken, blijken ze ook vaak onder hun niveau tewerkgesteld.
Daarom werden in het verleden binnen het @level2work-project, gefinancierd door het Europees Fonds voor Asiel en Migratie, diverse opleidings- en tewerkstellingsacties ontwikkeld om hoogopgeleide nieuwkomers uit derde landen meer kansen te geven op een job die overeenkomt met hun opleidingsniveau. Dat gebeurde in samenwerkingsverbanden met verschillende partners, waaronder VDAB en het Agentschap Integratie en Inburgering. Uit de evaluaties bleken die projecten met een aanpak op maat voor die doelgroep zeer succesvol. Goed nieuws, dus.
Na afloop werd die benadering geïntegreerd in de dienstverlening van VDAB, maar het is toch belangrijk om deze specifieke problematiek niet uit het oog te verliezen, net omdat hij een aangepaste aanpak vereist. In de zoektocht om zoveel mogelijk mensen aan de slag te krijgen, moet dit volgens mij echt een no-brainer en laaghangend fruit zijn.
Minister, hebt u meer recente cijfers over hoeveel hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers vijf jaar na aankomst in België een job hebben? Zijn die cijfers intussen gestegen of gedaald, vergeleken met 2016? Bent u van plan hier nog specifieke projecten rond op te zetten? Zo ja, welke middelen zult u daarvoor vrijmaken? Welke projecten zouden dat dan zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Annouri, voor gedetailleerde cijfers verwijs ik naar mijn antwoord op schriftelijke vraag nummer 70 van collega Malfroot. Uit die cijfers concludeer ik dat de uitstroom naar werk voor die groep de laatste jaren wel in stijgende lijn zit. Van de hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers is de uitstroom naar werk na 6 maanden gestegen van 28,1 procent in 2016 naar 35,8 procent in 2019. In 2017 stijgt dat percentage na 24 maanden naar 51,2 procent. Tot mijn spijt heb ik nog geen recentere cijfers dan 2017, maar dat is ook logisch, aangezien de 24 maanden nu nog maar net zijn afgelopen. Hopelijk hebben we binnenkort weer recentere cijfers.
In 2020 wordt de dienstverlening van VDAB voor hoogopgeleide anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond uitgebreid met jobhunting en mentoring naar werk. Jobhunting is een intensieve vorm van bemiddeling waarbij de nadruk ligt op een proactieve benadering van werkgevers. Zoals het eindrapport van @level2work aangeeft, zijn drempels aan de vraagzijde mogelijke redenen voor de lagere tewerkstellingsgraad van hoogopgeleide anderstaligen. Jobhunting speelt daarop in door weerstand en twijfels aan werkgeverszijde weg te nemen en de competenties van de kandidaat te vertalen naar de concrete noden op de Vlaamse arbeidsmarkt. Daarvoor werkt VDAB samen met partners. Het bestek werd begin januari gepubliceerd. De dienstverlening zal ten laatste in juni 2020 starten. Voor die opdracht werd een budget van 640.305 euro voorzien voor het eerste jaar. We willen daarmee 495 werkzoekenden bereiken, verspreid over heel Vlaanderen, met uitzondering van West-Vlaanderen, omdat daar al langer het project ‘Huis van het Leren’ loopt.
Eind 2019 is de subsidieoproep ‘mentoring naar werk’ gelanceerd voor anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond. Hierbij wordt een werkzoekende gekoppeld aan een mentor met meer kennis en ervaring. De mentor ondersteunt de werkzoekende in het overbruggen van de kloof tot de arbeidsmarkt en in het uitbreiden van zijn netwerk. Hij versterkt ook de interculturele vaardigheden en inzichten in de uitdagingen op de arbeidsmarkt. Van de partners die intekenen, wordt een specifieke aanpak voor hoogopgeleide anderstaligen verwacht. Een van de doelgroepen is net die van de hoogopgeleiden. Ik heb ook gevraagd hoe dat komt, maar het blijkt dat de redenen degene zijn die net de aanleiding vormen voor uw vraag. De dienstverlening start in mei 2020.
Dan zijn er uiteraard nog acties die al een eindje lopen, zoals gespecialiseerde bemiddelaars voor hoger opgeleide anderstaligen. De inhoud van de website atlevel2work.be werd overgezet, geüpdatet en uitgebreid. VDAB biedt werkzoekenden ook begeleiding bij de aanvraag voor erkenning van buitenlandse diploma’s. In alle provincies geeft VDAB de opleiding ‘Hogerop’ voor hoogopgeleide anderstaligen. In 2019 namen daar 77 mensen aan deel.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik zal de schriftelijke vraag van collega Malfroot zeker nog een keer doornemen.
Het is goed dat bepaalde dingen zullen worden ondernomen. Het is ook vooral goed dat u zegt dat die nieuwe initiatieven specifiek zullen worden gericht aan de hoogopgeleide anderstalige nieuwkomers. Als het gaat over mensen met migratieroots en de kloof waarover we het daarnet hebben gehad, heeft dat specifieke redenen zoals sociaal kapitaal. Maar als iemand die hoogopgeleid is en die naar eigen zeggen 1700 keer solliciteert, die zeer enthousiast is maar steeds een ‘njet’ als antwoord krijgt, dan toont dat aan dat het probleem misschien niet zozeer bij hem ligt maar ergens anders. Het meest opvallende aan dat stuk in de krant vond ik dat de man afsloot met te zeggen dat hij helemaal niet verbitterd is en dat hij gewoon rustig blijft voortdoen tot het in orde komt. Daar kunnen we allemaal wel lessen uit leren qua volharding, optimisme en goed in het leven staan.
Een tweede vraag die u ongetwijfeld zeer bekend is, gaat over de erkenning van de diploma's, waar heel veel rond te doen is geweest. In hoeverre is daarover overleg met de minister van Onderwijs? Ik denk dat dat een specifiek punt is. Mensen komen hier toe en hebben bepaalde capaciteiten uit een ander land. We kunnen niet onmiddellijk zeggen dat het dan hetzelfde soort diploma is dan bij ons, maar het loopt nu nog veel te moeilijk om die mensen kansen te geven. Ik weet dat u daar de vorige legislatuur mee bezig bent geweest als minister van Onderwijs, maar ik denk dat dit nog een werkpunt en een kwetsbaarheid blijft. In hoeverre zult u dat opnemen met uw collega bevoegd voor Onderwijs?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik wil kort nog eens mijn pleidooi voor echte praktijktesten herhalen. Minister, we hebben daar al een aantal keer over gediscussieerd. In het bijzonder voor die hoogopgeleiden, waarvan de logica zegt dat ze gemakkelijker aan de slag zouden moeten geraken, kunnen praktijktesten het sluitstuk zijn om mensen meer kansen te bieden.
In het opleidingsinstrumentarium van VDAB zien we nog te vaak dat werkzoekenden met migratieroots in grote mate blijven steken in voorbereidende, niet direct werkgerelateerde vooropleidingen, zoals attitudetraining en sollicitatietraining, zonder door te stoten naar de beroepsgerichte opleiding. Dit is uiteraard vooral voor mensen die korter geschoold zijn. Maar we zien ook in het werkplekleren dat mensen met migratieroots ondervertegenwoordigd zijn. Misschien moeten we eens inzoomen op de vraag hoe het komt dat daar drempels zijn, omdat die twee elementen, werkplekleren en trainingen via VDAB, een opstap kunnen zijn naar werk.
Ik weet dat het gevoelig is omdat het bijvoorbeeld bij het Minderhedenforum tot voor kort als mogelijk stigmatiserend werd ervaren, maar overweegt u gerichte loonkostensubsidies, gecombineerd met die competentieversterkende maatregelen op de werkvloer, met origine als doelgroep? Ik zeg wel degelijk ‘tot voor kort’ omdat het Minderhedenforum bijvoorbeeld zich recent uitsprak voor dit soort maatregelen omdat de kloof van ondertewerkstelling zeer groot blijft bij mensen met migratieroots, wat ook hun opleidingsniveau is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Annouri, wat het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) betreft, daar heb ik de vorige legislatuur een absolute prioriteit van gemaakt en daar heb ik extra budget voor voorzien. De doorlooptijden zijn verbeterd, maar u kunt van mij niet verwachten dat ik mensen met de zweep in de hand verplicht om snel diploma’s te erkennen. Ik wil geen devaluatie van diploma’s. Als men ergens een diploma gehaald heeft dat we hier als gelijkwaardig erkennen, dan moeten we er zeker van zijn dat het ook echt gelijkwaardig is. Als mensen vluchten uit een bepaalde regio waar er oorlog is, dan kan ik mij inbeelden dat hun eerste bezorgdheid niet is om hun diploma mee te nemen. Als dan blijkt dat de universiteit waar ze dat diploma gehaald hebben, gebombardeerd is, dan is het vaak heel moeilijk om terug te vinden hoe de vork in de steel zit. Dat is het evenwicht dat de universiteiten en hogescholen wensen: snelheid moet gepaard gaan met grondigheid. Maar we hebben dus voor extra budget gezorgd en er zijn meer mensen mee bezig, dus dat geeft wel enig resultaat.
Uw zorg is dus terecht, maar hopelijk begrijpt u ook dat we niet zomaar op basis van een verklaring kunnen zeggen: ‘Het is goed, het zal wel in orde zijn.’ Als men niet meer in staat is om de diploma’s in het land van herkomst op te vragen, dan moet men op andere manieren gaan vaststellen dat iemand arts of ingenieur is. Dat is één punt, maar het is absoluut een prioriteit.
VDAB werkt trouwens al samen met NARIC, maar ik heb vanuit mijn bevoegdheden gemerkt dat die samenwerking voor verbetering vatbaar is. Daar gaan we absoluut werk van maken.
Collega Gennez, uiteraard zijn er drempels, bijvoorbeeld omdat de nieuwkomer de taal niet kent. Er bestaat nu evenwel zoiets als ‘Nederlands op de werkvloer’, waarbij de werkgever en werknemer ondersteund worden op het vlak van taalverwerving. Ik voorzie niet direct nieuwe financiële incentives, maar we mogen ook niet te negatief zijn: ik heb net gezegd dat de cijfers verbeteren. Dat zien we ook. Zowel aan de kant van de werkgevers als aan de kant van de opleidingen zie ik dat men ondanks de huidige krapte doorbraken probeert te forceren.
Ik heb het verhaal ook gelezen in de krant. Dat verhaal heeft me ook wat gechoqueerd. Die man kreeg van VDAB te horen dat hij hoogopgeleid was en dus zijn plan moest trekken. Joris vertelde mij net dat hij, toen hij zich bij VDAB ging inschrijven, te horen kreeg: ‘Je hebt een computer, je kunt dat ook thuis doen.’ Hij is dan via een interimkantoor als werknemer bij VDAB terechtgekomen, en zo werd VDAB zijn eerste werkgever. Het blijft mensenwerk, daarom geef ik ook dat voorbeeld. Alles staat of valt natuurlijk bij de empathie van de persoon die iemand ontvangt. Als het klopt wat er in de krant staat, dan zullen de mensen bij VDAB daar zeker ook niet gelukkig mee zijn, want het staat haaks op de filosofie van VDAB: om iedereen te helpen. Als het verhaal dus klopt, dan wil ik mij namens VDAB graag excuseren, want dat is vervelend. Ik probeer wel duidelijk te maken dat dit echt niet de modale manier van werken is of zou mogen zijn.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ik heb nog twee slotopmerkingen. Ten eerste klopt het wat collega Gennez zegt. Alle goede wil ten spijt merken we inderdaad wel dat mensen met een migratieverleden die hoger opgeleid zijn, nog altijd zeven keer langer moeten solliciteren dan hoger opgeleide autochtonen. Er moet dus een versnelling hoger geschakeld worden, zodat iedereen met gelijke kansen zijn kans kan wagen op de arbeidsmarkt.
Ten tweede katapulteert mijn vraag mij ook terug naar mijn studententijd en mijn eerste studentenjob, als orderpicker bij Brico. Dat was een heel leuke job en heel veel mensen werkten graag bij Brico. Ik heb me toen een maand lang goed geamuseerd en heb ook goed verdiend. Ik heb daar toen een Cubaanse bio-ingenieur leren kennen die uit Cuba gevlucht was. Terwijl die periode voor mij heel leuk was, was dat voor hem een zeer triestige periode. Hij was gevlucht en had een heel sterk diploma, maar hij vroeg zich af hoe hij ooit iets van zijn leven zou kunnen maken. Hij bleef vastzitten in een sector die niet de zijne was. Het is een verliessituatie als wij er als maatschappij niet in slagen om supercompetente mensen die willen bijdragen tot onze arbeidsmarkt, niet de kans kunnen geven om dat ook effectief te doen. Ik kijk heel hard uit naar de verbeterpunten voor de samenwerking tussen VDAB en NARIC. We zullen dit blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.