Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, we kennen de uitdagingen voor De Lijn inzake de vergroening van het wagenpark. Ten laatste in 2025 worden alle stadskernen emissievrij bediend en ten laatste in 2035 rijden alle bussen in heel Vlaanderen emissievrij. Ook de private onderaannemers van De Lijn, de zogenaamde pachters, worden daar maximaal bij betrokken.
Als we naar de cijfers kijken, blijkt dat De Lijn in Vlaanderen jaarlijks ongeveer 40 procent van alle gereden kilometers aan die private busbedrijven overlaat. Het merendeel van die exploitanten geeft aan vooral ritten in de centrumsteden te rijden. Als we die doelstelling vooropstellen, heeft dit tot gevolg dat er nogal wat ongerustheid is over de invoering van de vergroening van de vloot, zeker als de bediening in de stadskernen van alle centrumsteden ten laatste in 2025 emissievrij moet zijn.
Het is niet zo dat de private onderaannemers niet bereid zijn te investeren of inspanningen te leveren, maar met het oog op de eigen investeringen in de komende jaren, hebben ze vooral nood aan goede communicatie en aan snelle duidelijkheid over hoe de vergroening eraan toe zal gaan. Als een bus vandaag wordt besteld, wordt hij morgen niet geleverd. Daar zit wat tijd tussen en om de investeringen te kunnen plannen, is het voor die private onderaannemers dan ook van belang snel duidelijkheid te krijgen.
Minister, ik ga ervan uit dat u de ongerustheid van de private onderaannemers kent. Zij vragen om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Hebben u of uw medewerkers al met de sector van de private onderaannemers overlegd? Zo ja, wat is het resultaat hiervan geweest?
Moeten alle bussen van de privé-exploitanten die in de stadskernen worden ingezet ook emissievrij zijn tegen 2025? Dat is de doelstelling, maar aan welke voorwaarden moeten hun bussen vanaf 2025 voldoen? Zullen zij door de Vlaamse overheid op allerlei manieren worden begeleid bij de vergroening van hun vloot?
U weet dat de investeringskost van een zero-emissiebus anderhalf tot tweemaal zo hoog ligt als bij gewone lijnbussen. De roep om een vorm van cofinanciering is dan ook nabij. Is het, met andere woorden, de bedoeling dat de Vlaamse overheid voorziet in een vorm van cofinanciering voor de vervanging van die bussen? Zo ja, op welke manier en op welke voorwaarden zal dat gebeuren?
De gemiddelde lijnbus heeft een levensduur van veertien of vijftien jaar. De constructie en levering van bussen duurt ook een bepaalde tijd. Indien de bussen van de privé-exploitanten tegen 2025 emissievrij moeten zijn, moeten die onderaannemers nu al de nodige investeringen kunnen voorbereiden. Welke communicatie moeten de privé-exploitanten van De Lijn over de vergroening van de vloot verwachten? Wanneer zal dit gebeuren?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, ik weet dat er ongerustheid is bij de pachters. Die ongerustheid is er omdat er nogal wat onduidelijkheid is en omdat een en ander in beweging is. We hebben al meerdere gesprekken gevoerd met de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers (FBAA), de beroepsfederatie van de exploitanten. U hebt wellicht al de nieuwsbrieven van de FBAA gezien, waarin duidelijk staat vermeld dat er al een gesprek met ons is geweest en dat we heel wat vragen al hebben beantwoord.
De vragen en bekommernissen hebben betrekking op de transitie naar zero emissie en het investeringsplan. Ze maken zich ook zorgen om de problematiek van de lage-emissiezones en om de nieuwe bestekken die er zitten aan te komen.
U weet dat er ongeveer 150 bestekken of contracten zijn met de pachters of de exploitanten. Een heel aantal daarvan moeten deze legislatuur worden vernieuwd en daar komt natuurlijk wel wat bij kijken.
Zij hebben ook vragen bij de technische vereisten voor voertuigen, bij de toekomstige vernieuwing van de contracten en de behandeling van de bestaande vloot dieselbussen, en bij de vereiste aanpassing van de stelplaatsen en de opleiding van de medewerkers.
Er is een periodiek overleg tussen De Lijn en de beroepsfederatie waarbij De Lijn en de sector elkaar op de hoogte houden van de vergroening en van de selectieleidraad die de raad van bestuur van De Lijn recent heeft goedgekeurd over de aankoop van negenhonderd bussen voor de periode vanaf 2023.
Uit de cijfers van de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemingen en van Reisorganisatoren (FBAA) blijkt dat de pachters of de exploitanten beter scoren inzake de vergroening. 72 procent van de voertuigen die zij gebruiken zijn van Euro 5- of Euro 6-norm terwijl bij De Lijn slechts 47 procent van de bussen een Euro 5- of Euro 6-motor heeft. In de contracten tussen de exploitanten en De Lijn staat ook dat de maximale leeftijd van de bussen veertien jaar is terwijl er van De Lijn zelf misschien nog wel wat oudere bussen rondrijden. Als het goed is, mag dat zeker ook gezegd worden. De exploitanten hebben op dat vlak een streepje voor
Er wordt geen onderscheid gemaakt in de doelstelling tussen bussen van De Lijn en bussen van de privé-exploitanten. We kunnen daar geen onderscheid in maken. Dat betekent dat alle bussen van de privé-exploitanten die worden ingezet in de stadskernen emissievrij moeten zijn tegen 2025.
Men moet het geheel bekijken van alle kosten die gaan van aankoop tot onderhoud, verbruik en andere kosten tot het einde van de leeftijd van de bus.
De investeringskost van de zero-emissiebussen en de cofinanciering zijn aanzienlijk, dat kunnen we niet ontkennen maar we moeten dat in zijn geheel blijken. We weten dat een volledig elektrische bus vandaag duurder is dan een diesel- of een hydride bus maar er spelen natuurlijk ook andere factoren mee zoals het onderhoud, het verbruik en de leeftijd. In de autosector en in de autotechnologie is er heel veel in verandering. Wat vandaag optimaal is, is dat binnen vijf of tien jaar misschien helemaal niet meer.
Het voordeel dat de privé-exploitanten hebben ten opzichte van De Lijn is dat zij hun investeringen kunnen afschrijven over de looptijd van de bus. Dit is wat wij ook willen bereiken met de deconsolidatie van De Lijn.
Momenteel is er geen sprake van cofinanciering. De pachters zijn zeer tevreden over het model zoals dat momenteel voorligt; Zij willen liefst 50 procent van het geregeld vervoer voor hun rekening nemen en daarop is nog marge mogelijk zodra de tramkilometers worden meegeteld in het openbaar vervoer. De pachters zijn in elk geval vragende partij om dat model te behouden. Dat betekent ook wel dat zij tevreden zijn met de huidige financiële regeling, die uiteraard ook mee is opgenomen in die bestekken.
Wat uw vierde vraag betreft, kan ik u meegeven dat de privé-exploitanten op de hoogte zijn van de investeringen die ze moeten doen rond zero emissie. Zij ontvangen ook telkens dezelfde info als De Lijn. En de normen die voor De Lijn gelden blijven natuurlijk ook van toepassing op de privé-exploitanten. Dit is ook zo opgenomen in de bestekken. Het zal dus net zoals voor De Lijn ook voor de privé-exploitanten zaak zijn om zo snel mogelijk te kiezen voor vergroening, zodat men via een geleidelijke uitfasering de overgang kan realiseren.
In het periodieke overleg met de beroepsfederatie van exploitanten houden De Lijn en de sector elkaar op de hoogte van de vergroening. Volgens de laatste stand van zaken zal het thema van vergroening in de loop van 2020 verder worden uitgewerkt, als voorbereiding op de heraanbesteding van de talrijke contracten. De federatie wordt daar ten volle bij betrokken.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verduidelijking. Het lijkt mij goed dat we tijdig starten met de voorbereiding van dat verhaal, uiteraard ook voor die privé-exploitanten. Ook al kunnen zij vandaag met een ander businessmodel werken dan De Lijn. Toch is het goed dat zij tijdig alles voorbereid kunnen zien. Daarom steek ik een pluim op de hoed van De Lijn als zij dat periodiek overleg zeer goed aanpakken, en goed in dialoog gaan met de sector.
Ik had nog een bijkomende vraag. U had het over de bestekken en de technische contouren van die vergroening, waarbij de sector wel betrokken zou zijn. Ik had ook gevraagd of zij worden begeleid bij de vergroening van hun beleid. Is het in dat opzicht een optie om een soort raamcontract in de markt te zetten, waarop onderaannemers al dan niet kunnen intekenen? De Vlaamse overheid doet dat al voor heel wat andere zaken, bijvoorbeeld richting de lokale besturen. Op die manier kan men misschien betere schaalvoordelen halen, of een beter prijsvoordeel uit de brand slepen. Ik weet niet of die optie al overwogen is. Mocht dat niet zo zijn, stel ik voor dat het toch eens wordt bekeken. Het kan voor die onderaannemers, die privé-exploitanten wel een duwtje in de rug zijn, denk ik.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik had begrepen dat zij kunnen intekenen op het contract, die selectieleidraad die op dat moment werd goedgekeurd op de raad van bestuur van De Lijn. Maar ze hebben wel aangegeven dat ze eigenlijk weinig bij die aanbesteding betrokken waren, en dat daar in de toekomst nog meer op moet worden gefocust. Dat moet wat meer aan bod komen, in het kader van het periodiek overleg.
Of wij hen dan zelf nog meer moeten begeleiden in de vergroening van hun eigen vloot? Heel wat van die partners hebben zelf al contracten met hun leveranciers, en over het algemeen hoor ik toch dat dat goed loopt. Zij kunnen daar waarschijnlijk al aan goede voorwaarden aankopen doen. Nu, als zij vinden dat ze toch mee moeten kunnen intekenen op het verhaal van De Lijn, dan nemen we dat zeker mee in het volgende overleg dat plaatsvindt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.