Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, in de beleidsnota Justitie wordt terecht veel aandacht besteed aan de thematiek en de aanpak van seksueel geweld en intrafamiliaal geweld. Wat specifiek het intrafamiliaal geweld betreft, is de wet van 15 mei 2012 van belang, waardoor sinds 1 januari 2013 in België de mogelijkheid bestaat om een tijdelijk huisverbod op te leggen in geval van huiselijk geweld. Met dat nieuwe instrument plaatst België zich in de rij van landen die eerder beslissingen namen rond preventieve of tijdelijke huisverboden, zoals Oostenrijk, Nederland en Spanje. Het schenden van een opgelegd huisverbod wordt via een andere wet strafbaar gesteld, namelijk de wet van 15 juni 2012.
Sinds kort gelden er een aantal nieuwe regels voor het opleggen en het uitvoeren van een tijdelijk huisverbod bij intrafamiliaal geweld. De wijzigingen, ingevoerd door de wet van 5 mei 2019, die in werking is getreden op 3 juni 2019, kwamen er op vraag van de hulpdiensten, de politie en de magistratuur. Zij deden een reeks aanbevelingen na analyse van drie jaar toepassing van het huisverbod. In de nieuwe wet wordt uitdrukkelijk voorzien dat de procureur des Konings zijn beslissing tot tijdelijk huisverbod onverwijld meedeelt aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen, opdat die de uithuisgeplaatste zou bijstaan en opvolgen tijdens het tijdelijk huisverbod. Die bepaling in de wet is vanzelfsprekend cruciaal, want die maakt het ook effectief mogelijk om een integraal hulpverleningsaanbod te ontwikkelen en aan opvolging te doen.
U hebt recent ook via de pers aangekondigd dat de Vlaamse justitiehuizen ingeschakeld zullen worden bij de begeleiding van de daders van huiselijk geweld en dat er onder meer daarom ook 150 justitieassistenten bij zullen komen. Het is natuurlijk heel positief, minister, dat op die manier gebruik zal worden gemaakt van de nieuwe wettelijke mogelijkheid. De justitieassistenten moeten dan natuurlijk ook wel goed voorbereid zijn. Zij worden vandaag immers al heel sterk bevraagd, zoals we allemaal weten. Bovendien is het zo dat de mogelijke situaties waar huisverbod nodig blijkt en kan worden opgelegd, zo uiteenlopend zijn dat allesomvattende richtlijnen moeilijk en niet evident zullen zijn. Bovendien zal ook de hulpverlening in diverse gevallen verschillend moeten zijn.
U hebt aangekondigd dat er 150 extra justitieassistenten zullen komen. Hoe zal de geografische spreiding en de taakverdeling gebeuren? Is er al zicht op de concrete noden en de werkdruk? Hoe en waar zullen in concreto de justitieassistenten ingeschakeld worden bij de begeleiding van daders van huiselijk geweld? Uit de cijfers blijkt immers dat er grote verschillen zijn tussen de gerechtelijke arrondissementen wat betreft de toepassing van het huisverbod. Dat is ook absoluut een aandachtspunt, dat het in sommige regio’s en arrondissementen meer gebruikt wordt en in andere niet. Het zou zinvol zijn om de oorzaken daarvan eens na te gaan.
Op welke wijze zal de doorverwijzing naar de hulpverlening gebeuren? Zijn daarover afspraken gemaakt met de minister van Welzijn? Ik denk dan aan de rol van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s). Hoe staat het meer in het algemeen met het protocol dat snel zou worden afgesloten tussen u en uw collega van Welzijn om de dossiers die eigenlijk raakvlakken hebben met beide beleidsdomeinen, goed te kunnen beheren? U hebt daar ook naar verwezen bij de bespreking van uw beleidsnota.
Hoe zult u tot slot inzetten op samenwerking met het federale niveau? Hoe zult u dit initiatief kaderen in het aangekondigde Vlaams actieplan seksueel geweld en het interfederaal plan gendergerelateerd geweld?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, collega, ik zal proberen om u één lang antwoord te bezorgen op de vier vragen.
Het klopt dat vanaf 1 januari van dit jaar de justitiehuizen, naast de reeds bestaande vatting van de diensten slachtofferonthaal, ook een mandaat toegewezen hebben gekregen inzake de opvolging van de uithuisgeplaatste dader. Dat laat de justitieassistenten toe om met alle betrokkenen aan de slag te gaan en hun ook toegang te doen vinden tot de nodige hulpverlening. Dat is van belang omdat je zo die explosieve situatie bij tijdelijke uithuisplaatsing beter kunt aanpakken, door niet alleen de dader uit huis te plaatsen, maar die ook werkelijk bij zijn kraag te vatten en te kijken naar de achterliggende problematieken.
Dikwijls wordt intrafamiliaal geweld veroorzaakt door alcohol, drugs, schulden, psychologische problemen enzovoort. Het zijn net die achterliggende problematieken die we moeten aanpakken, willen we nadien niet opnieuw met dezelfde situatie worden geconfronteerd. Daarbij speelt de justitieassistent dus inderdaad een nieuwe rol. In eerste instantie gaat die aan de slag met de slachtoffers, maar om een globaal beeld te kunnen schetsen van de situatie is het ook goed dat de justitieassistent vanaf nu ook zal nagaan hoe die dader verder moet worden aangepakt. Bij intrafamiliaal geweld is het immers van belang om te werken met de context, met de situatie, en niet zozeer met twee individuele personen.
Daarbij zullen de justitieassistenten vanaf nu ook altijd rekening houden met de situatie van de eventuele kinderen als die slachtoffer of getuige zijn van dat intrafamiliaal geweld. Helaas zijn de kinderen de grootste slachtoffers. Op die manier kan de opdrachtgever, naast de gegevens in het proces-verbaal, bovendien ook worden geïnformeerd over de globale context, de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de beslissing tot een tijdelijk huisverbod.
Het klopt dat het tijdelijk huisverbod niet overal en niet altijd even vaak wordt aangewend. Als we de cijfers goed bekijken, blijkt dat men in Limburg en in Antwerpen het vaakst gebruikmaakt van dat middel, dat in sommige, zeer explosieve situaties echt wel aanbevelenswaardig is. In zo’n situaties is het aangewezen om de dader, de man of vrouw, maar uit cijfers blijkt dat het meestal helaas vrouwen zijn die het slachtoffer zijn, onmiddellijk uit huis te zetten. Ik ben zelf een groot voorstander van die tijdelijke uithuiszetting van de dader. Ik hoop alleen maar dat in de toekomst heel veel procureurs het voorbeeld van Limburg en Antwerpen zullen volgen.
Niettegenstaande de regionale verschillen in het aantal tijdelijke huisverboden werden alle Vlaamse justitiehuizen op eenzelfde manier geïnformeerd over dit nieuwe mandaat en ook betrokken bij de voorbereidingen ervan. Elk justitiehuis beschikt over een pool van justitieassistenten die de mandaten van tijdelijk huisverbod zullen opnemen. We voorzien op korte termijn ook in een opleiding voor die justitieassistenten om het wettelijke kader te verduidelijken, een verdieping te geven inzake de problematiek van intrafamiliaal geweld, net als de dynamieken die spelen en de manier waarop rekening moet worden gehouden met de situatie van de eventuele betrokken kinderen. De Kindreflex zullen we dus zeker ook zeer expliciet in die opleiding meenemen.
Het is inderdaad volkomen terecht dat een mandaat voor de justitiehuizen alleen geen afdoende oplossing is voor intrafamiliaal geweld. Samenwerking en netwerken met de hulp- en dienstverlening zijn dan ook van cruciaal belang. De justitieassistent zal tijdens het mandaat de betrokkenen ook maximaal naar het aanbod van hulp- en dienstverlening toeleiden. Indien nodig en wenselijk zal de justitieassistent een dossier aanmelden bij de ketenaanpak of samenwerken met de Family Justice Centers. Elk justitiehuis zal daarom ook lokaal én per regio een passend handelingsplan uitwerken in overleg met de reguliere partners uit de hulp- en dienstverlening, de coördinatoren ketenaanpak en de Family Justice Centers.
Op beleidsvlak werk ik inderdaad samen met collega Beke aan een protocol om de samenwerking en de afstemming van de raakvlakken tussen onze bevoegdheden te regelen. Zodra dat rond is, zal ik jullie daar uiteraard over informeren. Maar dat belet ons natuurlijk niet om in de tussentijd goed met elkaar samen te werken en onze dossiers op elkaar af te stemmen.
Wat de middelen betreft: in de begroting 2020 wordt in totaal 6 miljoen euro aan bijkomende middelen voorzien voor een personeelsuitbreiding. Dat is ook broodnodig. Ik heb inmiddels de gelegenheid gehad om met een aantal justitieassistenten te spreken en justitiehuizen te bezoeken. Alles komt bij hen terecht. Als we een strikte opvolging willen geven, denk ik dat het een goede beslissing is van de Vlaamse Regering om hier die extra middelen in te zetten.
In de daaropvolgende jaren wordt dat nog verder opgetrokken tot 11 miljoen euro, zoals overeengekomen is in het regeerakkoord. De voorbereidingen voor een nieuw personeelsplan zijn lopende. Daarvoor ben ik momenteel de noden en de werkdruk in kaart aan het brengen per justitiehuis, ook met het oog op de toekomst en de bijkomende taken die daarmee gepaard gaan, zodat de middelen zo efficiënt mogelijk kunnen worden ingezet. Zodra dat is goedgekeurd, kan het bijkomende personeel aangeworven worden. Voor de ongeveer 40 personen die op de wervingsreserve staan, kan het dan heel snel gaan. Het aantal justitieassistenten dat we effectief kunnen aanwerven, zal uiteraard ook afhangen van de profielen waarvoor gekozen zal worden op basis van de oefeningen waarmee we momenteel bezig zijn. Maar we gaan uit van een 150-tal.
Het Vlaams actieplan seksueel geweld verzamelt alle maatregelen die de Vlaamse Regering wil nemen ter bestrijding van seksueel geweld. Een gecoördineerde aanpak op Vlaams niveau draagt bij tot een sterker en afgestemd resultaat. Als Vlaams minister van Justitie neem ik daartoe inderdaad het initiatief en zal ik mijn collega-ministers bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid, Cultuur, Jeugd, Sport, Media, Onderwijs en Gelijke Kansen uitnodigen om samen de schouders onder dit actieplan te zetten. Het Vlaams actieplan seksueel geweld vormt overigens de basis voor de Vlaamse bijdrage bij de opmaak en uitvoering van het nieuwe nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld 2020-2024, die ik eveneens coördineer. Op die manier kunnen we er ook voor zorgen dat onze Vlaamse maatregelen afgestemd zijn op die van het federale niveau.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister, waarmee u voor heel wat van mijn vragen klaarheid hebt gebracht. Op een aantal punten is het nog verder wachten – hopelijk is dat een kwestie van maanden – vooraleer we verdere informatie gaan hebben.
Ik geloof ook sterk in tijdelijk huisverbod. Een explosieve situatie tijdelijk ontmijnen, kan soms soelaas brengen. Het kan soms ook verschillende partijen tot een bepaald besef laten komen, en ondertussen is toeleiding naar de hulpverlening mogelijk. Bovendien kan ondertussen ook heel de context in kaart worden gebracht. Dat is absoluut positief, zeker ook in functie van de kinderen. Ik ben daarom ook heel tevreden dat u expliciet verwijst naar de Kindreflex, die in de vorige legislatuur is ingevoerd. En dit is natuurlijk een van de standaardsituaties waarin een ‘kindreflex’ moet worden uitgevoerd.
Als er begeleiding van slachtoffer en dader wordt gedaan, hoop ik dat er ook ineens wordt gekeken naar die kinderen – dat is de doelstelling van die Kindreflex – maar ook naar de concrete hulpverlening en bijstand ter zake. We zullen verder zien op welke manier dat wordt uitgerold, welke effecten dat zal hebben, of die regionale verschillen blijven of dat zich daar een aantal wijzigingen in voordoen. U zegt dat daar bijkomende justitieassistenten voor nodig zijn. Dat zal niet alleen voor dit takenpakket zijn. Ik had ook gevraagd of u nu een zicht hebt op de noden en de werkdruk van de justitieassistenten, of hoe u dat nog gaat aanpakken.
Ik hoor dat u zegt dat in die 6 miljoen euro voor personeelsuitbreiding wel is voorzien voor 2020, maar dat het nog even wachten is op de concrete invulling. Dat zal dan wellicht in de loop van dit jaar zijn. Goed, ik zal dat alleszins verder volgen.
Verder kijken we zeker uit naar dat Vlaams actieplan inzake seksueel geweld. Minister, ik denk dat het inderdaad essentieel is dat u uw coördinerende rol vervult ter zake, dat u ook heel duidelijk op de diverse beleidsdomeinen heel concrete acties vraagt. Ik hoop dan ook dat we dat op dat moment uitgebreid zullen kunnen bespreken in deze commissie.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een zeer goede zaak dat er bijkomende middelen komen en dat u de nodige aandacht besteedt aan de problematiek en ook aan de slachtoffers. Ik heb ook op het terrein en van slachtoffers zelf al gehoord dat men dat zeer waardeert.
De nadruk die wordt gelegd op de samenwerking, is inderdaad zeer belangrijk, samenwerking tussen de verschillende niveaus, tussen de diensten op het terrein, tussen de beleidsdomeinen Justitie en Welzijn en ten slotte ook de samenwerking met dat federale niveau, dus samenwerking tussen de mensen zelf, maar ook die digitale samenwerking. Op basis van die digitale samenwerking kunnen we dan ook meer de context zien en evidencebased gaan werken en lessen trekken uit wat we registreren, om zo eigenlijk die hulp zo effectief mogelijk te maken.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, gewoon twee bedenkingen. Een, de collega merkt terecht op in haar vraagstelling dat er een groot onderscheid is tussen de gerechtelijke arrondissementen, maar als je dat iets dieper bekijkt, dan blijkt dat er vooral een groot onderscheid is tussen politiezones. Ik denk dat dat een van de punten is die u zeker wat dit thema betreft moet meenemen, maar ook een beetje als een rode draad doorheen het hele justitiebeleid dat u Vlaams wilt uittekenen. Als er immers concreet aan de basis, op het terrein niks gebeurt, dan kan dat natuurlijk niet tot bij het gerechtelijk arrondissement geraken, en zo krijg je natuurlijk dat verschil.
Twee, ik kan niet spreken over Antwerpen, maar wel over Limburg. Ik weet hoe het komt dat we in Limburg inderdaad ver staan. Omdat een paar politiezones daar jaren geleden zelf mee zijn begonnen en zijn gaan samenwerken. Wij gebruiken in Limburg het niveau van de provincie. Ik weet dat het ondertussen bijna heiligschennis is om in het Vlaams Parlement nog over de provincies te spreken. Welk middel men echter ook gebruikt, u zult er hoe dan ook voor moeten zorgen dat u tot bij die politiezones geraakt, want anders zal dat onderscheid tussen gerechtelijke arrondissementen blijven, en niet alleen dat. Mocht u de cijfers echt projecteren per politiezone, en die bestaan, men kan gaan kijken op een website met cijfers, dan zou dat onderscheid nog veel groter blijken te zijn.
Minister Demir heeft het woord.
Het begint inderdaad natuurlijk bij de politie, die dan daadwerkelijk tussenbeide komt, een pv maakt, het au sérieux neemt enzovoort. Ik weet nog dat we, toen ik staatssecretaris voor Gelijke Kansen was, we destijds expliciet aan de minister van Binnenlandse Zaken hebben gevraagd om seksueel geweld mee te nemen in de opleiding, want het verschilde van politiezone tot politiezone of dat au sérieux werd genomen. Ik heb nu natuurlijk een andere rol, maar dat neemt niet weg dat ik me uiteraard kan richten tot de minister van Binnenlandse Zaken. We hebben een heel lijstje, uiteraard hebben we een heel lijstje, maar we zullen dat zeker meenemen, want die voeling is inderdaad heel belangrijk, en de politiezones bewust maken van de problematiek. Inderdaad, als er geen pv is en als het niet tot bij de procureur komt, dan kan die procureur ook niet actief zijn. Dat is inderdaad van belang.
De oefening om de noden en de werkdruk bij de justitiehuizen in kaart te brengen, loopt. Over twee weken zouden we met die oefening kunnen landen, zodat we een goed zicht hebben op hoe het zit. De middelen zijn schaars, dus we moeten die echt op een goede en efficiënte manier inzetten. We hopen die oefening dus over twee weken af te ronden.
Wat het Vlaams actieplan seksueel geweld betreft, merk ik dat vele collega's acties willen ondernemen. Wij mikken op april om daarmee rond te zijn. Dan is het misschien ook wel een goed idee om dat hier in de commissie te bespreken, eventueel ook met hoorzittingen enzovoort. Het is belangrijk voor dat nationale actieplan dat wij ons deel als één coherent verhaal kunnen inschuiven, en dat kan natuurlijk ook de slachtoffers ten goede komen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, wij kijken uit naar dat laatste, om er hier in de commissie verder over in debat te kunnen gaan.
Wat het tijdelijk huisverbod betreft, wil ik toch vragen dat u werk maakt van de mogelijkheden die u hebt om federaal een aantal zaken aan te kaarten richting politie. Ik geloof in zo'n tijdelijk huisverbod, niet op zichzelf staand, want dan is dat maar heel tijdelijk en dan los je de problemen niet op, maar wel met de onderliggende vormen van hulpverlening die er momenteel zijn en die u nu ook op een heel concrete manier invult, met daarbij dan nog de reflex ten aanzien van de kinderen: zijn er kinderen, wat is de situatie van die kinderen, hebben die ook nood aan hulpverlening? Dat is goed.
Maar we moeten natuurlijk zien dat iedereen die in zo'n situatie zit, daar op dezelfde manier een beroep op kan doen, in plaats van dat een situatie thuis maar blijft duren tot er soms ook ergere dingen gebeuren. Ik wil u vragen om gebruik te maken van de middelen die u hebt, om dit ook op het andere niveau aan te kaarten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.