Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Op maandag 27 januari verscheen in een persbericht van Belga een samenvatting van het onderzoek van een doctorandus over pesten en leerlingen met en zonder een migratieachtergrond. Dit onderzoek verscheen eerder al uitgebreider in een vakblad. Een snelle conclusie stelt dat jongeren met een migratieachtergrond vaker slachtoffer én dader zijn van pestgedrag op school.
Ik ga nu niet al die cijfers herhalen. Die hebt u kunnen lezen. In het onderzoek werd ook een onderscheid gemaakt naargelang de etnische samenstelling van de school. In witte concentratiescholen rapporteren meer jongeren met een migratieachtergrond slachtoffer te zijn van pesten, terwijl in zwarte concentratiescholen meer jongeren zonder een migratieachtergrond vaker slachtoffer zijn. Jongeren met een migratieachtergrond zijn zowel in witte als in zwarte concentratiescholen vaker dader. In de media werd bij dit persbericht ook al meteen gewag gemaakt van racisme, en werd er aangedrongen op een betere verwerking van die ‘multiculturele thema’s’ in de lessen.
Minister, graag had ik van u geweten hoe u deze cijfers evalueert. Acht u dan de voorgestelde verwerking van meer multiculturele thema’s in de lessen noodzakelijk? Welke initiatieven zult u nemen om pesten in het algemeen terug te dringen?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Elke leerling die wordt gepest, is er een te veel. Als we kijken naar recente Vlaamse cijfers inzake pesten, dan zien we wel een positieve evolutie. De Wereldgezondheidsorganisatie brengt elke vier jaar het gezondheidsgedrag van studenten, van schoolgaande jongeren in kaart, en daar zitten ook cijfers in over pesten. De laatste cijfers dateren van 2017-2018. Die zijn wel positief. Er blijkt dat ongeveer 16,5 procent van de bevraagde Vlaamse jongeren zegt de afgelopen twee maanden met pesterijen te maken te hebben gekregen. Op zich is dat nog altijd veel te veel, maar het is wel een significante daling ten opzichte van de vorige bevraging van 2014, toen dat nog 19,3 procent was. In 2010 was dat trouwens nog 24,5 procent.
Ook het aandeel leerlingen die meer systematisch worden gepest, dus die zeggen enkele keren per maand het slachtoffer te zijn van pesten, daalt, van 8,5 procent in 2014 tot 6,6 procent in 2018. Ook de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), trouwens, registreren eigenlijk dezelfde evolutie. Jaar na jaar registreren ze minder gevallen.
Dat is dus een positieve tendens, maar natuurlijk zijn die cijfers nog altijd te hoog. Ik denk toch ook dat we de afgelopen jaren echt goede aandacht hebben besteed daaraan, met campagnes allerhande voor het bespreekbaar maken van dat pesten, dus dat zit wel goed. We moeten natuurlijk blijvend inzetten op sensibilisering, op het ondersteunen van scholen in de preventie en de aanpak van pesten, maar ook van andere vormen van grensoverschrijdend gedrag.
Als het dan gaat over de specifieke vragen, kan ik verwijzen naar het onderzoek van doctorandus Jop Van der Auwera. Dat kan natuurlijk waardevol zijn. Het is ook interessant om te zien dat het niet enkel gaat over dader- of plegerkenmerken, maar ook over omgevingskenmerken. Hij zegt bijvoorbeeld dat in witte concentratiescholen significant meer jongeren met een migratieachtergrond worden gerapporteerd als slachtoffer van pesten. In zwarte concentratiescholen hebt je het tegenovergestelde effect. Daar wordt gemeld dat significant meer jongeren zonder een migratieachtergrond rapporteren slachtoffer te zijn. De onderzoeker geeft daarbij zelf als mogelijke verklaring mee dat het gaat om het anders-zijn, de machtsongelijkheid, omgaan met diversiteit, met respect voor elkaar.
Ik denk dat we in elke school breed en integraal moeten inzetten op een preventie- en reactiebeleid. Trouwens, ook in de nieuwe eindtermen worden gezondheid en sociale en relationele competenties expliciet naar voren geschoven, via de sleutelcompetenties waarrond die eindtermen zijn opgebouwd. In het kader van pesten zijn ook de sleutelcompetenties inzake burgerschap, mediawijsheid, digitale competenties zeker van belang.
We promoten ook een totaalschoolaanpak, waarbij iedereen wordt betrokken, ook de leerlingen zelf. We zien dat ook in de suggesties van de Vlaamse Scholierenkoepel. Daar kom ik zo dadelijk op terug. Dat is best belangrijk. Er wordt ook gewerkt aan oplossingen inzake herstelgerichte maatregelen. Er is ook de promotie van wat men ‘peer support’ noemt, met de vaststelling dat jongeren vaak bij leeftijdsgenoten te rade gaan voor specifieke vragen of problemen waarmee ze worstelen.
Welke concrete maatregelen namen we al? Er zijn allerhande brochures, rond het beleidsplan ter bevordering van het welzijn en welbevinden in onderwijsinstellingen, en ook ‘Werken aan een verbindend schoolklimaat. Hoe reageert jouw schoolteam doeltreffend op pesten?’. Misschien belangrijker nog is dat project rond de Conflixers van de Vlaamse Scholierenkoepel, waarbij ze net vanuit die logica van de ‘peer support’ proberen om een positief schoolklimaat te bevorderen. Leerlingen worden daarin ook opgeleid om medeleerlingen wat te begeleiden en te kunnen opvangen en ondersteunen.
We ondersteunen ook verschillende initiatieven in het kader van cyberpesten. In samenwerking met Child Focus, de Gezinsbond en de ouderverenigingen subsidieer ik als minister van Onderwijs vormingsavonden voor ouders over veilig ICT-gebruik, ‘Veilig Online’. Er is ook het eSafety-label dat scholen helpt bij het uitwerken van een ICT-veiligheidsbeleid. Ook de preventie en aanpak van cyberpesten komt aan bod.
Er is het Kenniscentrum Mediawijsheid, waar alle aspecten van mediageletterdheid, waaronder ook cyberpesten, aan bod komen. We zetten in op sensibiliseren en informeren. We hebben de Week Tegen Pesten. Via het tijdschrift Klasse hebben we een reeks gelanceerd rond pesten, met filmpjes en concrete tips voor scholen. De ouderkoepelverenigingen hebben een brochure ontwikkeld voor ouders, die ingaat op de do’s en don’ts: wat moet je doen als ouder? Je staat soms machteloos als je vaststelt dat je kind gepest wordt.
Er zijn ook tal van organisaties die lesmateriaal, tools en vorming aanbieden. Scholen zijn natuurlijk vrij om daarin te kiezen. Scholen kunnen ook een beroep doen op de pedagogische begeleidingsdiensten voor beleidsondersteuning. We hebben ook contactpersonen integriteit bij het gemeenschapsonderwijs, de onderwijskoepels en de CLB-centrumnetten. Die zijn specifiek aangeduid rond pesten en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag. Je kunt bij hen ook terecht met ondersteuningsvragen. Recent heeft trouwens ook het overlegplatform ‘Welbevinden en de preventie van pesten op school’ binnen de Vlor een aantal handvatten ontwikkeld rond de preventie van pesten, ter inspiratie van scholen.
Tot slot heb ik net nog een advies binnengekregen van de Vlaamse Scholierenkoepel, waarbij ze zeggen wat ze verwachten dat de minister doet tegen pesten. Ze schuiven ook nog enkele suggesties naar voren. Die moet ik nog bekijken, want dat is pas vrij recent tot bij mij gekomen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Gepest worden omdat je er anders uitziet, of het nu je huidskleur is of je oren of je haarkleur, dat is natuurlijk vreselijk. Ik ben blij dat er heel veel maatregelen genomen worden.
U spreekt over good practices. Bij mijn kinderen op school is dat ook zo, die ‘peer support’. Die kinderen worden opgeleid. Mijn dochter wordt volgend jaar ‘pestleider’, met korte ei dus. Ik vond dat een heel vreemde term, maar dat is dus een leider van een groep.
Er zijn inderdaad zeer goede zaken. Ook dat herstelgericht werken waarover u spreekt, kan ik alleen maar toejuichen. Cyberpesten moet worden tegengegaan, zeker weten. Dat is een vorm van pesten die niet bestond toen wij jong waren, maar waar wij als ouders vaak machteloos tegenover staan, omdat wij soms zelfs gewoon de kennis niet meer hebben of niet meer goed weten hoe dat allemaal gebeurt.
Ik hoor hier heel veel positieve zaken, en daarom wil ik vragen of u misschien toch de aanbevelingen van de kinderrechtencommissaris zou willen volgen om een soort van multidisciplinair kenniscentrum op te richten, zodat al die zaken gecoördineerd kunnen worden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, het staat boven elke verdenking dat wij het vanuit de N-VA belangrijk vinden dat er een uitgebouwd, maar ook eenduidig pestbeleid is. Dat is toch niet onbelangrijk. Volgende week is er weer de Week Tegen Pesten. Ik merk dat onder andere bij mij thuis. Blijkbaar is de opdracht gegeven om post-its met de vier stippen op te hangen. En dus hangen overal bij ons in huis de vier stippen op. Ik heb ook al geleerd om de move te doen. Dat iedereen er gevoelig voor wordt gemaakt, is al een eerste punt. Want pesten wordt vooral gefaciliteerd en in stand gehouden door de omstaanders die niet ingrijpen.
Maar een tweede punt vind ik minstens even belangrijk om aan te halen. Leerkrachten moeten durven ingrijpen. Dat we ‘Conflixers’, pestleiders – met 'ei', niet met 'ij' – aanstellen in scholen, dat is allemaal goed. Maar het is voor de leerling ook belangrijk om te weten dat de leerkracht zegt: ‘Dit kan niet. Punt.’ Het is belangrijk voor de slachtoffers dat de volwassenen niet zeggen ‘spreek het onderling uit’, maar dat ze het heel duidelijke signaal geven: dit kan niet.
Ik roep iedereen in het onderwijs ertoe op om daar heel duidelijk in te zijn. Want dan geef je een signaal aan diegene die gepest wordt, maar geef je ook een ongelooflijk signaal aan de medeleerlingen die horen ‘dit kan niet’ en ook aan de pesters, ongeacht de reden waarom iemand wordt gepest of waarom iemand pest. Want er wordt vaak gezegd dat dat een uiting is van iets anders. Dat is mogelijk, en dan moeten we daarmee aan de slag. Maar we moeten dat absoluut duidelijk zeggen.
Ik wil nog twee elementen aanhalen. Minister, vorig jaar werd de antipestslang gelanceerd. Ik heb dat ook even aangebracht in een van de plenaire vergaderingen. Hebt u hierover al feedback ontvangen? Wordt dat als nuttig ervaren? Hoe wordt dat geïmplementeerd? Kunt u daar nu informatie over geven?
In verband met cyberpesten heeft de N-VA er al vaker voor gepleit om sneller te kunnen ingrijpen op sociale media. Ik hoor dat op verschillende plaatsen terugkomen. Minister, hebt u daarover al verder overleg kunnen plegen? Want je kunt wel ingrijpen op school, maar als het ’s nachts doorgaat – en dat ligt niet aan de minister en ook niet aan de leerkrachten –, als sommige zaken niet van de sociale media geraken, dan blijft dat voor de gepeste eeuwig duren. Andere overheden zijn daar ook mee bezig. Minister, in welke mate hebt u daarin al stappen ondernomen of zult u die ondernemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn excuses, het antwoord op uw detailvragen rond het initiatief en de evaluatie van de antipestlang en de sociale media moet ik even schuldig blijven. Maar ik wil wel een algemene bemerking maken, namelijk dat die initiatieven – en zo oud zijn die niet –, het heel intensief voeren van die campagnes, deugddoend is. We stellen vast dat dat wel werkt. En u merkt het aan uw eigen frigo. Maar in het algemeen wordt het thema bespreekbaar. En de gesprekken daarover verlopen vrij ongedwongen en minder in termen van dader en slachtoffer, want dat varieert nogal eens.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u. Ik heb daar niets aan toe te voegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.