Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, weet u nog wat uw allereerste herinnering in uw leven was? U mag daar rustig over nadenken. De mijne dateert van uit het tweede kleuterklasje bij juf Josée. We mochten voorstellen wat we later zouden willen worden. Een van mijn zussen had de avond voordien een ruimtepak gemaakt met karton en wc-rolletjes en ik was daar geweldig blij mee. Ik herinner me nog levendig die blijdschap toen ik daar in die klas stond. Vandaar dat de ruimte me altijd gefascineerd heeft. Dat is nu overgegaan in een speciale interesse in het ruimtebeleid.
Ik heb al gezien dat daar vanuit Vlaanderen heel wat rond gebeurd is de afgelopen jaren. We participeren in de European Space Agency, de ESA, via de federale overheid. Die geeft daar jaarlijks 200 miljoen euro aan. Dat verloopt federaal, maar die middelen zijn natuurlijk over alle gewesten heen ingezameld.
Een van de principes van de onderzoeksprogramma’s is het principe van de ‘juste retour’. Dat betekent dat de middelen die aan dat ruimteagentschap gegeven worden, terugvloeien naar de betrokken lidstaten in de vorm van contracten, onderzoeksprojecten, et cetera, waarop bedrijven en onderzoekscentra kunnen intekenen. Federaal zijn er een aantal afspraken gemaakt om die verdeling te regelen. Volgens die afspraken zou Vlaanderen 55 procent van de middelen van het Europese ruimtevaartagentschap die van België komen, moeten terugkrijgen, althans onze onderzoekscentra zouden die moeten terugkrijgen. Het blijkt dat het percentage van 55 procent in het verleden nooit gehaald is.
Sterker nog, de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) zei dat de federale overheid in het verleden onvoldoende rekening hield met de in Vlaanderen aanwezige expertise en technologische knowhow, en dat daardoor onvoldoende middelen naar Vlaamse bedrijven en onderzoekinstellingen stromen. De raad stelde dat er echt nood was aan een beter overleg tussen de federale overheid en de deelstaten.
Minister, volgens de jongste cijfers die ik bij u heb opgevraagd en waarvan u het embargo – het mag ook wel eens worden gezegd – keurig hebt gerespecteerd, blijkt dat dat percentage de jongste jaren weliswaar een gunstige evolutie kent – we komen ongeveer aan 43 procent –, maar dat dat natuurlijk nog sterk onder het bedrag ligt dat we eigenlijk naar onze bedrijven zouden moeten zien vloeien. Als je dat berekent, dan komt dat neer op ongeveer 25 miljoen euro per jaar. Dat is 25 miljoen euro die eigenlijk naar de Vlaamse economie zou moeten gaan, maar blijft steken in de federale mallemolen. (Opmerkingen van Andries Gryffroy)
Ik ben, in tegenstelling tot de heer Gryffroy, geen groot pleitbezorger van confederalisme, maar ik ben wel een pleitbezorger van het nakomen van gemaakte afspraken. (Opmerkingen van Tine van der Vloet)
Excuseer? Valt dat tegen? U kunt me nog overtuigen de komende jaren.
Ik ben echter wel een voorstander van het naleven van de afspraken die tussen de diverse entiteiten werden gemaakt, en in dezen is er mijns inziens een volledig gebrek aan respect voor de Vlaamse belangen. Men heeft vanuit de Vlaamse overheid ook de vraag gekregen om beter overleg te krijgen. Er was ook het voornemen om daar een apart overlegorgaan voor op te richten. De federale overheid had dat gezegd, maar is dat eigenlijk nooit nagekomen. Die geldstromen, dat blijft altijd een beetje in het ongewisse. 25 miljoen euro per jaar is niet niks. Die ruimtevaartindustrie is echter echt wel een katalysator. Dat is een industrie die zorgt voor heel veel verspreiding van kennis in onze industrieën die misschien verder af staan van de ruimte, een industrie die echt wel nuttige technologie oplevert. Denken we maar aan gps-technologie et cetera. Dat is zoals investeringen in defensie. Die kunnen ervoor zorgen dat je economie als geheel vooruitgaat. Daarom vind ik het toch belangrijk om erop toe te zien dat die afspraken worden gerespecteerd.
Vandaar mijn vragen. U kent de cijfers, want u hebt me die meegedeeld. Wat vindt u daarvan? Wat zult u doen om in de toekomst meer te wegen op de federale besluitvorming en ervoor te zorgen dat het principe van de ‘juste retour’ richting Vlaanderen wordt gerespecteerd? Wat is uw globale evaluatie van de aanbevelingen van de VARIO, die zegt dat het ruimtevaartoverleg met de federale overheid beter moet worden geregeld?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vande Reyde, u verwijst terecht naar de informatie die ik in het kader van de schriftelijke vragen 44 en 172 ter beschikking heb gesteld, zonder erover te communiceren. Die informatie heeft mij ook wel wat gefrustreerd, dus ik begrijp absoluut dat u de vraag stelt. Ik heb ook al met een aantal mensen daarover gesproken, over hoe dat nu eigenlijk kan. Wat vooral belangrijk is, is het feit dat de Federale Regering een principiële beslissing heeft genomen met een potentieel positief effect voor de Vlaamse ruimtevaartindustrie. Ik wil haar zeker al bedanken voor die beslissing. Dat is een goede beslissing.
Ik heb ook gezegd dat blijvende waakzaamheid geboden is, omdat een deel van de vooropgestelde vastleggingen nog niet helemaal definitief is. De volgende Federale Regering zal die beslissing nog moeten bevestigen.
Eén bijkomend element wil ik toch ook meegeven. Het Vlaams regeerakkoord toont ambitie op het terrein van ruimtevaart. Ik heb daarom mijn diensten recent de opdracht gegeven om in de nabije toekomst een taskforce op te richten. Een van de taken van deze taskforce zal precies zijn om een oog te houden op de intekening van België in het kader van het Europees ruimteprogramma. Een bijzonder aandachtspunt zal de opvolging zijn van de Vlaamse deelname aan het subprogramma ‘Space’ binnen het toekomstige Horizon Europe.
Het allereerste bedrijf dat ik bezocht heb, toen ik minister van Innovatie werd, is Verhaert Space, een heel grote speler op het vlak van ruimtevaartinvesteringen. Het heeft dus absoluut mijn aandacht gewekt.
Resolutie 1952 van 24 april 2019 is zeer ruim, met heel wat overlap met ‘Advies 2: Flanders’ Space. Een Strategie voor de Vlaamse Ruimtevaarteconomie’ van VARIO, dat ongeveer een jaar eerder verscheen. Om de focus te behouden focus ik mij op de zes aanbevelingen van het VARIO-advies: werk een integrale en gecoördineerde strategie uit voor de ruimtevaarteconomie in Vlaanderen; bevorder de kruisbestuiving tussen de ruimtevaart en de aardse industrie; creëer ruimte voor de implementatie van de strategie; versterk het eigen beleid door ruimtevaartdiensten; omarm het potentieel van de ruimtevaarteconomie voor Vlaanderen; weeg op federaal, Europees en internationaal beleid.
Elk van die aanbevelingen bevat een aantal actiepunten. Ik ga ze hier niet allemaal voorlezen. Ik heb al die bijlagen en actiepunten liggen, maar als jullie de voorgeschiedenis nog willen kennen: mijn voorganger en de ruimtevaartsector zelf hebben de eerste aanzetten gegeven voor de opvolging van het VARIO-advies. Dat is duidelijk, denk ik.
Wat ik daar nog aan wil toevoegen, is dat de oprichting van de taskforce, waar ik net over sprak, het laatste puzzelstukje is in reactie op het VARIO-advies. Dat is nog niet gebeurd en is dus nog een taak voor mij. Met die taskforce kunnen we dan de links met het federale, Europese en internationale niveau nieuw leven inblazen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat we er verder op zullen toezien dat het percentage dat naar Vlaamse bedrijven gaat, inderdaad verder stijgt. De tijd van het vriendelijk te vragen is een beetje voorbij en we moeten nu op onze strepen staan. Zoals u terecht aanhaalt, was het in het verleden zo dat de ruimtevaartindustrie zich vooral in andere gewesten concentreerde, maar dat is vandaag zeker niet meer het geval. We moeten er dus voor zorgen dat het percentage verder evolueert richting de afspraken die daarrond gemaakt zijn. Bedankt dat u daarop wilt toezien.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Zijn er nog andere tussenkomsten mogelijk?
Ik wilde gewoon tussenkomen om te zeggen dat ik de vraag van de heer Vande Reyde ondersteun en dat we inderdaad op onze strepen moeten staan. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Daar ging ik ook van uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.