Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Het probleem van onderbezetting is een frustratie bij vele actoren in de sector. We spreken over onderbezetting wanneer het verschil tussen het aantal slaapkamers in een woning en het aantal bewoners van diezelfde woning groter is dan één. Als bijvoorbeeld een alleenstaande een woning betrekt met drie slaapkamers, spreken we over onderbezetting.
Wie een woning betrekt die niet langer is aangepast aan de rationele bezetting en vrijwillig wil verhuizen naar een kleinere woning, kan zich inschrijven voor die aangepaste woning. Maar het probleem is dat we in de praktijk vaststellen dat er heel weinig stimulansen zijn om een huurder vrijwillig te laten verhuizen. We zien namelijk dat er geen voorrangsregeling is voor de verhuizing naar die kleinere woning.
Verhuurders kunnen ook beslissen om meer dwingend op te treden in geval van onderbezetting. Als zij dit doen, kunnen huurders één keer zo’n aanbod weigeren, maar bij een tweede weigering van een valabel aanbod kan de verhuurder een onderbezettingsvergoeding aanrekenen van 31 euro per slaapkamer.
In dat kader had ik voor u volgende vragen.
In welke mate passen SHM’s vandaag reeds de aangepaste regeling voor onderbezetting toe? Waarom werd bij toewijzing geen voorrangsregeling voor verhuizing naar een kleinere woning opgenomen? Wat zijn hiervoor de argumenten? Acht u een dergelijke voorrangsregeling zinvol dan wel wenselijk? Zult u ter zake stappen ondernemen? Als dat het geval is, hebt u daar een timing voor vooropgesteld?
Minister Diependaele heeft het woord.
In 2018 heeft de afdeling Toezicht van het agentschap Wonen-Vlaanderen een basistoezicht uitgevoerd bij de sociale huisvestingsmaatschappijen, waarbij werd nagegaan of ze een aanpak van de onderbezetting hadden uitgewerkt in het intern huurreglement. De SHM’s die nog niet volledig in orde waren met de omzetting in het huurreglement, hetzij omdat bijvoorbeeld een plan van aanpak volledig ontbrak of onvolledig was, werden aangespoord het nodige te doen. Ondertussen zou dit dus volledig op punt moeten staan.
De effectieve toepassing van de regeling in de praktijk is niet zo eenduidig vast te stellen. Er zijn immers verschillende fases van uitvoering in de aanpak, maar ook de randvoorwaarden moeten toelaten om huurders te kunnen herhuisvesten in een woning die voldoet aan de correcte rationele bezetting. Het is daarom niet juist om te concluderen dat als een SHM geen onderbezettingsvergoedingen aanrekent, zij niet bezig is met het onderbezettingsprobleem aan te pakken.
Vervolgens stelt u de terechte vraag waarom er bij toewijzing geen voorrangsregeling voor verhuizing naar een kleinere woning is opgenomen. Welnu, in de regelgeving zoals van toepassing vóór 1 januari 2020 was die voorrangsregel wel opgenomen in artikel 19, eerste lid, 3° van het kaderbesluit Sociale Huur. Maar door de laatste wijziging van het kaderbesluit is die voorrang gesneuveld bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019.
De voorrangsregel zoals van kracht vóór de wijziging bepaalde dat een huurder van een sociale huurwoning die niet voldeed aan de rationele bezetting, voorrang kreeg voor een andere woning die wel voldeed aan de rationele bezetting. Met andere woorden, huurders die te groot of te klein woonden, kregen voorrang, alsook huurders die in een woning woonden die niet aangepast was aan hun fysieke toestand.
De voorrangsregel werd dus in de laatste wijziging van het kaderbesluit Sociale Huur aangepast. Er wordt nu bepaald dat huurders van een sociale huurwoning die niet meer voldoen aan de rationele bezetting ten gevolge van een gezinsuitbreiding door geboorte, adoptie of pleegzorg voorrang krijgen voor een woning die wel voldoet aan de rationele bezetting. De bedoeling van die wijziging was om niet langer voorrang te geven voor gezinnen die groter werden door het komen bijwonen van personen tijdens de huurovereenkomst. Met de wijziging werd een gelijke behandeling nagestreefd tussen grote gezinnen die worden gevormd door het komen bijwonen van partner met kinderen in een sociale huurwoning en grote gezinnen op de wachtlijst. De absolute voorrang als gevolg van rationele bezetting mocht dus niet meer spelen voor die eerste categorie.
Door de formulering van de nieuwe voorrangsregel is echter ook de voorrang als gevolg van gezinsverdunning – de voorrang waarop u alludeert – en de voorrang voor personen die wonen in een woning die niet aangepast is aan hun fysieke toestand, verdwenen. Zoals ik al zei, was dat niet de bedoeling en moet dit dus ook worden rechtgezet. Vandaar dat het in het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 19, 45, 46, 55quinquies en 78 van het kaderbesluit Sociale Huur is opgenomen. Dat is op dinsdag 4 februari reeds goedgekeurd door de Vlaamse Regering, samen met de sociale huurprijsaanpassing.
Als die voorrang in ere hersteld is, kan de aanpak van de onderbezetting van sociale huurwoningen weer op een dubbel spoor verlopen. Als de vrijwillige methode – dat is dan die op basis van de herstelde voorrangsregel – niet werkt, kan er dwingend worden opgetreden op basis van artikel 37ter van het kaderbesluit Sociale huur. Voor de huurovereenkomsten van onbepaalde duur kan dat inderdaad uitmonden in een onderbezettingsvergoeding en bij de huurovereenkomsten van bepaalde duur, na negen jaar, wordt de huurovereenkomst stopgezet.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben zeer tevreden om te vernemen dat huurders die niet voldoen of niet meer voldoen aan de rationele bezetting, opnieuw voorrang zullen krijgen om te verhuizen naar een woning die wel zal voldoen.
Wat betreft de dwingende manier van optreden, begrijp ik dat alle sociale huisvestingsmaatschappijen een plan van aanpak hebben. Dat is een goede zaak. Het gaat natuurlijk ook over de outcome van die plannen. Ik hoor u zeggen dat we nog niet echt zicht hebben op de effectieve toepassing in de praktijk. Het is dan misschien zinvol om daar verder op door te denken. Ziet u mogelijkheden, uiteraard rekening houdend met de verschillende fases van uitvoering, om daar in de toekomst enig zicht te krijgen op die cijfers?
Minister Diependaele heeft het woord.
Sociale huisvestingsmaatschappijen moeten daar ook in meegaan. Dikwijls is het afhankelijk van het aanbod dat aanwezig is. We weten dat bouwplannen daar altijd op afgestemd worden. Er wordt altijd gekeken naar welke noden er zijn, maar dat evolueert. Ik denk dat een wachtlijst sneller evolueert dan een nieuwe bouwvergunning of het bijsturen van plannen. Het is dus afhankelijk van het aanbod.
De vraag om uitleg is afgehandeld.