Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, zowel in het regeerakkoord als in uw beleidsnota staat dat alleen personen die in het vreemdelingen- of bevolkingsregister ingeschreven zijn, toegang zullen krijgen tot een inburgeringscursus, dus enkel mensen met een duurzaam verblijfsrecht.
Een inburgeringstraject kost veel geld. Het is uiteraard logisch dat we de beschikbare middelen efficiënt en prioritair inzetten voor nieuwkomers met een duurzaam verblijfsrecht. Bovendien geven we aan asielzoekers die nog niet zeker zijn van hun mogelijk verblijf in ons land, een verkeerd signaal wanneer we ze laten deelnemen aan een volledig inburgeringstraject. Hun het volledige traject laten volgen, zou hun valse hoop geven, en dat moeten we vermijden. Maar aan de andere kant betekent dat niet dat ik het niet belangrijk vind dat asielzoekers weten wat onze kernwaarden zijn. Niets verhindert de opvangcentra en de partners, zoals het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil), het Rode Kruis, oriëntatiesessies te voorzien om onze asielzoekers wegwijs te maken. Maar dat is dan wel in de centra, met een cursus die veel algemener en korter is dan een volledig inburgeringstraject. Die verantwoordelijkheid rust bij de federale overheid.
Om de middelen prioritair te besteden aan nieuwkomers met een duurzaam verblijfsrecht, zal het decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid worden aangepast. In afwachting daarvan kan men nu reeds, door het huidige decreet strikt toe te passen, een voorrangsregeling voorzien voor de niet-asielzoekers. Asielzoekers zijn volgens het decreet namelijk geen prioritaire doelgroep.
Minister, wanneer zult u het decreet wijzigen? Wordt deze voorrangsregeling, waarbij de andere categorieën voorrang krijgen, nu reeds toegepast? Zo niet, plant u om de agentschappen in die zin een instructie te geven?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, ik dank u voor uw vraag. Het is inderdaad juist wat u zegt: ons regeerakkoord voorziet dat asielzoekers in de toekomst geen recht meer hebben op inburgeringstrajecten. Daar zijn inderdaad redenen voor, die u hebt aangehaald. Eerst en vooral – dat is een belangrijke reden – vermijden we zo dat er valse verwachtingen worden gecreëerd. Ten tweede hebben we op die manier voldoende inburgeringstrajecten voor iedereen die verplicht is een inburgeringstraject te volgen. Ten derde voorkomen we zo dat er wachtlijsten ontstaan. Dat zijn de kernredenen waarom we in het regeerakkoord hebben ingeschreven dat de asielzoekers in de toekomst geen recht meer zullen hebben op de inburgeringstrajecten zoals ze nu worden aangeboden door de agentschappen.
Hoe zal ik dat regeerakkoord uitvoeren? Tegen de zomer van dit jaar, zomer 2020, maken we een gefinaliseerde visienota klaar rond de hertekening van het hele inburgeringstraject. Want er staan nogal wat dingen in ons regeerakkoord. Ik probeer dat klaar te krijgen tegen de zomer. In deze visienota zal ik de aanpak schetsen voor de wijziging van het decreet inzake integratie en inburgering. Ik denk dat het belangrijk is dat alle regelgevende componenten goed op elkaar afgestemd zijn. De decreetswijziging volgt dan in de maanden daarop. Ik hoop die tegen het einde van dit jaar klaar te hebben.
Op dit moment wordt die voorrangsregeling toegepast. Ik wil bekijken of – maar ik moet dat doen binnen het decretale kader, ik wil daar ook geen fouten in maken – het al dan niet zinvol is om nu reeds een voorafname te doen en eigenlijk aan de asielzoekers op dit moment al geen prioriteit meer te geven. Ik wil nagaan of dat kan en hoe dat kan. Ik zeg daar zeker niet neen tegen. Ik geloof sterk in een globale en gestructureerde aanpak.
Waar ik wel van overtuigd ben, is dat, als we dit afschaffen – en we gaan dat ook afschaffen –het wel belangrijk is dat nieuwkomers, mensen die net in onze asielcentra aankomen, vanaf het eerste moment de basisspelregels en -kenmerken meegegeven wordt van onze samenleving. Want mensen komen niet terecht in gesloten centra maar in open centra en zijn dus ook in onze samenleving aanwezig – zij het voor velen tijdelijk, want 60 procent van de mensen werd niet erkend in 2019 – en voor die mensen is het belangrijk dat zij een juist beeld hebben van de samenleving waar ze minstens tijdelijk verblijven. Sommigen zullen er definitief verblijven, anderen tijdelijk. Dat is inderdaad een kerntaak van Fedasil en het Rode Kruis. Ik wil daar ook het gesprek over aangaan met hen. Dat is natuurlijk hun kerntaak, maar wij kunnen misschien toch wel, op basis van ons eigen inburgeringsbeleid – onze kerntaak – basiselementen geven om dat op een goede manier te doen. Want het zou wat gek zijn dat dat totaal verschillende informatie is die men krijgt. Stel, je wordt dan toch erkend als asielzoeker, dan moet de basisboodschap die je in het begin gekregen hebt wel sporen met wat nadien verteld wordt. Dus ik denk dat we daar volledig op dezelfde lijn zitten.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik heb daar verder geen vragen over.
Een andere vraag is in hoeverre de asielcentra momenteel kunnen volgen in het geven van opleidingen over die kernwaarden, door de stijging. Maar dat is een vraag voor het federale niveau. Ik ben blij dat u die piste, die ik net suggereerde, gaat bekijken. Ik zal u later dan nog wel eens de vraag stellen of u dat inderdaad hebt ingevoerd.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, nogmaals bedankt voor de interessante vraag en de goede suggestie. Wat we wel gaan doen, ook al is het een federale bevoegdheid, is de volgende maanden proberen in het gesprek met Fedasil en het Rode Kruis aan te dringen op een systematische informatie aan nieuwe mensen die in die asielcentra terechtkomen met betrekking tot de basiskenmerken van onze samenleving.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik heb daar niet veel aan toe te voegen. Ik denk dat de N-VA-fractie in de Kamer daar zeker ook op zal aandringen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.