Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In navolging van mijn schriftelijke vraag van 18 december 2019 over de zelftest baarmoederhalskanker lijken de resultaten van de pilootstudie over de zelftest erg gunstig te zijn. Uit uw antwoord leid ik af dat de responsgraad bij vrouwen die de zelfafnametest thuis kregen toegestuurd, het grootst was, 18,7 procent. Dat is toch een enorm verschil, als we zien dat de responsgraad bij de groep die niks ontving, slechts 8 procent was. Dit proefproject lijkt dus het doel om meer vrouwen te laten deelnemen aan preventief onderzoek, te bereiken. Vrouwen die al lange tijd geen uitstrijkje meer lieten nemen, kunnen zo beter bereikt en geholpen worden. U gaf aan dat de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker zich pas kan buigen over een eventuele implementatie van de zelfafnametest in het bevolkingsonderzoek, nadat er een aantal randvoorwaarden vervuld zijn.
Wat concludeert u uit de positieve responsgraad op de zelfafnametest?
U gaf aan dat het Roadbook ‘Opsporing van baarmoederhalskanker in België door HPV-test’ uit de vorige legislatuur verder uitgerold moet worden, met het oog op een eventuele implementatie van de test. Plant u hierover overleg met de federale minister? Met welke andere actoren bent u van plan hierover samen te zitten?
Er blijken wel opvallende regionale verschillen te zijn bij de vrouwen die de zelfafnametest deden, mede omdat Antwerpen het gemiddelde nogal naar beneden trok. Hebt u er een zicht op hoe deze regionale verschillen zich aftekenen?
In het Nederlandse bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker werkt men met een adequaat screeningsalgoritme voor de hele doelgroep. In hoeverre zal het algoritme in Vlaanderen zich baseren op dat van Nederland?
Minister Beke heeft het woord.
Dit proefproject toont aan dat de zelfafnametest het potentieel heeft om niet-gescreende vrouwen in Vlaanderen te bereiken, maar zoals reeds uit mijn antwoord op uw schriftelijke vraag bleek, zijn er nog enkele belangrijke randvoorwaarden nodig vooraleer deze test kan worden geïmplementeerd.
Ten eerste moet de overstap gemaakt worden van cytologie naar HPV (humaan papillomavirus) als eerste test voor het screenen naar baarmoederhalskanker in België. Hiervoor zijn enkele belangrijke beslissingen nodig binnen de interministeriële conferentie, onder andere over de budgettaire implicaties van nomenclatuurwijzigingen voor een screeningsuitstrijkje, de eventuele aanbestedingsprocedure voor de keuze van de HPV-test en de beslissing in welke labo’s deze HPV-test geanalyseerd zal worden.
Er is ook nog verder onderzoek nodig naar HPV-negatieve kankers. Indien we overstappen naar HPV-screening, wordt er immers geadviseerd om het screeningsinterval uit te breiden naar vijf jaar, in plaats van drie jaar met cytologie. Het is ook zo dat er met cytologie ook andere kankers worden opgespoord, die we met HPV-testing zouden missen. Beide argumenten zorgen dus voor een zekere waakzaamheid om de overstap te maken.
De richtlijnen voor het opvolgen van een vrouw die HPV-afwijkend is, staan momenteel nog niet op punt. Een eerste stap, die als follow-up wordt uitgevoerd, is de cytologie, maar over de termijnen wanneer deze vrouwen met een HPV-afwijking opnieuw moeten worden gescreend, is er nog geen definitief uitsluitsel.
De communicatie die aan een vrouw met een HPV-afwijkende test, zónder afwijkende cytologie, zal moeten worden gegeven, is bovendien niet eenvoudig. Dit kan namelijk zorgen voor veel ongerustheid, terwijl dat soms niet nodig is.
Uit de resultaten van het pilootproject bleek dat het aantal niet-sluitende resultaten steeg in de oudere leeftijdscategorieën. Mogelijk kan dit verklaard worden door een verminderde hoeveelheid materiaal dat wordt verzameld tijdens de zelfafname bij vrouwen na de menopauze. Aangezien er in het proefproject slechts gebruikgemaakt werd van één soort zelfafnametest, kon niet onderzocht worden of het voorkomen van een stijgend aantal niet-sluitende resultaten in functie van de leeftijd, specifiek is voor de zelfafnametest. Het uitklaren van het meest optimale ‘device’ om de zelfafname uit te voeren, is dus een belangrijke randvoorwaarde om de zelfafnametest in te bedden in een bevolkingsonderzoek.
Eerder onderzoek van het Centrum voor Kankeropsporing toonde een duidelijke sociale gradiënt aan in de deelname aan het Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker. Vrouwen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming, die deel uitmaken van een gezin waar het arbeidsvolume zeer laag of niet-betalend is en die niet aan het werk zijn, laten zich minder waarschijnlijk preventief onderzoeken. We zien gelijkaardige resultaten bij de bepaling van het socio-economisch profiel van vrouwen die al dan niet deelnemen door middel van de zelfafnametest. De zelfafnametest verkleint dus blijkbaar de gezondheidskloof niet. Als conclusie kan ik dus stellen dat er nog enkele belangrijke stappen moeten worden gezet om deze HPV-zelfafname te implementeren. Vooraleer wij van start gaan met het implementeren van deze test in ons bevolkingsonderzoek, willen we ervoor zorgen dat binnen elke stap van de organisatieketen de kwaliteit kan worden gegarandeerd.
Ik zal overleg organiseren en opstarten met mijn federale collega, maar eerst zal het ‘roadbook’ voor de opsporing van baarmoederhalskanker in België door de HPV-test nog verder op punt moeten worden gesteld, zodat er antwoorden komen op de vereiste randvoorwaarden. Die opdracht is toegewezen aan Sciensano.
Er was een grote variatie tussen de dertien gemeenten die hebben deelgenomen. Dat kan mogelijk gedeeltelijk worden verklaard door het verschillende sociaal-economische profiel van de deelnemende gemeenten. De hoogste respons werd bereikt in de deelnemende gemeenten van Noord-Limburg, de laagste respons in de grootstad Antwerpen, met de centrumstad Genk als middenmoot. Binnen de deelnemende postcodes van Antwerpen zagen we een vergelijkbare variatie, met een hoge respons vergelijkbaar met die van Noord-Limburg in Berendrecht-Zandvliet-Lillo en Ekeren, tot een zeer lage in Antwerpen-Zuid en Antwerpen-Kiel. Binnen gemeenten of wijken met een veeleer laag sociaal-economisch profiel bleken er dus minder mensen deel te nemen.
In Nederland is het Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker overgeschakeld naar HPV-primaire screening in 2017. Zoals reeds besproken wordt er momenteel een roadmap opgemaakt voor de eventuele overschakeling van screening op basis van cytologie naar primaire HPV-screening in België. Wetenschappers van Sciensano werken daarvoor alle nodige stappen uit, in samenwerking met de betrokken beroepsgroepen, onder andere huisartsen, gynaecologen en pathologen, en gemeenschappen. Het onder de loep nemen van het Nederlandse screeningsalgoritme en de vertaalslag maken naar de Belgische en Vlaamse context horen daar zeker bij.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is inderdaad belangrijk dat we zo snel mogelijk werk kunnen maken van die omslag van cytologie naar HPV. We zien dat men daar in Nederland al volop mee is gestart, en ook in Scandinavische landen. Dat zou gevoeliger zijn. Het zou ook minder tot colposcopieën leiden. Aangezien we van drie naar vijf jaar kunnen gaan, zouden we voor een levensduur van honderdduizend vrouwen ongeveer 15 miljoen euro kunnen besparen. Dat kunnen we dan eventueel opnieuw aanwenden voor preventie. Op welke termijn is het de bedoeling dat die roadmap helemaal klaar is? We zijn hier immers al jaren over aan het praten.
Hebt u exacte percentages wat die zelfafnametest betreft? Anders vraag ik die schriftelijk op.
Die heb ik niet bij me. De timing van de roadmap zal ik ook opvragen.
Dan vraag ik die wel. Perfect.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij collega Saeys wat de overstap van cytologie betreft. De zelfafnametest is inderdaad belangrijk, dus ik kijk ook uit naar die roadmap. De organisatie van de screening op baarmoederhalskanker zit immers inderdaad in een overgangsfase, door al die verschillende technologieën, maar ook door de aankoop van zulke zelftests via het internet. Dat mogen we ook niet vergeten. Het lijkt me belangrijk dat we met alle actoren de verschillende mogelijkheden goed onder de loep nemen, en dat we dan een duidelijke hervorming van onze screening aannemen. Dat moet echter inderdaad wel op een degelijke, wetenschappelijke manier gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.