Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over het beheer van de damhertenpopulatie in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dames en heren, de vraag is ondertussen al een tijdje geleden ingediend, maar ze wordt actueler met de dag. Ondertussen zijn we ook een wolf in Oudsbergen tegengekomen en in de kerstperiode in Zoersel. Dat heeft voor de nodige onrust gezorgd. Ondertussen is er ook een ontmoeting geweest tussen August en Noëlla. Wie weet dus wat er nog op ons afkomt. Het is echt wel het moment dat we fundamenteel nadenken over hoe we omgaan met grote wilde dieren in onze samenleving en wat de draagkracht van Vlaanderen is. Dat is ook de insteek van deze vraag.
De aanleiding om deze vraag in te dienen waren de damherten in het Drongengoed. Op 17 december 2019 werd in het Drongengoed, het grootste aaneengesloten bosgebied van Oost-Vlaanderen, een jacht op damherten georganiseerd. De damherten maken deel uit van de beleving van de bosbezoeker in dat gebied, maar toch is de jacht noodzakelijk om de populatie op een aanvaardbaar peil te brengen, stelt het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). De damherten leven al een tiental jaar in het gebied en worden getolereerd, op voorwaarde dat de draagkracht van het gebied niet overschreden wordt en dat er geen duidelijke schade in de omliggende gebieden wordt waargenomen. Nu blijkt echter uit telgegevens en meldingen van schadegevallen in de directe buurt dat het aantal damherten momenteel te hoog is. Het ANB schat het aantal dieren op meer dan 150.
Daarnaast zijn we ook al jaren bekend met de aanwezigheid van andere grote wilde dieren die in conflict komen met de Vlaamse draagkracht. Zo is er het vraagstuk rond de beheersing van de everzwijnenproblematiek. Hoe beheers je hun aantal eens ze aanwezig zijn en hoe verspreiden ze zich in aantal? De voortplanting kan zeer snel gebeuren. Sinds kort speelt ook de aanwezigheid van de wolf een rol in het draagvlakvraagstuk. De aanwezigheid van verschillende grote diersoorten roept steeds veel emotie op als het gaat over hoe we deze in Vlaanderen kunnen inpassen.
Daarom stel ik deze fundamentele vraag over de draagkracht en hoe we daarmee omgaan. Minister, hebt u exacte en actuele cijfers ter beschikking van de populatie damherten die momenteel verblijven in het Drongengoed? Hoeveel herten komen er jaarlijks bij en hoeveel sterven er? Met andere woorden, wat is de jaarlijkse balans?
Vanaf wanneer is de draagkracht van het natuurgebied overschreden? Hoe wordt dit bepaald? Waarom wordt voor deze beheermethode, namelijk de jacht, gekozen om de draagkracht van het gebied te vrijwaren?
Het Drongengoed kende de afgelopen jaren een positieve bosbalans. Er worden dus meer bomen aangeplant dan gekapt. Heeft dit invloed op de populatie damherten? Draagt dit bij tot een verhoging van de draagkracht? Of zorgt juist de creatie van extra heide voor een aangroei van de damhertenkolonie?
Ik wil de vraag opentrekken omdat ik dat in een ruimer vraagstuk zie. De populatie van grote wilde dieren, zoals damherten, wolven, everzwijnen en Chinese muntjakken, komt in Vlaanderen vaak in conflict met natuur-, veiligheids-, economische en maatschappelijke doelen. Welke maatregelen voorziet u om die tweestrijd uit te vlakken? Is er voldoende draagkracht in de Vlaamse natuurgebieden en/of daarbuiten – de dieren richten zich duidelijk niet enkel tot natuurgebieden – voor de aanwezigheid van die grote wilde dieren en/of welke haalbare en betaalbare beheersmaatregelen staan hiertegenover?
Het leefgebied van deze dieren verplaatst zich regelmatig. We hebben dat onder andere gezien bij de wolf. Er wordt in eerste instantie een zone afgebakend. Als we weten welke afstand zij kunnen afleggen, beperkt het zich niet meer tot een zone maar misschien wel tot heel Vlaanderen. Hoe zijn de beheermaatregelen en de eventuele tegemoetkomingen hieraan aangepast?
Ziet u als minister een mogelijkheid om meer begrip en meer draagvlak te creëren voor fauna- en florabeheer en hoe wil u dat realiseren?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Het doet me heel veel plezier dat in deze commissie er nog mensen vinden dat het Drongengoed een van de mooiste gebieden in Vlaanderen is. Collega Rombouts gaf mee dat op 17 december 2019 in het natuurgebied Drongengoed vijftien damherten werden gedood. Daar is heel wat commotie over ontstaan, onder andere op de sociale media. De reacties zijn begrijpelijk. De jacht op deze dieren ligt heel gevoelig, aangezien ze in het Drongengoed deel uitmaken van de natuur- en bosbeleving. Het is ook een aaibare soort, het beeld van Bambi speelt wellicht een rol.
Zowel Natuurpunt als het Agentschap voor Natuur en Bos reageerde dat het ging om een 'beheerjacht' in het kader van biodiversiteitsdoelen. De draagkracht van het gebied was overschreden. De damherten werden soms in groepen van vijftig aangetroffen, met de nodige impact: aangevreten landbouwgewassen, schade aan jonge bomen – er zijn nogal wat boomkwekerijen in de buurt – en verkeersincidenten. De reeën die er wonen, kwamen onder grote stress te staan.
Er werd voor gekozen om de populatie onder controle te proberen krijgen door een jacht te organiseren, een vorm van beheerjacht, namelijk hoogzit, want een drukjacht zou de dieren te veel stress bezorgen. Uiteindelijk werden, in tegenstelling tot het doel van vijftig, vijftien damherten afgeschoten. De dieren werden meegenomen door de jagers. Op voorhand werd een streefcijfer van vijftig aangekondigd omdat men de populatie geschat had op een tweehonderdtal dieren, maar dat aantal werd niet gehaald.
Er waren tijdens de jacht een delegatie van Animal Rights en een aantal lokale natuurliefhebbers aanwezig. We hebben ook gezien wat de reacties op Facebook waren van deze mensen, die de jachtpartij aan de kaak stelden. Dat is heel veel gedeeld.
Vele burgers stellen zich de vraag of er voldoende gezocht werd naar alternatieven zoals het castreren, verhuizen of vangen van de dieren. Men had ook heel wat vragen over de timing van de jacht, in de week voor de kerstvakantie, over de manier waarop dat allemaal werd gecommuniceerd of niet gecommuniceerd en over het gebrek aan draagvlak, ook bij de gemeenten die moesten meewerken.
Er kwamen ook reacties in de vorm van opinies in de kranten. Onder andere een Nederlandse bioloog uit Wageningen had kritiek bij die occasionele jachtpartij. Hij gaf aan dat damherten op termijn daar heel schuw van zullen worden en dat dat het beheersen van dat wildbestand nog moeilijker zal maken. Volgens hem is de efficiëntste oplossing eigenlijk om de dieren te vangen en nadien te doden. Jagen is niet echt de oplossing.
Naar aanleiding van dit voorval, wens ik me te informeren over het globaal beleid voor de damhertenpopulatie.
Minister, het damhert is omschreven als een exoot. Is er dan ook sprake van een exotenplan voor damherten? Indien niet, bent u van plan om dat op te stellen om de damhertenpopulatie onder controle te houden?
Het meest recente rapport over de damhertenpopulatie en de verspreiding ervan dateert van 2015. Wat is de huidige stand van zaken? Stelt het probleem van de groei van de populatie van damherten zich ook in andere regio's in Vlaanderen en België? Indien ja, welke aanpak wordt er gehanteerd? Is er sprake van coördinatie tussen de regio's, en door wie gebeurt dit?
Om biodiversiteit te beschermen, is jacht een stap. Eigenlijk zou het de laatste stap moeten zijn. Welke alternatieve maatregelen zijn er nog mogelijk? En werden deze alternatieve maatregelen overwogen alvorens de beslissing van een beheerjacht te nemen?
Mevrouw Rombouts verwees er ook al naar. De tegenstelling tussen biodiversiteit en jacht is vaak een valse tegenstelling. We moeten zorgen dat de doelstellingen op elkaar afgestemd geraken en dat we een draagvlak creëren. Zult u werk maken van een Vlaamse aanpak die aan beide doelstellingen beantwoordt? Hoe zult u hierover communiceren zodat het begrip en het draagvlak voor ingrepen in de damhertenpopulatie groter wordt?
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de vele vragen.
We beschikken niet over exacte cijfers, vooral ook omdat de levenswijze van het damhert verborgen is. Ook de aard en de uitgestrektheid van het natuurgebied Drongengoed, ruim 730 hectare, laten het niet toe om het aantal dieren exact te bepalen. Het ANB voorziet wel een gestandaardiseerde telling in 2020 in samenwerking met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
Mevrouw Rombouts vroeg of de draagkracht van het natuurgebied al dan niet overschreden is. Waarom wordt voor deze beheermethode gekozen om de draagkracht van het gebied te vrijwaren? Om correct te antwoorden, is het wel nodig om verschillende aspecten en vormen van draagkracht toe te lichten. De belangrijkste zijn ecologische of biologische draagkracht, economische draagkracht en de culturele of maatschappelijke draagkracht.
Bij de ecologische of biologische draagkracht gaat het over het maximum aantal dieren die in een gebied kunnen leven op basis van de daar aanwezige natuurlijke bronnen. Hierbij kan het zowel gaan over de hoeveelheid voedsel als over rustzones of andere elementen. Het overschrijden van die ecologische draagkracht kan dan gepaard gaan met een kwalitatieve achteruitgang van zowel de soort als zijn omgeving. De aanwezigheid van voedsel buiten het natuurgebied zelf kan echter leiden tot hogere aantallen binnen het natuurgebied. Het feit dat een lokale populatie de intrinsieke biologische draagkracht van een natuurgebied nog niet bereikt heeft, sluit echter niet uit dat de dieren buiten het gebied schade kunnen veroorzaken. De ruimtelijke schaal waarop de biologische draagkracht wordt geëvalueerd, is daarom van groot belang.
De economische draagkracht geeft aan hoeveel dieren in een gebied kunnen leven zonder onaanvaardbare economische schade te veroorzaken. Hier wordt dus een menselijke dimensie, namelijk economie, meegenomen.
De culturele draagkracht, de maatschappelijke draagkracht, is het aantal dieren dat men maatschappelijk bereid is te tolereren in een gebied. Dat is sterk afhankelijk van cultuur en lokale context. Het kan dus zijn dat reeds lang voordat de biologische draagkracht van een gebied bereikt is, de maatschappelijke draagkracht overschreden wordt in functie van een of meerdere belangen, bijvoorbeeld door een onaanvaardbaar hoog risico op verkeersongevallen, door schade aan omliggende teelten, of doordat er een negatieve impact is op bijvoorbeeld het behoud en behalen van natuurdoelen. In Vlaanderen speelt de maatschappelijke draagkracht in het beheer van grote zoogdieren een niet onbelangrijke rol. In december werd er voor een afschot gekozen op basis van een afweging van de nevenaspecten die de verschillende beheermethoden hebben. Dat zijn onder andere de duur, de wettelijkheid, de impact op recreatie en de impact op andere dier- en plantensoorten.
Over de impact van heideherstel of bosontwikkeling op de draagkracht voor de damhertenpopulatie in het Drongengoed zijn bij het INBO geen onderzoek of gegevens bekend. Uit waarnemingen blijkt dat de dieren in het ganse gebied actief zijn. Op basis van losse waarnemingen is echter niet op te maken voor welke natuurtypes de dieren al dan niet een uitgesproken voorkeur zouden hebben. Er zou een impact kunnen zijn op de biologische draagkracht van het gebied, maar naar alle waarschijnlijkheid niet op de maatschappelijke draagkracht van het gebied.
Zoals ik daarnet al aangaf, wordt de ecologische draagkracht voor grote wilde dieren in Vlaanderen niet enkel bepaald door de ecologische draagkracht van de aanwezige natuurgebieden, maar door de ecologische draagkracht van het gehele landschap waarin de dieren leven. Daarnaast is er geen sprake van een tweestrijd tussen de aanwezigheid van grote zoogdieren en andere doelen. Er moet wel gekeken worden naar de maatschappelijke draagkracht. Vervolgens moet gezocht worden hoe mogelijke grote verschillen in draagkracht tussen groepen belanghebbenden zo goed mogelijk kunnen worden weggewerkt.
Wat het leefgebied van de dieren betreft, hebben mijn diensten geen enkele aanwijzing dat het leefgebied in de omgeving van Drongengoed zich zou verplaatsen. Het terreingebruik in en om Drongengoed is stabiel. Bij alle beheermaatregelen wordt ervoor gezorgd dat de dieren niet uit het gebied gedreven worden.
Draagvlak voor de faunabeheermethoden op zich vormt een bijkomende dimensie van de maatschappelijke draagkracht. Het is niet alleen de acceptatie van de aanwezigheid van een soort en de gevolgen ervan, maar ook van de toegepaste beheermaatregelen en de mogelijke negatieve impact ervan op andere menselijke activiteiten of biodiversiteitsdoelen. Als het om faunabeheer gaat, moeten we soms maatregelen nemen die maatschappelijk weinig populair zijn of gevoelig liggen, maar waarvan we wel weten dat ze nodig zijn om op lange termijn de gewenste populatieomvang en schade-inperking te realiseren. Ik vind het wel belangrijk dat er breed, zorgvuldig en goed gecommuniceerd wordt over het hoe en waarom van dergelijke acties. Ik ben ervan overtuigd dat we dat nog meer en beter moeten doen. Zo deed over de damherten in het Drongengoed de ronde dat alle damherten er weg moesten en dat geldgewin aan de basis van de beslissing lag. Dat was pertinent onjuist.
Mevrouw Schauvliege, het damhert is een uitheemse soort, die zich in de tweede helft van de negentiende eeuw in Vlaanderen heeft gevestigd door toedoen van de mens. Momenteel komt de soort op een beperkt aantal plaatsen verspreid in Vlaanderen voor, doorgaans in kleine aantallen. De grootste populatie bevindt zich in het Drongengoed. Het damhert is geen invasieve exoot. Een specifiek exotenplan is daarom niet aan de orde. In 1991 werd het damhert in het Jachtdecreet opgenomen als jachtwildsoort. In 2016 heeft het ANB, op basis van twee adviezen van het INBO, een beleidsvisie uitgewerkt voor de omgang en het beheer van de damhertenpopulaties in Vlaanderen. Samengevat komt die erop neer dat het ANB de verdere verspreiding van het damhert in Vlaanderen wenst te voorkomen. Het ANB erkent echter dat de soort in het Drongengoedbos in Oost-Vlaanderen een leefbare populatie heeft ontwikkeld, die een recreatieve waarde heeft voor bezoekers, maar die tevens voor schade zorgt. Die populatie wordt daarom actief beheerd, zodat de populatie niet groter wordt en zich niet verder verspreidt en zodat de schade beperkt blijft. Op andere plaatsen in Vlaanderen wordt de soort beheerd, zodat er geen nieuwe leefbare populatie kan ontstaan.
Het meest recente rapport waar u naar verwijst, is inderdaad van 2015. Het INBO-advies van 2015 bracht inderdaad alle gekende verspreiding- en afschotgegevens over het damhert in Vlaanderen en de omringende regio’s en landen samen. Het globale verspreidingsbeeld in Vlaanderen is sindsdien niet sterk gewijzigd. Er zijn veel losse waarnemingen van ontsnapte dieren en enkele verspreide populatiekernen waarvan het Drongengoedbos de grootste is. Daarbuiten komen kleinere populaties onder andere in Guldenberg, Kluisbergen, Zandbergen en de Zwalmvallei voor. Preciezere informatie over de actuele populatiegrootte is niet voorhanden.
Aangezien het damhert ook geen invasieve uitheemse soort is en niet op de Unielijst voorkomt, maakt het geen voorwerp uit van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, de gemeenschappen en gewesten. Er is dan ook geen formele coördinatie tussen de regio’s rond de damhertenproblematiek.
U vraagt naar de bescherming van de biodiversiteit. Afschot wordt, ook internationaal, algemeen gezien als de meest effectieve en praktisch best toepasbare methode voor het beheer van hertenpopulaties. Er werden wel degelijk alternatieve methoden afgewogen.
Bij het wegvangen en nadien in gevangenschap houden van de dieren, moeten afwegingen worden gemaakt in functie van dierenwelzijn en algemene duurzaamheid van de oplossing.
Alternatief zouden damherten met staande netten of dropnetten gevangen kunnen worden, waarna de keuze volgt of de dieren gedood, elders vrijgelaten of in gevangenschap in leven gehouden moeten worden. Gezien de beleidsvisie om in Vlaanderen geen bijkomende populatiekernen van het damhert te laten ontstaan, is het elders weer vrijlaten geen optie.
De doelstellingen voor biodiversiteit en natuur/wildbeheer vormen geen tegenstelling. Het natuurbeleid en -beheer in Vlaanderen verenigt nu reeds beide doelstellingen. Dit beleid is erop gericht om onze biodiversiteit te vrijwaren en te versterken, zonder dat dit leidt tot maatschappelijk onaanvaardbare schade.
Ik ben me bewust van de uiteenlopende visies op de rol van wild- of faunabeheer binnen het bredere natuurbeleid en van de maatschappelijke gevoeligheid hierover. Zoals ook aangegeven in het regeerakkoord, opteer ik voor een sterk wetenschappelijk onderbouwd wild- en faunabeheer.
Kortom, ik begrijp het heel goed, ik vind dit ook heel moeilijk. Damherten zijn heel schattig. Dat kunnen we zien op google of in het echt. Ik vind dit persoonlijk een heel moeilijk dossier. We zullen moeten kijken hoe we dat op lange termijn gaan aanpakken. Een alternatief is inderdaad het vangen en nadien afschieten, maar dan moet men de dieren nog transporteren en dat geeft veel stress enzovoort. Het is moeilijk. Ik ben er al dagen mee bezig.
Ik hoop dat we binnenkort kunnen zien hoe we dat in de toekomst kunnen organiseren in Vlaanderen en dat we een evenwicht kunnen bereiken met dierenwelzijn. Zo weinig mogelijk pijn: dat is een belangrijk element. Aan de andere kant is er het populatiebeheer. Want voor de biodiversiteit, schade enzovoort, is dat natuurlijk een belangrijk element. We zullen op zoek moeten gaan naar een methode om dat op een zo diervriendelijk mogelijke manier te doen, hoewel dat dat mij in dit geval moeilijk lijkt. We moeten een methode vinden voor de toekomst. Maar dat is voor binnen dit en een aantal maanden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, dit is een moeilijk debat, waarbij vaak emotie komt kijken. Minister, wanneer ik de afgelopen weken de krant las, deed mijn hart pijn, omdat mensen en groepen elkaar opjutten en soms onrespectvol reageren tegenover elkaar. Men reageert dan vanuit emoties, terwijl we er allemaal baat bij hebben om die zaak wetenschappelijk te bekijken. Ik heb heel veel respect voor dieren. En daarom vind ik dat we daar goed over moeten nadenken om zo tot een gedegen beslissing te komen. Het is heel belangrijk dat we het debat daarover durven aan te gaan. Alle vragen mogen worden gesteld, in de breedste zin van het woord. We moeten de afweging op een goede en correcte manier maken, zowel maatschappelijk als wetenschappelijk.
Ik ben dus blij dat u die zaak niet enkel op ecologisch vlak bekijkt, maar dat het hele maatschappelijke gebeuren, de schade en de effecten op onze samenleving, worden meegenomen in dit verhaal van de draagkracht van grote wilde dieren in Vlaanderen.
Minister, u zegt dat u nog zoekt naar de juiste methode. Dat is natuurlijk de aanleiding van mijn vraag: hoe concretiseren, hoe bepalen we dat? Leggen we voor elke diersoort een concreet plan vast? Er is een wolvenplan. Wie bepaalt die maatschappelijke draagkracht? Wie beslist daarover? Hoe kunnen we daarin objectiveren? Ik blijf daarin nog op mijn honger. Ik begrijp dat dat een denkoefening is. Het is nodig dat we die maken.
Ik kom nog even terug op het leefgebied van dieren. Mijn vraag daarover ging niet enkel over de damherten, maar ook over die andere grote dieren. Nadat de wolf in Limburg was opgedoken, dachten we dat het leefgebied van de uit Duitsland overgekomen wolf een stukje was uitgebreid. Maar in een mum van tijd, zonder dat iemand het gemerkt had, werd hij op een nacht gespot in Zoersel. Op zich is heel Vlaanderen een potentieel leefgebied. We weten dat de beheermaatregelen, specifiek voor wolf, afgebakend zijn in een bepaald gebied. Daarom ben ik bezorgd. Tijdens de kerstperiode heb ik daarover een aantal vragen gekregen. Want gedomesticeerde dieren die buiten verblijven, kunnen bedreigd worden door de wolf. Hoe moeten die worden beschermd? Hoe gaan we daarmee om? Hoe kan het beleid daarin meer sensibiliseren? Hoe kunnen we de beheermaatregelen daar beter op afstemmen en sneller inspelen op actuele gebeurtenissen? Of hoe moeten we daarmee omgaan? Dat was eerder mijn bezorgdheid: om ook zeker daarbij stil te staan.
Er zijn verschillende beheermethoden. Minister, ik hoor heel duidelijk dat daarin wel degelijk een afweging gebeurt. Het is misschien cru om het zo te stellen, maar jacht is soms de meest diervriendelijke methode, omdat je de dieren het minst onder stress brengt. U kunt zich niet voorstellen welke stress het voor een dier met zich meebrengt wanneer het wordt gevangen. Die stress kan zelfs tot een natuurlijke dood leiden. Iedereen kan zich wel voorstellen wat dat op dat moment doet met een dier.
We moeten dat vermijden en moeten dus opnieuw wetenschappelijk bekijken wat de beste, meest diervriendelijke en minst pijnlijke wijze is, om dan effectief tot een methode over te gaan. Hormonaal zou misschien ook kunnen, maar dan moet je ook nadenken over de gevolgen van hormonen in het milieu en over hoe je kunt sturen dat je geen te grote inteelt krijgt, want dat zal bij zo’n beperkte populatie ook een uitdaging zijn. Er komt dus veel meer bij kijken.
Het is belangrijk om daar als overheid een goede sensibilisering rond te doen en ook te durven stellen dat jacht in dezen soms een partner is voor de beste beheermaatregel. Ik hoop dat we die strijd, die we de afgelopen weken weer heel fel voelen in bepaalde debatten, achter ons kunnen laten. We moeten er goed over nadenken, zodat iedereen op een positieve manier zijn steentje kan bijdragen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Het klopt dat we op het vlak van dierenwelzijn heel zorgzaam moeten zijn. Er zijn vijftien dieren afgeschoten en meegenomen. Ik woon in die buurt. Heel die jachtpartij heeft enorm veel commotie met zich meegebracht. Er is door verschillende mensen verteld – ik heb ook foto’s gezien – dat niet alleen die vijftien dieren zijn afgeschoten, maar dat er ook gewonde dieren zijn gevallen. Hebt u daar zicht op? Is er een nacontrole geweest? Dat zou immers helemaal niet stroken met de idee dat jacht zo diervriendelijk is.
Ik wil aandringen op een strategie rond het beheer van die damhertenpopulatie, want wat we nu gezien hebben, is absoluut niet voor herhaling vatbaar. De communicatie over het afschieten van de damherten is gevoerd op het moment dat de actie bezig was. Voordien hebben de twee lokale besturen aangekondigd dat er een wegomleiding was. Heel de buurt wist dus dat het ging gebeuren. En daardoor krijg je inderdaad verhalen zoals we die daarnet schetsten, die helemaal niet terecht zijn. Maar daarmee veeg je onmiddellijk elke vorm van draagvlak van tafel.
Als we daartoe moeten overgaan, moet dat ten eerste het gevolg zijn van een doordachte actie en een duidelijke strategie. En ten tweede moeten we ernstig communiceren. We moeten de mensen ernstig nemen en ze niet voor voldongen feiten stellen, wat in dit geval wel degelijk gebeurd is. Ik zou willen vragen, minister, dat u erop aandringt dat er nooit meer op een dergelijke manier gecommuniceerd wordt, maar dat dat op een ernstige manier gebeurt en als gevolg van een duidelijke strategie. Wenst u daar op die manier verder mee om te gaan?
De heer Pieters heeft het woord.
Ja, je moet er zorgzaam mee zijn en je moet communiceren. Ik kijk persoonlijk liever naar groot wild dan erop te schieten. Ik ben geen jager. Maar je moet wel iedereen zijn ding laten doen. (Opmerkingen)
Wacht, ik kom ertoe. Als je zegt dat je een kudde herten of reeën accepteert of ergens wenst – ik wens dat ook, ik wens meer groot wild in onze natuur – zet er dan ook een roedel wolven tussen. Als een wolf jaagt, is dat gewoon de natuur. Of dat dan misschien ook stresserend zou zijn voor die ree, weet ik zo niet.
Ik moet mij hier fel inhouden. Zoals collega Rombouts zegt, is het een emotioneel ding. Als het dan toch over maatschappelijk draagvlak gaat, moeten we ook maatschappelijk nadenken over hoe wij omgaan met natuur, met dode dieren. Je kunt er toch geen dierenpsycholoog naast gaan zetten, om bij elk damhert na te kijken of het gestresseerd is of niet? Sorry, maar hoe ver kunnen we gaan?
Als u wilt communiceren met de bevolking, doe dat alstublieft. Probeer daar dan ook een draagvlak voor te creëren. Maar je moet wel een beetje realistisch zijn. Het is snoezig om te zien, maar dat is nu eenmaal voer voor een ander groot wild beest.
We kunnen wensen hier enkel dit beestje en elders enkel dat beestje te zien, maar we moeten de natuur ook zijn ding laten doen. Of nu een mens of een ander wild dier jaagt, dat is nu eenmaal de natuur. Als we natuur willen, moeten we ook met de natuur leren leven. Ik moet me hier fel inhouden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat u mijn naam niet hoeft op te zoeken. Dit is een geladen debat. Dat is ook logisch, want het blijft schieten op Bambi. Dat had in onze kindertijd te veel impact om over te gaan. Ik dring dus ook aan op communicatie. In dit geval heeft het ANB misschien wat steken laten vallen. We moeten aan voorlichting doen. We moeten de mensen in die buurt en de bezoekers van dat bos uitleggen waarom het nodig is. We zoeken dat maatschappelijk draagvlak ook in andere domeinen waar het om de natuur en het natuurbehoud gaat.
Mensen snappen bijvoorbeeld niet altijd waarom bomen moeten worden gekapt. Ik durf niet te stellen dat dit de functie van een boom is, maar soms is het nodig. Het wordt meer en meer de strategie om minder bomen per keer te kappen, maar wel meerdere keren te kappen. Dat is voor de jacht iets minder evident, maar ook op dat vlak is het, vooral in samenwerking met de lokale besturen, misschien mogelijk interessante oplossingen te bedenken. Ik denk dat we daar rekening mee moeten houden.
Voor de rest mag het afgebakend gebied van de wolf in Oost-Vlaanderen liggen, waar de damherten rondlopen. Dat is voor mij geen probleem, maar ik merk even op dat het everzwijnenprobleem in Limburg sinds de komst van de wolf nog altijd niet is opgelost. Ik denk niet dat de wolf alleen genoeg zal zijn. We zullen moeten blijven jagen en we zullen dat aan de mensen moeten blijven uitleggen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben me ervan bewust dat de communicatie anders had moeten verlopen. Eerst is, voor alle duidelijkheid, op aangeven van de lokale besturen beslist niet te communiceren. Daarna was het afschot er en moest er wel worden gecommuniceerd. Dat was niet goed. Als we overgaan tot de beheersing van de damhertenpopulatie en tot een afschot, ben ik het ermee eens dat er een heel doordachte communicatie moet zijn, zodat we niet voor voldongen feiten komen te staan.
Ik ben er niet van op de hoogte dat er gewonde dieren zouden zijn. Ik zal natrekken of dat zo is, want op dit moment heb ik die gegevens niet.
Er is, voor alle duidelijkheid, een groot verschil tussen een wolf en een damhert. Ik wil benadrukken dat de wolf beschermd is. Dat betekent dat we de verplichting hebben alles op alles te zetten om die diersoort te beschermen, net zoals we dat doen voor de otter, die ook helemaal terug is. Op zich is dit een win-winsituatie voor iedereen. Het damhert is niet beschermd. Het ANB heeft in het verleden de politiek gehanteerd dit gedeeltelijk te tolereren. Er is dus een groot verschil in de manier waarop we dit zullen aanpakken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik begrijp het verschil tussen wolven en damherten en het verschil tussen beschermde en niet-beschermde dieren. Ik weet dat u eigenlijk niet meer kunt of mag antwoorden, maar misschien kunt u dat met een blik toch doen. De maatschappelijke afweging blijft sowieso altijd overeind om de draagkracht voor die dieren te bepalen.
Wat betreft de communicatie hebt u aangegeven dat men de lokale besturen heeft gevraagd om in eerste instantie niet te communiceren. Collega’s, ik denk echt dat wij in dezen een heel belangrijke rol spelen. Als wij en alle middenveldorganisaties die op de een of andere manier betrokken zijn, zo reageren op het moment dat de beheermaatregelen worden uitgevaardigd en in opstand komen en zodanig reageren dat het niet meer kan doorgaan, wordt het lokale bestuur beperkt of krijgt het schrik om te communiceren. Ik vrees dat dit mee aan de basis ligt van het feit dat men in eerste instantie ervoor heeft gekozen om niet te communiceren. Dat is verkeerd. Dat is niet oké. Ik ken hun eerste drijfveer niet, maar ik kan het mij, maatschappelijk gezien, indenken. We zijn allemaal medeverantwoordelijk om ervoor te zorgen dat groeperingen in overleg blijven gaan. We moeten er inderdaad op rekenen dat de beste keuzes op basis van wetenschappelijke afwegingen worden gemaakt en dat op die manier de beste beheermaatregelen worden gekozen.
Ik kan mij ook zelfs indenken dat er gewonde dieren zouden zijn. Ik betreur dat ook. Maar als men denkt dat elk schot in de jacht altijd 100 procent raak is … – dat is ook maar de vraag. Ik ben er echter ook zeker van dat als ik met netten dieren ga vangen, er ook veel gewonde dieren zullen zijn. We moeten het debat heel goed en evenwichtig durven te voeren, zonder schroom voor welke vraag ook. We hebben de plicht om alle vragen en om alle pro’s en contra’s te bekijken.
Minister, ik heb nog een suggestie of vraag, en ik begrijp dat u er zeker oor naar hebt. Als we de maatschappelijke draagkracht voor de verschillende grote wilde dieren bekijken, als we dat bepalen of vastleggen met een of ander instrument, moeten we zeker alle betrokken actoren in dat debat betrekken. Dat is heel belangrijk om die draagkracht te kunnen definiëren.
Ik dring, zoals ik daarnet al zei, aan op een duidelijke strategie voor het beheer van die populatie. Die strategie moet samen met de verschillende partners en beheerders van dat gebied worden opgesteld en gecommuniceerd. Ik ben ervan overtuigd dat dan de opstand en de weerstand die nu tot uiting kwamen als gevolg van het feit dat men voor voldongen feiten stond, helemaal weggenomen zal zijn. Ik weet heel goed dat het lokale bestuur niet meer heeft willen communiceren en zijn staart heeft ingetrokken. Dat klopt inderdaad niet, maar dat kun je alleen maar voorkomen als je vertrekt vanuit een heel duidelijke strategie, vanuit een goedgekeurd plan, gecommuniceerd met de omwonenden en de bezoekers, en dan een maatregel neemt. Welke maatregel dat moet zijn, dat moet in overleg gebeuren en op basis van wetenschappelijke gegevens. Ik dring echt wel aan op een duidelijke strategie en geen ad-hocbeleid. Als we dat blijven doen, zullen we elke keer opnieuw voor dat soort situaties staan waar niemand heel tevreden mee is.
We hebben het opgevraagd, en ik krijg hier de bevestiging dat er twee gewonde dieren waren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.