Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, soms ligt dierenwelzijn heel dicht bij landbouw of het economisch aspect van de kwekerijen, maar het is natuurlijk goed dat het twee aparte bevoegdheden betreft. Ik heb deze vraag om uitleg al aan de minister van Dierenwelzijn gesteld. Tijdens de kerstperiode hebben ons een aantal signalen en beelden bereikt van kalkoenkwekerijen waar het er niet goed aan toe ging.
Minister, ik zou u nu ook een aantal vragen willen stellen. Een paar van die vragen heb ik aan de minister van Dierenwelzijn gesteld. De minister van Dierenwelzijn heeft blijkbaar plannen om met te sector te overleggen over een manier om die situatie te verbeteren. Hebt u ook dergelijke plannen?
Wat vindt u van de suggestie van de minister van Dierenwelzijn om met een aantal labels te werken? Ik heb het nu over kalkoenen, maar eigenlijk gaat dit ook op voor een aantal andere kwekerijen en dieren. Zou het niet goed zijn om te voorzien in een nauwe samenwerking tussen de beleidsdomeinen Landbouw en Dierenwelzijn over de wijze waarop bepaalde dieren worden gekweekt en aangepakt?
Naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota heb ik al een vraag gesteld over de zogenaamde Vlaamse Voedseltop. In dergelijke situaties wordt niet enkel verwezen naar de kwekerijen, maar ook naar de consument, die dan zogezegd geen kalkoenen meer zou mogen eten. Voor mij is dat geen probleem, maar zo blijven we de verantwoordelijkheid natuurlijk afschuiven. Kan deze problematiek, niet enkel met betrekking tot kalkoenen, maar ook met betrekking tot andere dieren, geen onderdeel vormen van de Vlaamse Voedseltop, zodat de gedeelde verantwoordelijkheid de lijn volgt van de kwekerijen naar de consument?
Aansluitend bij de uitleg die we vorige week in de commissie van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) hebben gekregen, vraag ik me af of u van plan bent bepaalde beleidslijnen in verband met de grens tussen het dierenwelzijn en het economisch onderdeel van landbouw, met name bij de kwekerijen, aan VLAM over te maken. Op die manier zou VLAM daar in zijn promotie rekening mee kunnen houden.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, uw vraag heeft mij wat opzoekwerk opgeleverd, met name over de vraag of er naast vleeskalkoenen ook legkalkoenen bestaan. Die bestaan effectief, maar ze leggen maar twee keer per week een ei. Die business is dus niet heel succesvol, maar de vraag gaat daar niet over.
Dit thema kwam ook aan bod in de commissie Dierenwelzijn van 8 januari 2020. Minister Weyts antwoordde toen dat er in het kader van het dierenwelzijnsbeleid geen specifieke oppervlaktenormen voor de huisvesting van kalkoenen zijn vastgesteld. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat die sector op het vlak van dierenwelzijn volledig ongereguleerd zou zijn.
De algemene beginselen en principes van de dierenwelzijnsregelgeving zijn op alle sectoren van toepassing, ook op kalkoenen dus. Minister Weyts gaf aan dat zijn controlediensten ook bij Vlaamse kalkoenbedrijven controles uitvoeren en tot op heden geen overtredingen hebben vastgesteld. Onze boeren hebben er zelf ook alle belang bij om hun dieren goed te verzorgen. Individuele gevallen van dierenmishandeling kunnen we niet laten gebeuren, maar we mogen geen hele sector stigmatiseren. In dat bedje zijn we soms een beetje ziek.
Minister Weyts antwoordde verder terecht dat hij in overleg wil treden met de kalkoensector. Hij heeft ons dat ook laten weten. Voor mij is het een beetje lastig om daarnaast parallelle initiatieven te nemen, maar we hebben onze medewerking aangeboden aan minister Weyts. Het is van belang dat hij ook de minister van Landbouw meeneemt in dat overleg.
Wat uw vraag over de labels betreft, kom ik terug op het antwoord dat ik u gaf tijdens de bespreking van mijn beleidsnota in november vorig jaar. Bij de inspanningen die onze boeren leveren op het vlak van dierenwelzijn moet er een onderscheid worden gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke normen. De wettelijke normen gelden voor iedereen en zijn verplicht. De overheid ziet ook toe op de naleving ervan. Voor die normen hebben labels of keurmerken weinig meerwaarde, omdat al deze producten die in de winkel terechtkomen aan de norm moeten voldoen.
Wettelijke normen zijn verplicht, bovenwettelijke normen daarentegen zijn vrijwillig. De borging van bovenwettelijke lastenboeken, labels of keurmerken wordt binnen de keten zelf georganiseerd. Bovenwettelijke normen maken meestal deel uit van een specifiek verdienmodel van een bedrijf of een samenwerkingsverband tussen meerdere bedrijven. Men richt zich dan op afnemers of consumenten die bereid zijn om een meerprijs te betalen voor een specifieke eigenschap of kwaliteit. Dat zou ik aan de sector willen laten.
Vanuit het landbouwbeleid juich ik differentiatie- en diversificatiestrategieën toe. Het is eigen aan ondernemers dat ze op zoek gaan naar een ‘unique selling proposition’, iets waarmee ze het verschil kunnen maken in de markt. Het succes daarvan wordt echter niet alleen door de landbouwer zelf, maar vooral door de consument bepaald. Dat is voor voedsel niet anders dan voor andere producten en goederen die te koop worden aangeboden.
U weet dat ik een voedseltop wil organiseren en die wil aangrijpen om de voedselvaardigheid van de Vlaamse consument te verhogen. ‘Voedselvaardigheid’ is een woord dat u niet in de Dikke Van Dale zult terugvinden, maar ik vind het een krachtige term omdat het zowat alle aspecten van voeding omvat, zoals smaak, gezondheid, veiligheid, nutriënteninhoud en, voor sommigen onder ons, zelfs het oordeelkundig bereiden. Maar evenzeer op het vlak van herkomst, seizoensgebondenheid of duurzaamheid zijn de vaardigheden waar onze vorige generaties nog over beschikten, een stuk verloren gegaan. Ik heb soms het gevoel dat voedsel een banaal product is geworden, iets dat onuitputtelijk voorradig lijkt te zijn en waarvoor we weinig moeite moeten doen. Dat staat haaks op de inspanningen die de sector levert om ons allen te voorzien van gezonde voeding. Er is dus wat vervreemding ontstaan tussen de productie en de plaats waar mensen hun producten aankopen. De voorbereiding van de voedseltop zal via een participatief project verlopen, waarbij ik een aantal krijtlijnen wil uitzetten, maar waarin ik uiteraard de sector wil betrekken. De eerste gesprekken daarover zijn trouwens al gestart.
Ik ga inderdaad aan VLAM vragen om in toekomstige promotiecampagnes extra aandacht te besteden aan dierenwelzijn. Ik ga dat doen samen met de landbouwsector omdat de sector er alle belang bij heeft. Ik ken eigenlijk weinig boeren die dierenwelzijn niet belangrijk vinden. Het lijkt me dus evident om daar aandacht aan te besteden.
VLAM is nauw betrokken bij de lastenboeken Belplume – weliswaar niet voor kalkoenen van toepassing, wel voor braad- en legkippen –, Belbeef en Belpork. VLAM volgt ook aandachtig alle bewegingen in de dossiers dierenwelzijn om de boodschappen mee te nemen. Belpork, Belplume en Belbeef hebben in 2019 ook gezamenlijk een dierenwelzijnsexpertencomité opgericht. Dat is een goede zaak.
Belpork is momenteel in samenwerking met de universiteit van Bristol aan het werken aan een aantal bovenwettelijke dierenwelzijnseisen als onderdeel van haar CERTUS-lastenboek. Er beweegt dus wel wat in de sector. Zeker als het over kalkoenen gaat, zal ik vragen dat er aandacht aan wordt besteed.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind vooral het laatste en wat u zegt over de voedseltop positief. Ik deel uw bekommernis dat wij inderdaad veel te weinig beseffen hoe dankbaar we mogen zijn dat we effectief de mogelijkheid hebben om gezonde en zeker voldoende voeding te hebben.
Ik wil nog een punt benadrukken. Het is helemaal niet mijn bedoeling om ook maar enige – ik zou zeggen – tweespalt te creëren tussen enerzijds landbouw en anderzijds dierenwelzijn. Ik stel me enkel de vraag of je, door gezamenlijke inspanningen te doen, geen heel duidelijk beeld voor de consumenten kunt ophangen. Los van bepaalde labels, verplichtingen en lastenboeken, is het heel goed dat binnen de Vlaamse Regering die twee items goed op elkaar worden afgestemd. Het kan het alleen maar vergemakkelijken voor de consument en hem voor een deel overtuigen om de richting uit te gaan die wij allemaal willen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, het is heel goed dat u aangeeft dat we moeten opletten met meteen een hele sector te viseren. Er kunnen hier en daar uiteraard misbruiken zijn en die moeten, als dat inderdaad zo is, worden aangepakt. We moeten toch altijd opletten om meteen conclusies te gaan trekken voor een hele sector. Ik denk dat we daar echt wel over moeten waken.
Over de problematiek van de kooisystemen hebben we in het regeerakkoord duidelijke afspraken gemaakt. We gaan het onderzoeken, maar er staan duidelijke voorwaarden bij, namelijk een economische impactmeting doen, flankerende maatregelen nemen en redelijke overgangstermijnen. We hebben begrepen dat er gisteren met de betrokken sector een overleg is geweest op het kabinet van minister Weyts rond de problematiek van de kalkoenen. Mocht zich dat in de problematiek van de kooisystemen situeren, denk ik dat het toch wel belangrijk is dat u daar actief bij betrokken bent want de drie voorwaarden kunnen natuurlijk alleen maar in nauw overleg met het departement Landbouw en met u gebeuren.
Minister, was u er gisteren al bij betrokken? Zo neen, verwacht u snel betrokken te worden als minister van Landbouw en als departement Landbouw? Het is belangrijk om die voorwaarden goed op te volgen als we stappen zouden zetten rond de kooisystemen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Als je de beelden bekijkt, is het natuurlijk heel erg wat daar gebeurt. Los van het dierenwelzijn stel ik me toch wel vragen over de wenselijkheid van de evolutie die zo'n sector ondergaan heeft. Hier is eigenlijk niets beschaafds aan; dit hoort niet thuis in een beschaafde samenleving. De manier waarop wij de economische logica hebben doen doorslaan, is niet waardig. Ik volg de collega's die zeggen dat men de sector niet moet culpabiliseren, maar ik denk dat we wel de plicht hebben om samen na te denken in welke richting we zo'n sector in de toekomst moeten laten evolueren. Volgens mij gaan we deze economische logica, die tot dit soort toestanden leidt, in de toekomst niet verder tolereren. Ik hoop dat toch, dat wij samen tot de conclusie komen dat dit niet thuishoort in een beschaafde samenleving.
Minister, wat is uw visie daarop? Welke economische stimuli ziet u om zo’n sector samen in een richting te doen evolueren die toch meer overeenkomt met wat thuishoort in een beschaafde samenleving?
Ik heb nog een aanvulling bij de suggestie van collega Steenwegen. We hebben de uitnodiging gekregen van de landsbond van bedrijfspluimvee- en konijnenhouders om eens een road trip te maken en een aantal bedrijven te bezoeken zodat we ons er van kunnen vergewissen wat, naast die beelden die we voorgeschoteld krijgen, echt de praktijk is. We moeten dat inplannen. Straks zitten we samen met de ondervoorzitters en kunnen we een voorstel doen voor de agendaplanning. Ik denk dat dat nuttig zou zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandenhove, u hebt een punt als u zegt dat we gezamenlijke inspanningen moeten leveren. Als ik met de boeren spreek, voel ik ook dat de landbouwsector ‘as such’ gevoelig is. Ze willen geen negatief dierenwelzijnsimago hebben. Dat is ook een antwoord op collega Steenwegen: onderschat niet hoe de samenleving geëvolueerd is in die zin. U zegt dat de beelden die we te zien krijgen, niet goed zijn. De regels gelden voor iedereen. Er zijn dus algemene dierenwelzijnsregels die gerespecteerd moeten worden, ook als het over kalkoenen gaat.
Collega Ongena, ik heb net van de voorzitter geleerd dat kalkoenen nooit in kooien zitten, maar op de grond rondlopen. Ik geloof hem uiteraard. Mijn kabinet was niet betrokken bij het overleg van gisteren. Ik hoop wel dat we gebriefd zullen worden. Ik zal sowieso, naar aanleiding van deze vraag, nog eens contact opnemen met collega Weyts, om zeker ook samen een aantal zaken te doen.
Over kooien werd in het regeerakkoord een duidelijke bepaling opgenomen dat er overleg zal zijn. Ik ben ervan overtuigd dat collega Weyts dat op een correcte wijze zal doen.
De vraag om uitleg is afgesloten.