Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, naschoolse vorming is belangrijk in alle sectoren. Ook in de landbouw moet worden ingezet op levenslang leren, zeker door de grote uitdagingen die voor ons liggen inzake digitalisering, innovatie en duurzaamheid.
Minister, u hebt hiervoor aandacht in de beleidsnota en het was dan ook positief om vast te stellen dat de Vlaamse Regering hiervoor 4,3 miljoen euro voorziet voor het komende werkjaar. Dit geld gaat naar de erkende opleidingscentra, waar naast de klassieke cursussen ook in vrij grote mate wordt ingezet op startersopleidingen. Ook hobbylandbouwers en imkers kunnen hun gading vinden in het aanbod. We mogen hen zeker niet vergeten of onderschatten, want de hobbylandbouwers bezitten samen een aanzienlijk deel van de oppervlakte en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de biodiversiteit. Minister, zijn deze middelen volledig afkomstig uit het derde Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III)?
In de beleidsnota is er ook sprake van het inzetten op nieuwe leervormen zoals lerende netwerken en afstandsleren. Is het hier aan de opleidingscentra zelf om initiatieven te nemen? Hoe ondersteunen we dit vanuit de overheid? Zijn er al concrete initiatieven klaar om uit te rollen?
Is dit naschoolse opleidingsbudget, en dan met name de 1,5 miljoen euro voor de starterscursussen, volgens u voldoende om de instroom van bekwame arbeidskrachten naar de landbouwsector te vergroten en zo het arbeidstekort in de sector op te lossen? Welke andere maatregelen kunt u nog nemen om de instroom te vergroten?
De algemene opleidingscentra zijn momenteel geografisch niet optimaal verspreid. Er is geen algemeen opleidingscentrum in Antwerpen of Limburg. Daar zijn wel gewestelijke opleidingscentra, maar die bieden in principe geen starterscursussen en stages aan. Gaat u streven naar een betere spreiding van de algemene opleidingscentra over het Vlaamse grondgebied?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Grosemans, ik vind dat u een hele mooie stem hebt. Een radiostem, het viel mij op. (Opmerkingen van Emily Talpe)
Ik wist dat de burgemeester van Ieper jaloers zou zijn. U hebt ook een mooie stem.
Collega's, de middelen van de landbouwvorming voor 2020 geven uitvoering aan PDPO III, met uitzondering van de financiering voor de opleidingen voor hobbylandbouwers, die volledig Vlaams gebeurt.
De voorziene middelen voor 2020 zijn als volgt samengesteld. Er is 3.590.000 euro in uitvoering van PDPO III, waarvan 50 procent Europese middelen en 50 procent Vlaamse cofinanciering. Er is 580.000 euro in uitvoering van PDPO III voor vorming die voor 100 procent gefinancierd wordt met overgehevelde pijler 1-middelen. Er is 130.000 euro, voor 100 procent gefinancierd door Vlaanderen, voor opleidingen voor hobbylandbouwers. Samengevat bestaat de begroting dus uit 2.375.000 euro aan Europese middelen en 1.925.000 euro aan Vlaamse middelen.
De bijeenkomsten van lerende netwerken vallen onder de leervorm van de korte vormingsactiviteiten en kunnen zo rekenen op financiële ondersteuning binnen landbouwvorming. De vraag vanuit de sector naar deze leervorm neemt toe. Vormingscentra die deze leervorm aanbieden, hebben er dus belang bij dit in de verf te zetten. Op de website van het Departement Landbouw en Visserij is een duidelijk overzicht te vinden van de erkende centra voor naschoolse vorming waarop landbouwers kunnen doorklikken om toegang te hebben tot het volledige opleidingsaanbod per centrum. Mijn administratie volgt vraag en aanbod zeer nauwgezet op en zal bijkomende initiatieven nemen, indien nodig.
Het afstandsleren is in de huidige regelgeving nog niet uitgewerkt. Daarvoor is nog geen ondersteuning voorzien. Het bestaande systeem stimuleert de organisatie van afstandsleren door de centra niet, omdat de subsidie vandaag gekoppeld is aan de fysieke aanwezigheid van de deelnemers. Onze administratie onderzoekt wel de mogelijkheden om een wettelijk kader te creëren dat het afstandsleren de nodige kansen geeft, onder meer in het kader van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB).
Collega, ik stel dus vast dat de regelgeving vandaag is wat ze is, maar ik ben zelf wel vragende partij om een aantal aanpassingen door te voeren om dat afstandsleren mogelijk te maken, want we zien dat dat in de lift zit. Dat zou de leerkansen van de mensen uit de sector misschien ook wel kunnen verhogen.
Dan kom ik tot uw derde vraag. De middelen van de starterscursussen gaan grotendeels naar de opleiding van toekomstige bedrijfsleiders. De centra organiseren daarnaast ook startersopleidingen voor landbouwwerknemers. Alle opleidingen voor landbouwers staan in de landbouwvorming ook open voor landbouwwerknemers. Het aandeel van de werknemers in alle opleidingen, behalve de korte vorming sinds 2015, bedraagt 7 procent.
Er is naast de landbouwvorming ook een opleidingsaanbod voor werknemers via EDUplus. Dat is het sectoraal opleidingsfonds voor de vier groene sectoren landbouw, tuinbouw, loonwerk en tuinaanleg.
De vernieuwde matrix van het secundair onderwijs heeft ons landbouwonderwijs een prominente plaats gegeven. Hierdoor wordt benadrukt dat kiezen voor landbouwonderwijs een waardevolle studiekeuze blijkt. Door de matrix is het ook duidelijk voor ouders en leerlingen welke studierichting toeleidt naar het hoger onderwijs of naar een job in de sector.
Wat de spreiding betreft, organiseren de algemene centra opleidingen in de verschillende provincies, ongeacht hun vestigingsplaats, en voor de diverse landbouwsectoren. Dit is expliciet een van de erkenningsvoorwaarden, te vinden in artikel 25 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004. Daardoor is er voor zover ik weet een voldoende aanbod van starterscursussen voor landbouwers in alle provincies verzekerd. Mocht u vinden dat dat niet zo is, dan kunt u mij dat doorgeven en dan bespreken we dat met de centra.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Praktijkervaring is enorm belangrijk. Maar de maatschappelijke uitdagingen voor die landbouwers zijn enorm groot. Het begint allemaal met een goede opleiding. Ik ben blij dat u hier voldoende aandacht aan schenkt. Gezien uw vorige bevoegdheid, verbaast dat me eigenlijk ook niet.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. U zou ook inzetten op de actualisering van de inhoud van die starterscursussen en die installatieproeven. Kunt u al iets meer vertellen over wat die actualisering precies zal inhouden en aan welke elementen in de opleiding u meer aandacht zult besteden?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik sluit me graag aan, omdat we vorige week in de plenaire vergadering nog een leuke discussie hebben gehad over levenslang leren in het algemeen. Een van de problemen die zich bij levenslang leren stellen, is dat we vaststellen dat het vooral hogeropgeleiden en jongere mensen zijn die daar gebruik van maken, en dat we dus de oudere mensen en de laaggeschoolden minder goed bereiken. In de landbouwsector zijn er vaak oudere boeren die per definitie vaak laagopgeleid zijn. Ik denk dat het belangrijk is erop toe te zien dat zij de trein van de digitalisering en van de innovatie, die er ook in de landbouw is, niet missen.
Hebt u er een zicht op hoe het probleem van het zogenaamde mattheuseffect zich ook voordoet binnen de landbouwopleidingen? Zo ja, hoe kunnen we daar iets aan doen en ervoor zorgen dat we ook de laaggeschoolde en wat oudere boeren bereiken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik ben blij met de aandacht. Collega Ongena, ik begrijp uw bijkomende opmerking. De landbouwsector is heel erg zwaar gedigitaliseerd. Veel aangiftes moeten ook digitaal gebeuren. Ik denk dat er in Vlaanderen geen boeren zijn die ongeletterd zijn op digitaal vlak.
Mevrouw Grosemans, de medewerkers vormen wel een aandachtspunt, want zij moeten nog op de digitale trein springen. Om die reden is mijn antwoord op uw suggestie dat we de regelgeving moeten aanpassen en dat online opleidingen mogelijk moeten worden. Zo hoeven die mensen zich niet per se te verplaatsen. We zien dat die online zaken bij VDAB mensen beginnen aan te trekken, maar die cijfers zijn voor later. Ik ben zeker bereid na te gaan hoe we dit nog laagdrempeliger kunnen maken, maar ik vind dat de sector, in vergelijking met andere sectoren, vrij goed mee is. Voor sommige zaken moet iemand zelfs een opleiding hebben gevolgd. Ik ben er net op gewezen dat iemand een fytolicentie moet hebben om te mogen sproeien. Dat is een goede zaak, want zo blijft die persoon natuurlijk leren. Wat wel nog beter kan, is het aantal medewerkers dat een opleiding volgt. Nu volgt slechts 7 procent van de medewerkers een opleiding en dat moeten we nog omhoog krijgen. De digitale of online toegang zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Indien de commissie hiermee akkoord gaat, zullen we aan de slag gaan om de regelgeving wat bij te sturen.
We zullen de startersopleiding actualiseren. Die actualisering is aangekondigd, maar de evaluatie is nog aan de gang en het is nu nog niet mogelijk een beeld te geven van de wijze waarop dat zal gebeuren. Dit zal uiteraard samen met de sector gebeuren.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende toelichting. Anno 2020 is een landbouwer een echte ondernemer en ik vind het goed dat er zo sterk wordt ingezet op de professionalisering van het levenslang leren in de landbouw.
De vraag om uitleg is afgehandeld.