Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, tijdens de bespreking van het jaarverslag van Unia werden er heel straffe statistieken bovengehaald. Vrouwen hebben blijkbaar 27 keer meer kans om het slachtoffer te zijn van hatespeech en online bedreigingen in de sociale media dan mannen. En daar werd bij vermeld dat die kans voor vrouwen van kleur nog veel hoger ligt.
Specifiek werden de cases van Dalilla Hermans en Yasmien Naciri aangehaald. Zij werden allebei heel specifiek en uitgebreid geviseerd. In het geval van mevrouw Naciri hebben we ten minste wel een heel positief precedent: voor de allereerste keer is er een anonieme twitteraar veroordeeld vanwege hatespeech.
Ik ben benieuwd, minister, op welke manier u mensen – en specifiek vrouwen en vrouwen van kleur, gezien hun veel hogere risico – preventief gaat beschermen tegen hatespeech, bedreigingen en haatcampagnes op sociale media. Welke instrumenten wilt u gebruiken om die problemen en bedreigingen te voorkomen, te remediëren en te bestraffen, en op welke manier? Op welke laagdrempelige manier kunnen mensen en specifiek de getargete mensen en groepen zichzelf op dit moment al beschermen voor, terwijl en nadat ze slachtoffer worden? Op welke manier wilt u die mensen breder op de hoogte houden van die manieren, zodat zij ze ook effectief kunnen gebruiken en wij ze laagdrempeliger kunnen maken?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Groothedde, dit is een zeer relevante vraag die zeer nauw aanschurkt bij het debat dat we daarstraks hebben gehad. Ook vorige week hebben we een debat gevoerd over de vraag van mensen in onze samenleving die vanwege wie ze zijn of wie ze willen zijn, geconfronteerd worden met geweld of haatboodschappen of die geïntimideerd worden. Dit is inderdaad een nieuw voorbeeld van wat in onze samenleving kan gebeuren.
Ik schets eerst het wettelijke kader. In het Gelijkekansendecreet stellen we in artikel 31 heel duidelijk dat het voor ons een misdrijf is dat mensen aanzetten tot opzettelijke discriminatie, haat of geweld jegens een persoon wegens een of meerdere van de beschermde kenmerken. Die kenmerken worden in artikel 16 opgesomd. Er is ook federale wetgeving, die duidelijk maakt dat dit strafrechtelijk wordt vervolgd. Zowel in het Vlaamse discriminatiedecreet als in de federale discriminatiewet wordt er in gevangenisstraffen voorzien, tot een jaar.
Er is vandaag dus een strafrechtelijk apparaat dat mensen die slachtoffer zijn van hatespeech en het aanzetten tot geweld, beschermt en dat daders strafrechtelijk kan vervolgen. Dat is een eerste belangrijke vaststelling.
Een tweede vaststelling is dat – en dat is de uitdaging, en vorige week zaten we ook op diezelfde lijn – er een moeilijk spanningsveld is met de vrijheid van meningsuiting. Wanneer is er sprake van hatespeech? Er is een grijze zone. Ik denk dat het maatschappelijk debat, het maatschappelijk engagement, de maatschappelijke betrokkenheid en ook de reactie vanuit de samenleving mee de grijze zone moet bewaken en moet antwoorden, naast de rechterlijke macht, de politiediensten en het Openbaar Ministerie, dat dient op te treden wanneer sprake is van een misdrijf. Waar die grens precies is en wanneer er strafrechtelijke feiten zijn, wordt in onze rechtsstaat door de rechter bepaald.
Ik denk niet dat in de eerste plaats het strafrechtelijk arsenaal moet worden aangescherpt of uitgebreid. Men kan zich alleen de vraag stellen of niet bepaalde van deze misdrijven zouden moeten worden gecorrectionaliseerd, maar dat is een verantwoordelijkheid die bij de federale collega's ligt. Vandaag de dag is assisen nog vaak strafrecht en u weet dat men in de praktijk die zaken nog te weinig vervolgt. Het correctionaliseren zou misschien wat dynamiek teweeg kunnen brengen die ook noodzakelijk is.
Wat kunnen we preventief doen? Er zijn een aantal zaken. We moeten verder inzetten op een correcte beeldvorming en stereotypering tegengegaan. In het verleden zijn er al een aantal initiatieven vanuit mijn bevoegdheid voor Gelijke Kansen gestart. Ik denk bijvoorbeeld aan de Genderklikwebsite. Op het einde van 2019 hebben wij een nieuw kennisplatform helpen oprichten: het Kennisplatform Diversiteit, Stedelijkheid & Burgerschap. Het is een samenwerking tussen de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen. Ze hebben de handen in elkaar geslagen. Een van de domeinen waarop ze zullen werken, is de rol van informatie- en communicatietechnologieën in het verbeteren van de sociale cohesie. Dat is dus werkelijk het domein waarover we hier nu spreken. Men wil ter zake een stuk wetenschappelijke expertise opbouwen: hoe moeten we daarmee omgaan, wat is het kader, hoe antwoorden we? Er is immers wel wat wetenschappelijke onderbouwing nodig om een goed beleid te voeren. Uw volgende vraag gaat trouwens over wetenschappelijk onderbouwing. U ziet hier dat we ermee aan de slag gaan.
Wat staat er nog op de agenda? U weet dat er sinds 2001 een nationaal actieplan tegen gendergerelateerd geweld bestaat. Het wordt gecoördineerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. De volgende editie voor de periode 2020-2024 is in volle voorbereiding. Ook Vlaanderen zal een bijdrage leveren. Hierover is afstemming bezig tussen het kabinet van collega Beke, van Welzijn, en collega Demir, van Justitie. In elk geval zal er aandacht gaan naar nieuwe vormen van gendergerelateerd geweld. Met nieuwe vormen bedoelen we evident deze vormen van gendergerelateerd geweld. We zijn dus een actieplan aan het opbouwen dat specifiek daarop werkt. We gaan proberen om met het nieuwe instituut en het Kennisplatform Diversiteit, Stedelijkheid & Burgerschap ook een wetenschappelijke onderbouw te garanderen. Ten slotte zetten we verder in op initiatieven die in het verleden al functioneerden en waar toch tevredenheid over bestond vanuit ons beleidsdomein Gelijke Kansen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u hebt het over het spanningsveld. Naar mijn gevoel is het hier zelfs een stuk kleiner en is er een klein spanningsveld met de vrijheid van meningsuiting, zonder voor rechter te willen spelen. Ook daarover zijn we het eens: de scheiding der machten is een zeer groot goed. Men mag zeggen dat men Jantje niet kan uitstaan, maar men mag niet zeggen dat men Jantje iets wil aandoen of anderen daartoe aanzetten.
Ik ben wel benieuwd hoe u op dit moment samenwerkt met socialmediaplatformen. Wat is de uitwisseling? Socialmediaplatformen hebben, al naargelang het platform, een heel andere aanpak. Ze zijn ook meer of minder geneigd tot ingrijpen. Op welke manier verloopt het overleg? Is er overleg? Wat is er nog te verwachten?
Ik ga hier toch ook even de onderliggende gronden aanhalen. Dit is niet alleen een kwestie van punctueel geweld. Er is ook sprake van een basisprobleem van haat tegenover vrouwen en vrouwen van kleur, die in opgang is. Het idee dat vrouwen minderwaardig zijn en dat mensen van kleur minderwaardig zijn, ligt aan de basis hiervan. Dat is een breder maatschappelijk probleem dan louter in deze punctuele vragen kan worden gevat.
U hebt het over het actieplan inzake gendergerelateerd geweld. Wanneer zal het volgende overleg ter zake plaatsvinden? Tot waar is dat gevorderd? Kunt u die informatie geven, als u die al hebt?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik was er twee weken geleden ook erg van geschrokken dat vrouwen 27 keer meer kans maken om het slachtoffer te worden van hatespeech online dan mannen, maar op een of andere manier verbaast het me ook niet. Het is altijd gevaarlijk om in anekdotiek te vervallen, maar ik heb echt het gevoel dat, hoe meer je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt, hoe meer je daar vatbaar voor bent. Het is ongelooflijk wat ik de jongste weken en maanden aan haat over mij heen heb gekregen, vreselijke dingen. Dat gaat van me uitmaken voor al wat lelijk is, van extreemrechts tot extreemlinks, tot bedreigingen toe. Ik vrees dat ik niet de enige ben. Ik hoor ook in mijn omgeving veel vrouwen die met hetzelfde probleem kampen. Ik ben het met u eens: België heeft gelukkig wel een sterk strafrechtelijk arsenaal om tegen haat op te treden. Ik vrees alleen dat de drempel om klacht in te dienen voor veel vrouwen nog altijd veel te hoog is.
Ik wil dus toch ook een oproep doen om ook een initiatief te nemen op twee vlakken. Ten eerste moet men het probleem van online hatespeech nog veel meer bespreekbaar maken. U hebt het over samenwerking met Welzijn, maar ik denk dat ook samenwerking met Onderwijs belangrijk is ter zake. Er wordt ook gewerkt aan burgerschap. Ik denk absoluut dat dat soort debatten daar ook een plaats hebben. Ten tweede moet, zoals gezegd, de drempel om klacht in te dienen absoluut nog worden verlaagd. Ik ben dus ook benieuwd: op welke manier denkt u samen te werken met onder andere socialemediaplatforms om daar nog meer informatie over te verstrekken, en dat gewoon toegankelijker te maken?
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik deel de opmerking volkomen, maar ik denk niet dat we voor elke specifieke problematiek, of het nu gaat over homofoob geweld of geweld op basis van gender en hatespeech, telkens opnieuw nieuwe structuren en dergelijke in gang moeten zetten, want uiteindelijk gaan we verzuipen in de structuren en gaat de efficiëntie ook verloren. Ik heb daarstraks gepleit voor een aanpak waarbij we lokale besturen mee responsabiliseren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de prioriteiten die lokale overheden aanbrengen in het vervolgingsbeleid, want ze hebben daar een impact op ten opzichte van de procureur. Daarin zit een spoor om ook op dit vlak een robuuster vervolgingsbeleid te voeren.
Wat de monitoring en samenwerking met die grote socialemediaplatformen betreft: Unia doet dat voor ons op dit moment. Unia neemt dus deel aan de monitoring van de Europese Commissie inzake de gedragscode over haatboodschappen. Het werkt in partnerschap met grote internetbedrijven, zoals Facebook, Twitter en YouTube, om haatdragende commentaren te laten verwijderen, volgens het principe ‘notice and take down’. Unia is daarbij de ‘trusted partner’ van Facebook en Twitter, wat ervoor zorgt dat een melding van Unia daar vlugger wordt behandeld. Dat is dus de structuur die wij vandaag hebben.
Daarnaast zullen we met ons kennisplatform bekijken of er nog andere dingen, andere strategieën zijn die we kunnen volgen, maar er is dus toch wel een systematische samenwerking op dit moment met die socialemediaplatformen, via Unia.
U vroeg ook nog wanneer de volgende vergadering is gepland. Er is op dit moment nog geen concrete datum, maar dat is ‘work in progress’, dat komt er dus zeker aan. Op dit moment kan ik u spijtig genoeg geen concrete datum bezorgen.
Ik denk dat ik daarmee het belangrijkste heb beantwoord van de bezorgdheden, die ik, nogmaals, volkomen deel.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dit is iets om in de gaten te houden. Die fenomenen worden niet voor niets haatcampagnes genoemd. Daar wordt echt toe aangezet. Het feit dat dit eigenlijk een vorm van georganiseerd geweld is en dat dit vaak zo disproportioneel voorkomt tegenover vrouwen en tegenover vrouwen van kleur en tegenover mensen van kleur in het algemeen, geeft aan dat de commissie voor Gelijke Kansen en u als minister van Gelijke Kansen dit van dichtbij moeten opvolgen. Dat dit in zo’n korte tijd een zo enorme explosie heeft gekend en zo’n intimidatiemiddel is geworden, dat maatschappelijk zelfs behoorlijk breed wordt geaccepteerd en soms zelfs aangemoedigd door vooraanstaande mensen, is enorm verontrustend.
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb nog een belangrijk cijfer vergeten te geven, een cijfer dat belangrijk is voor het debat. Ik lees voor: “Uit de resultaten blijkt dat dit initiatief van de Europese Commissie zijn vruchten afwerpt, ook al blijven er grote verschillen naargelang het sociale netwerk. (…) Twitter blijft de minst goede leerling van de klas, het verwijdert slechts 43,5% van de gesignaleerde haatboodschappen, tegenover 85,4% voor YouTube en 82,4% voor Facebook.”
De vraag om uitleg is afgehandeld.