Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vanaf de eerste tekenen van een zwangerschap wordt door de aanstaande ouders, en vaak ook door familie en vrienden, hoopvol uitgekeken naar de geboorte van een kindje. Wat het heuglijke nieuws van een zwangerschap meestal naar de achtergrond doet schuiven, is dat er gedurende die negen maanden natuurlijk ook wat kan misgaan. Dat kan gaan van gezondheidsproblemen bij de moeder, vrees voor bepaalde afwijkingen bij de baby of het effectief vaststellen daarvan, tot het overlijden van de baby nog voor hij ter wereld is gekomen. Dat kan gebeuren in elke fase van de zwangerschap, van embryo over foetus tot levensvatbare baby. Het verdriet dat dit kan teweegbrengen, weegt vaak bijzonder zwaar en kan een grote impact hebben op een mens. Hoe verder de zwangerschap gevorderd is, hoe groter de impact vaak is. Op een miskraam of de geboorte van een levenloos kindje volgt vaak een rouwproces, en dat kan voor iedereen verschillend zijn.
Desalniettemin kunnen bepaalde zaken helpen om die droeve gebeurtenis mee een plaats te geven. Ondersteuning voor en begeleiding van de ouders is dan natuurlijk belangrijk. Ook contact met lotgenoten kan vaak heilzaam zijn.
Wat ook belangrijk lijkt is het informeren van vrouwen over het feit dat een zwangerschap risico’s inhoudt en dat het soms ook niet goed loopt. We moeten dit bespreekbaar maken. De kans dat een zwangerschap afbreekt in de eerste vier maanden, is zelfs redelijk groot. Ongeveer een op de zeven zwangerschappen die bevestigd zijn met een positieve zwangerschapstest, wordt spontaan afgebroken voor zestien weken. Het risico op een miskraam stijgt ook met de leeftijd. Veel meer dan dat het gaat om fertiliteitsproblemen, zijn zulke miskramen ook vaak een beslissing van de natuur. Dat neemt uiteraard niet weg dat het voor sommige vrouwen en partners veel verdriet kan veroorzaken.
Dat verdriet wordt niet altijd gedeeld met de eigen omgeving. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met het feit dat anderen nog niet op de hoogte waren van de zwangerschap, want men wacht soms een tijdje om dit kenbaar te maken. Toch lijkt er ook een zeker taboe op het onderwerp te rusten. Daarenboven voelen veel vrouwen zich onnodig schuldig over het gebeurde.
Deze hele thematiek kwam vorige week ook in de media. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 29 september 2017 antwoordde toenmalig minister Vandeurzen dat zorgverleners het nog te veel aan de patiënt zelf overlaten om te vragen naar verdere consultaties en psychologische begeleiding. Hoewel slechts een minderheid van de vrouwen psychologische steun verlangt en die niet altijd in dezelfde mate nodig zal zijn, is het toch belangrijk om mensen die er wél nood aan hebben, de weg ernaartoe te wijzen. Veelal blijven consultaties bij de gynaecoloog ook beperkt tot de medische kant van de zaak.
Op welke manier kunnen gezinnen die een miskraam of een doodgeboorte meemaakten ondersteund worden bij het verwerken van het verdriet dat ze daaromtrent ervaren? Hoe kan aan deze nood nog beter tegemoet gekomen worden?
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag uit 2017 stelde de toenmalig minister dat na elke miskraam er standaard een follow-up bij een gynaecoloog zou moeten worden ingepland. Aan de hand van deze follow-up kan er geconstateerd worden of bijkomende psychologische hulp noodzakelijk is, en kunnen de vrouwen en hun partners geïnformeerd worden over zelfhulporganisaties en lotgenotengroepen. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat deze follow-ups inderdaad standaard worden ingepland na een miskraam, en dat daar ook het verwerkingsthema ter sprake komt?
Hoe kan het taboe rond miskramen doorbroken worden? Bestaan er vormingen voor vroedvrouwen, gynaecologen en huisartsen om met deze situaties te leren omgaan?
Minister Beke heeft het woord.
Het afbreken van een prille zwangerschap of een doodgeboorte is, net als het overlijden van een kind na de geboorte, een zeer ingrijpende gebeurtenis voor de moeder en de vader of partner, dus voor het hele gezin. Een deel van hun toekomst valt weg en hun leven is op dat ogenblik volkomen uit balans. De ouders hebben, net als elke ouder, behoefte aan erkenning van hun kind, van hun ouderschap en hun gevoelens.
Gepaste zorg en ondersteuning is noodzakelijk. Kind en Gezin heeft een gericht aanbod voor gezinnen van overleden kinderen, en dit zowel voor gezinnen waar het kind tijdens als na de zwangerschap stierf. In overleg met ouders en ouderverenigingen werden voor teamleden van Kind en Gezin ondersteunende handvaten uitgewerkt voor hun dienstverlening. Een handleiding biedt praktische tips over hoe de dienstverlening de gepaste vorm kan krijgen in een persoonlijk schrijven, het aanbieden van een startgesprek, een huisbezoek, en een gepaste doorverwijzing naar hulpverlening.
Met een duidelijk beleid, lokale afspraken en praktisch ondersteunend materiaal beoogt Kind en Gezin geen enkele ouder met nood aan ondersteuning te missen. De behoeften van het gezin staan uiteraard centraal, rekening houdend met bijvoorbeeld het bestaande steunend professioneel netwerk rond het gezin: familie, vrienden, huisarts, gynaecoloog, vroedvrouw en psycholoog.
Ook contacten met ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke rol spelen in het omgaan met dit verlies. Twijfels, schuldgevoelens of verdriet kunnen soms makkelijker gedeeld worden met lotgenoten, alleen al omdat zij die herkennen, en omdat ze dezelfde taal spreken. Kind en Gezin wijst ouders dan ook gericht de weg naar lotgenotencontact. Met Lege Handen is een zelfhulpgroep van en voor ouders van overleden baby’s voor, tijdens of kort na de geboorte, wat ook de oorzaak of het tijdstip van het overlijden was. De Contactgroep Zwangerschapsafbreking na Prenataal Onderzoek (Cozapo) is een lotgenotengroep voor ouders die een gewenste zwangerschap hebben beëindigd omdat de prenatale diagnostiek ernstige afwijkingen bij het kind aan het licht bracht. Naast bovenstaande organisaties leidt Kind en Gezin ouders onder meer ook toe naar Ouders van een Overleden Kind, Fara, Sterrenkinderen en Trefpunt Zelfhulp.
Het is essentieel onverminderd in te zetten op maatschappelijke erkenning, begrip en bespreekbaarheid rond het afbreken van een prille zwangerschap en doodgeboorte. Een beschikbare steunende omgeving waarin ouders desgewenst de stap kunnen zetten tot het delen van het verdriet met vertrouwde anderen is essentieel voor het verloop van het rouwproces. Ook Kind en Gezin zet daarom in op maatschappelijke beeldvorming en sensibilisering inzake overleden kinderen. Zo biedt het magazine van Kind en Gezin Peuter niet alleen boeiende thema’s voor ouders van peuters, maar bevat het ook een getuigenis van een koppel dat kort na de geboorte een kind verloor. Ook op Wereldlichtjesdag ter nagedachtenis aan overleden kinderen staat Kind en Gezin jaarlijks heel in het bijzonder stil bij overleden kinderen en hun omgeving.
Daarnaast willen we verder inzetten op online hulpverlening. Dit type hulpverlening kan tegemoet komen aan barrières om hulp te zoeken bij vrouwen met depressieve en angstklachten tijdens de perinatale periode. De hogere anonimiteit en verhoogde toegankelijkheid in tijd en afstand zijn belangrijke voordelen van online zelfhulptools. Momenteel wordt er een online behandelprogramma ontwikkeld voor zwangere vrouwen met depressieve angstklachten. Deze modules bevinden zich in een ontwerp- en testfase. In 2020 willen we hierop verder bouwen en een online behandelprogramma aanbieden voor depressieve en angstklachten bij bevallen vrouwen. Hierbij wordt ook specifiek aandacht besteed aan een behandelmodule ‘rouw en verlieservaringen’, specifiek voor vrouwen en hun partners die een belangrijke verlieservaring meemaken in deze periode. Deze online behandelmodules sluiten nauw aan bij en zijn complementair met de ontwikkeling van regionale perinatale zorgpaden, die momenteel plaatsvindt in Vlaanderen.
Kind en Gezin speelt een betekenisvolle rol in de preventieve gezinsondersteuning en beoogt geen enkele ouder met nood aan ondersteuning te missen. Zij wijzen ouders ook gericht de weg naar lotgenotencontact. Ook gynaecologen, huisartsen en verloskundigen zijn belangrijke partners in de begeleiding van vrouwen en hun gezin na een verlieservaring. Het is zeer belangrijk dat de verschillende zorg- en hulpverleners in het geval van een verlieservaring hun acties op elkaar afstemmen en dezelfde boodschap uitdragen naar de vrouw en de partner. Om dit te bereiken, moeten er concrete regionale werkafspraken worden uitgewerkt. Dergelijke werkafspraken kunnen gemaakt worden binnen de huidige ontwikkeling van de regionale perinatale zorgpaden in Vlaanderen. Bij de implementatie van deze zorgpaden blijkt een grote bereidheid om aan de slag te gaan. De transmurale en interdisciplinaire samenwerking in Vlaanderen groeit duidelijk. De expliciete aandacht voor de geestelijke gezondheid binnen de perinatale zorg groeit. De specifieke taken en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren worden in deze regionale zorgpaden, in onderling overleg, verder uitgewerkt.
Onder meer de genoemde organisaties Met Lege Handen en Sterrenkinderen bieden vormingen voor professionals in het ondersteunen van gezinnen die een kind verloren. Met Lege Handen geeft lezingen en vormingen rond rouwverwerking, omgaan met vreugde en verdriet, omgaan met ouders van een pas overleden baby… Een lezing wordt meestal aangevraagd voor laatstejaarsstudenten die in aanraking zullen komen met ouders van een overleden baby of voor mensen die reeds werken. Ook Sterrenkinderen biedt een vorming voor professionals aan met een theoretisch kader rond rouw en verlies, praktische handvatten en reflectieoefeningen ter ondersteuning van het begeleiden van ouders die perinataal verlies doormaken.
Het Vlaams Expertise Netwerk biedt als opleidingsnetwerk kwaliteitsvolle opleidingen aan in verband met perinatale geestelijke gezondheid aan gezondheidswerkers, onder andere huisartsen, verloskundigen, sociaal werkers, neonatologen, pediaters, verpleegkundigen, psychologen, vroedvrouwen. Deze korte of meerdaagse trainingen en opleidingen zijn zowel op maat van de aanvrager als algemeen toegankelijk voor perinatale zorg- en hulpverleners. Er zal worden nagegaan of rouwverwerking ook als thema kan worden opgenomen in deze opleidingsmomenten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We weten allemaal dat vanaf het moment dat er een zwangerschap is, iedereen denkt dat er alleen maar rozengeur en maneschijn is. Dat is heel algemeen. Als dat dan misloopt, heeft dat natuurlijk zeer grote gevolgen. Iedereen gaat er op een eigen manier mee om, maar we voelen dat er bij veel gezinnen toch echt wel nood is aan ondersteuning en aan erkenning.
Een aantal jaar geleden hebben we de mogelijkheid van sterretjesweides gecreëerd waarbij gemeenten de mogelijkheid hebben om een plek te geven voor uitstrooiing of begraving van levenloos geboren kindjes, ongeacht de duur van de zwangerschap. We hebben toen gezien welke effecten dit had en hoe dit mensen kan helpen in hun rouwverwerking.
Er zijn inderdaad een aantal organisaties die vanuit ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontacten daar mee hun schouders onder zetten. Ik ben er heel hard van overtuigd dat mensen die hetzelfde meemaken ook ondersteuning kunnen bieden. Ik vind het dan ook heel positief dat die organisaties mee vorming opnemen, onder meer voor professionelen die in de toekomst te maken zullen krijgen met de thematiek.
Ik heb gehoord dat Kind en Gezin een heel specifiek beleid heeft met betrekking tot het thema. U hebt heel wat zaken opgenoemd in dat kader. Ik zal dat rustig nalezen op het moment dat het verslag beschikbaar is. Het is van belang dat ook zij daarmee bezig zijn en dat er momenteel een onlinetool wordt uitgewerkt die in de toekomst raadpleegbaar zal zijn voor vrouwen of gezinnen die vragen hebben en waarbij dit element er ook zeker in wordt opgenomen. Het is goed dat dit gebeurt door Kind en Gezin in nauwe samenspraak met diegenen die ter zake ervaringsdeskundige zijn en met verenigingen die daarmee bezig zijn.
Ik zal dit thema verder opvolgen omdat ik echt voel dat mensen nood hebben aan erkenning en ondersteuning.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Een miskraam gaat gepaard met heel wat gevoelens. Men heeft een schuldgevoel en men vraagt zich af wat men gedaan kan hebben dat heeft geleid tot een miskraam. Men heeft ook een gevoel van mislukking omdat het lichaam blijkbaar niet in staat is om een kind te dragen. Die gevoelens en gedachten zijn bij die vrouwen aan de orde.
U spreekt over perinatale zorgpaden. Het expertisecentrum Perinatale Geestelijke Gezondheidszorg rolt het momenteel over heel Vlaanderen uit om ook perifere ziekenhuizen meer bewust te maken van en aandacht te besteden aan pre- en postnatale depressie. Er is inderdaad ook nood aan ondersteuning van vrouwen en families die te maken hebben gekregen met een miskraam. Het zou zeer interessant zijn om dit op te nemen in dergelijke perinatale zorgpaden.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het is heel goed dat mevrouw Schryvers deze vraag stelt, want het is een groot probleem dat vaak onder de radar blijft.
Mevrouw Saeys wijst erop dat het veel gevoelens naar boven brengt van schuld en mislukking. Een aantal mensen in de sector pleit ervoor – en dat is misschien niet slecht want het zal ons niets kosten – om de term ‘miskraam’ te vervangen door ‘zwangerschapsverlies’. Dat geeft ook veel minder het gevoel aan dat je zelf iets hebt misdaan en wijst veel meer op het concept van het verlies, wat bij ouders heel zwaar weegt.
Er is een optie nog niet aangehaald die ik toch even wil meegeven. Vroedvrouwen geven aan dat ze gemachtigd zijn om een terugbetaald consult op de dag zelf van het miskraam te kunnen geven. Ze hebben daar een specifieke nomenclatuur voor om bij de ouders thuis te gaan. Dat wordt terugbetaald, zelfs in de weekends. Vanaf de dag volgend op het miskraam zijn er nog drie consulten die terugbetaald worden. Vroedvrouwen zeggen me dat ze daar niet veel voor betaald worden, maar dat dit het soort van zorgverlening is waar ze zelf graag tijd in steken, en dat willen ze graag meer doen. Maar er is een groot probleem, zeiden zij. We moeten daar geen punt van maken in zo’n dramatische situatie, maar dit is economisch voordelig voor de samenleving, want dat is eerstelijnshulp. Maar ze geven aan dat er een groot probleem is dat het overgrote gedeelte van de mensen die hiermee te kampen hebben, naar de gynaecoloog gaat, en heel veel gynaecologen weten niet dat zij dan meteen kunnen doorverwijzen naar vroedvrouwen.
Bovendien is het voor ouders die hiermee te maken krijgen ook veel minder confronterend om bij een vroedvrouw of verloskundige zelf terecht te komen in plaats van bij een gynaecoloog, want die zit op een kraamafdeling. En dat is nu net het soort omgeving die iemand in zo’n situatie wil vermijden. Zij geven ook aan dat ze daar vormingen voor hebben, maar die worden niet terugbetaald, en dat zouden ze heel prettig vinden. Ook dat geef ik dus even mee aan u.
Wij zien hen als eerste aanspreekpunt bij een zwangerschap, maar ook hierbij zijn zij een eerste aanspreekpunt. De bewustwording en het bekendmaken daarvan lijkt mij toch wel een belangrijke prioriteit.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Wij delen de bekommernis.
De vraag om uitleg is afgehandeld.