Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik denk dat het niet nodig is dat ik aan u de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen van 12 januari 1989 moet toelichten. Ik denk dat u als kabinetschef van voormalig staatssecretaris voor Institutionele Hervormingen, Servais Verherstraeten, deze wet en waarschijnlijk ook andere bijzondere wetten voldoende onder de knie hebt. Maar u weet dat daarin een bepaling is die mij zowel tijdens deze, maar ook tijdens de vorige legislatuur bijzonder interesseert en dat is op welke manier Vlaanderen zijn rol in Brussel kan spelen in enerzijds de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (VGC), maar anderzijds ook in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC).
U bent lid van dat VGC-College, maar ook van dat GGC-College, wel met raadgevende stem, maar ik denk dat als u daar aanwezig bent en uw stempel daar probeert op te drukken dat dat zeker en vast van belang is om op die manier het Vlaams beleid dat wij hier al gestemd hebben te vertegenwoordigen. Ik denk aan de kinderbijslag en dergelijke meer, maar er zijn nog zoveel dossiers die op ons afkomen. Ik zie dat Vlaanderen daarin soms een stapje voor is, dat het af en toe wachten is op wat er in Brussel gebeurt. Dan denk ik dat dat eigenlijk de echte brugfunctie is.
Zowel u als uw voorganger, minister Gatz, willen echt een bruggenbouwer zijn, u wilt de band versterken tussen Vlaanderen en Brussel, en de Vlaamse aanwezigheid in Brussel versterken. Vlaanderen doet hier zeer veel goede zaken, maar we kennen de GGC, die heeft meer bevoegdheden gekregen met de zesde staatshervorming. Dat is dan iets wat zeker opgevolgd moet worden zodat het beleid dat Vlaanderen in Brussel voert voor de Brusselse Vlamingen, maar ook voor Brusselaars die zeggen dat dat Vlaamse beleid in Brussel interessant is en die zich daarbij betrokken voelen – zowel op het vlak van onderwijs, maar ook op andere vlakken zoals gezondheid en welzijn – duidelijk wordt.
In het verleden werd de Vlaamse Brussel-minister hiervoor helemaal niet uitgenodigd. Pascal Smet heeft zelfs een studie laten uitvoeren waarin werd onderzocht of de beslissingen die het GGC-College heeft genomen eigenlijk wel rechtsgeldig zijn wanneer de Vlaamse Brussel-minister niet was uitgenodigd. Ik heb die juridische studie nooit gezien, maar hij heeft me dat ooit gezegd. Die zou u toch ergens moeten kunnen opduiken, maar dat is nu niet echt het onderwerp van deze discussie. Aanvankelijk werd de Vlaamse Brussel-minister dus niet uitgenodigd, nadien werd hij wel uitgenodigd. Uw voorganger zei dat hij dan wel werd uitgenodigd en dat hij dat wel opvolgde, maar dat hij niet naar die vergaderingen zou gaan, wat ik toch bijzonder jammer vond.
We hebben daarover in het huidige regeerakkoord ook samen afspraken gemaakt. U zou daarnaartoe gaan. U zou ook debriefen. U zou ook met wat Vlaanderen heeft beslist een stempel proberen te drukken op het GGC-beleid zodat het niet volledig afwijkt van wat Vlaanderen doet, zodat er ook een soort vrijheid bestaat in Brussel tussen dit systeem en een ander systeem. Brussel is geen eiland, het mag ook geen eiland worden, als hoofdstad zou het toch geen eiland mogen zijn. Dan hoop ik dat de politici die daar verantwoordelijk zijn ook die rol opnemen door die band te versterken.
Ik zeg altijd dat Brussel inderdaad niet altijd geliefd is bij de Vlamingen. Ik betreur dat ook, maar als Brussel aantrekkelijk wil zijn, moet het ook een beleid vormen waardoor het aantrekkelijk wordt. Als men begeerd wil worden, als men geliefd wil worden, dan moet men ervoor zorgen dat men aantrekkelijk is. Dat is zo’n beetje als in een paringsdans, dan moet diegene die geliefd wil worden of op zoek is naar een lief, ervoor zorgen dat hij ook geliefd wil worden. Daar heeft Vlaanderen inderdaad zijn rol in te vervullen, maar Brussel moet er ook voor zorgen dat het aantrekkelijk is voor de vele Vlamingen en Nederlandstaligen, en moet daarvoor ook inspanningen doen.
Ik keer terug naar mijn vraag.
We hebben afgesproken dat u naar het Verenigd College van de GGC zou gaan. Welke beleidsthema’s wenst u daar deze regeerperiode zeker te bespreken? Wat is daar voor de Vlaamse Regering prioritair? Hoeveel vergaderingen hebben er ondertussen plaatsgevonden?
Ik herinner mij dat u vorige week zei dat u naar het VGC-College zou gaan, en dat u daar al bepaalde standpunten hebt ingenomen. Hier gaat het over het GGC-College. Hoeveel vergaderingen hebben er al plaatsgevonden? Was u daar telkens aanwezig? Welke beleidsthema’s zijn er ter sprake gekomen die zowel voor Vlaanderen als voor de GGC van belang zijn? Welke standpunten werden door u ingenomen? Bespreekt u dat eerst op de Vlaamse Regering en op de interkabinettenwerkgroep (IKW)? In hoeverre werd hiermee rekening gehouden?
Minister, u las waarschijnlijk het artikel in Artsenkrant van eind december over de ziekenhuisnetwerken. Dat thema belangt vooral uw collega Wouter Beke aan. Er gaat een ziekenhuisnetwerk komen. Je hebt Saint-Luc van de Université catholique de Louvain (UCL) te Louvain-en-Woluwé – ik vind dat zo leuk dat dat nog altijd zo wordt genoemd: Louvain-en-Woluwé. Je hebt dus UCL Saint-Luc, je hebt Sint-Jan, en je hebt de Europa Ziekenhuizen, die het netwerk zijn van de KU Leuven en de UCL, en het ziekenhuisnetwerk van ‘le réseau de très grand Bruxelles’ omvat ook het Hôpital Saint-Pierre van Ottignies. Het is een beetje merkwaardig dat drie Brusselse ziekenhuizen – het unicommunautaire Saint-Luc, Sint-Jan en de Europa Ziekenhuizen – die tweetalig zouden moeten zijn maar dat de facto niet zijn, en ten slotte een Franstalig ziekenhuis in Ottignies, samengaan. Men probeert daar een ziekenhuisnetwerk te doen ontstaan vanuit Brussel, Wallonië en alles wat daar tussen hangt, de Zuidrand en een deel Waals-Brabant, en men probeert dat daar in te kapselen.
Daar heeft ook de GGC haar bevoegdheid of haar rol te spelen qua erkenning. We kennen de problemen daar. De taalwetgeving is er voor sommigen een vodje papier, jammer genoeg. Ik lees gewoon het artikel in Artsenkrant. De dokters uit Brussel zeggen daar: ‘Taalwetten gelden alleen voor Vlamingen.’ Voor Franstaligen gelden ze blijkbaar niet. Zij leggen dat telkens naast zich neer. Wie af en toe eens in een Franstalig ziekenhuis gaat, kent dat. Daar wordt soms de instructie ‘en français s’il vous plaît’ gegeven. Minister, u hebt een rol te spelen in het GGC-College. Hoe gaat u daar de Vlaamse inbreng laten spelen, heel concreet in verband met het dossier over het ziekenhuiswerk?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Vanlouwe, dank u voor de vraag. Het is evident dat liefde van twee kanten moet komen. Ik deel uw zorg over een goede samenwerking met de GGC. U weet dat de mogelijkheid waarin artikel 76 van de bijzondere Brusselwet voorziet, de mogelijkheid is om met raadgevende stem aanwezig te zijn. Dat is hetzelfde als voor de VGC. Een belangrijk verschil is natuurlijk dat de Vlaamse overheid ten aanzien van de VGC een voogdijoverheid is. Dat brengt een aantal verantwoordelijkheden en bevoegdheden met zich mee. Dat is uiteraard niet het geval voor de GGC.
Om mijn opdracht als raadgevende stem op die vergaderingen succesvol en efficiënt in te vullen, is het een eerste belangrijke stap geweest om de verschillende betrokken ministers bilateraal te zien, in het belang van overleg en samenwerking, en dat uiteraard met respect voor elkaars bevoegdheden.
De GGC is bevoegd voor gemeenschapsbevoegdheden in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die gemeenschappelijk zijn voor de beide gemeenschappen. In die zin zal ik samen met de Vlaamse ministers – in hoofdzaak zijn dat minister Beke voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezinsbeleid en Armoedebestrijding, minister Somers voor Samenleving en Inburgering, en minister Demir voor Justitie – de prioritaire thema’s bepalen.
Als voorbeelden van vanzelfsprekende thema’s kan ik een aantal dossiers aanhalen. Ik denk dan aan de verplichte inburgering, de preventieve gezondheidszorg, het Brussels Gezondheidsplan 2019-2025, de afstemming met betrekking tot het systeem van de Vlaamse sociale bescherming, de opvolging van de samenwerkingsakkoorden voor de gezondheidszorg en natuurlijk ook de opvolging van een aantal dossiers en beslissingen van de GGC zelf. In dat verband denk ik aan de autonomieverzekering, de eventuele wijzigingen aan de Brusselse gezinsbijslag en de afstemming met betrekking tot de programmatie in de ouderenzorg.
Mijnheer Vanlouwe, ik heb natuurlijk ook een signaalfunctie ten aanzien van de Brusselse besturen om de Nederlandstalige of tweetalige dienstverlening te verbeteren. We hebben het hier al over gehad en u hebt er ook naar verwezen. Ik zie het als mijn opdracht het overleg en de samenwerking tussen de betrokken Vlaamse ministers en de bevoegde leden van de GGC te faciliteren.
Het Verenigd College van de GGC heeft deze legislatuur al twintig keer vergaderd, waarvan veertien keer sinds het aantreden van de huidige Vlaamse Regering. Zoals ik al heb vermeld, heb ik tijdens de eerste weken van mijn mandaat vooral ingezet op kennismaking en op het luisteren naar de verwachtingen van de betrokkenen. Minister-president Jambon en minister-president Vervoort hebben gezamenlijk overleg gepleegd over een aantal gezamenlijke uitdagingen. Ik was daarbij aanwezig. Ik heb het punt van de aanwezigheid in het Verenigd College van de GGC naar voren gebracht.
In opvolging hiervan zijn een aantal afspraken gemaakt. Alle agenda’s en verslagen van het Verenigd College van de GGC zullen aan mijn kabinet worden overgemaakt. We zullen, samen met minister Glatigny van de Franse Gemeenschap, aanwezig zijn tijdens de vergaderingen van het Verenigd College van de GGC. We zullen afspraken moeten maken om dat op een goede manier te plannen.
Conform het in mijn beleidsnota opgenomen engagement zal ik regelmatig mededelingen agenderen over de belangrijkste beleidsbeslissingen en opportuniteiten tot samenwerking. Als een gesprek bilateraal moet worden opgevolgd, zal dat aansluitend ook bilateraal gebeuren.
Tijdens de 3 meest recente vergaderingen zijn in totaal 41 punten behandeld. Veel van die zaken zijn punctuele beslissingen die niet onmiddellijk relevant zijn om samen te bespreken. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om de aanduidingen of ontslagen van vertegenwoordigers in raden van bestuur van onder meer Iriscare of van leden van de klachtencommissie van Kijkwijzer en van de Filmkeuring. Soms gaat het om werkingstoelagen, bijvoorbeeld aan het Federaal agentschap voor de kinderbijslag (FAMIFED), Iriscare of het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en aan vzw’s, waaronder de organisaties voor de winteropvang.
Mijnheer Vanlouwe, u hebt nog een bijkomende vraag over de ziekenhuisnetwerken gestuurd. Dit lijkt me een terechte bezorgdheid. Het is goed na te kijken op welke wijze dit wordt georganiseerd, maar dit is natuurlijk een dossier dat de verschillende overheden samen beheren. De federale overheid en de gemeenschappen dragen natuurlijk een belangrijke verantwoordelijkheid. Ik denk dat het, ongeacht het netwerk waartoe een ziekenhuis behoort, essentieel is dat het taalstatuut van dat ziekenhuis wordt gerespecteerd. Of een ziekenhuis tot een Brussels netwerk, een Vlaams-Brussels netwerk of een Waals-Brussels netwerk behoort, de taalregels die voor dat ziekenhuis gelden, moeten in elk geval worden gerespecteerd. U hebt naar de Europa Ziekenhuizen en naar de Kliniek Sint-Jan verwezen. Als het een tweetalig ziekenhuis is, moet er, ongeacht het netwerk, een tweetalige dienstverlening zijn.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed heb begrepen, heeft het Verenigd College van de GGC al twintig keer vergaderd, waarvan veertien keer sinds het aantreden van de Vlaamse Regering. Ik begrijp dat daar werkafspraken worden gemaakt en dat sommige dossiers niet echt van belang zijn voor de Vlaamse Regering, maar ik stel ook vast dat u bereid bent dit goed op te volgen. Ik hoop dat dit correct zal worden nageleefd. Ik kijk zeker uit naar uw mededelingen aan de Vlaamse Regering over de belangrijke dossiers die opnieuw aan bod zullen komen.
Nu, u zegt wel wat er voorlopig is – aanduiding van vertegenwoordigers in organen of subsidies –, maar het kon ook al belangrijk zijn welke subsidies naar welke organen of instellingen in Brussel gaan, zeker wat de aanduiding betreft. Maar ik zal u daar zeker niet voor bekritiseren.
Het concrete dossier dan: het taalstatuut. Minister, probeer dat zelf eens te agenderen op het GGC-College. Ik denk dat er in het GGC-College ministers van goede wil zitten. Ik stel vast dat de tweetaligheid van sommige ministers… Vanmorgen hebben we minister-president Vervoort in behoorlijk Nederlands op de VRT gehoord. Het was maanden geleden dat we nog eens iemand van Franstalige kant op de VRT hoorden. Ik zou vooral willen zien dat er in de beleidsdaden effectief iets gebeurt. Als men aantrekkelijk wil zijn, moet men inspanningen doen.
Minister, mijn suggestie aan u is: probeer eens het dossier van de tweetaligheid in de welzijnsinstellingen, in de ziekenhuizen, de tweetalige, de bicommunautaire, de Sint-Jan- en de Europa Ziekenhuizen te agenderen. Vlaanderen heeft heel wat gedaan inzake taalpromotie. Het was het beleid van minister Gatz om taalpromotie te doen, om het Huis van het Nederlands te laten samenwerken met de gemeente. Er zijn taallessen geweest in verschillende ziekenhuizen, maar we zien geen echte fundamentele verbetering. Misschien is er iemand in de administratie, misschien worden de facturen wel in het Nederlands gemaakt, maar je botst telkens op een Franstalige muur.
Minister, als we echt een doorleefde tweetalige stad zijn, dan kunt u dat effectief agenderen op het GGC-College. Dat is mijn suggestie aan u. Ik hoop dat u dat zult doen en dan zullen we zien of er inderdaad een goede wil bestaat bij uw collega's in het GGC-College.
De heer Laeremans heeft het woord.
Over de ziekenhuisnetwerken heb ik twee weken geleden een vraag om uitleg gesteld aan minister Beke. Hij gaf hetzelfde antwoord: er verandert eigenlijk niks. Die ziekenhuizen blijven hun tweetalig statuut handhaven. Ik denk dat er wel degelijk heel veel gaat veranderen. We krijgen signalen van dokters die zeggen dat het helemaal de verkeerde richting uitgaat. Daar komt niet zomaar een parapluutje naar boven: we leggen wat contacten met elkaar en we vormen een netwerk en dit staat erboven. Neen, de hele medische richting die men wil uitgaan met een ziekenhuis, bijvoorbeeld met de Europa Ziekenhuizen… Er is al jarenlang strijd tussen de KU Leuven en de UCL. De Vlaamse dokters hebben altijd moeten vechten om iets gedaan te krijgen, om te verhinderen dat er veel te veel benoemingen aan Franstalige kant gebeurden.
Minister Dalle, ik wil vragen dat u de vinger aan de pols houdt door Nederlandstalige dokters te raadplegen of te vragen dat ze u de situatie eens komen uitleggen of er wel degelijk niets zal veranderen zoals jullie denken. Ik zou dat jammer vinden want ik vrees dat het medisch karakter waar ze naartoe willen, nu zal worden bepaald door vijf eentalig Franstalige dokters of professoren. Daarvoor waren dat een Vlaming en een Franstalige, en dat hield elkaar min of meer in evenwicht.
Het heeft ook gevolgen voor de centra die ze willen inplanten in de rand rond Brussel. Ik hoor zeggen dat dat niet meer mogelijk zal zijn, maar ik weet niet of dat het geval is. Er is er al eentje in Zaventem, in Dilbeek en Halle gepland, waar ze een eigen soort onthaalcentrum hebben waar patiënten naartoe willen komen. Ze willen dat natuurlijk graag uitbreiden want dat is volledig tweetalig. Ik pleit er dan ook voor om eens contact op te nemen met de Vlaamse dokters in die bicommunautaire Iris Ziekenhuizen en de Europa Ziekenhuizen.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende opmerkingen. Ik deel de zorgen maar wijs er ook op dat de taalwetgeving sowieso onveranderd blijft. Dat is mijn punt.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Uiteraard blijft de taalwetgeving onveranderd, maar we moeten er natuurlijk voor zorgen dat die wordt nageleefd. Collega’s, ik houd de vinger aan de pols. Ik heb u een suggestie gedaan, minister, om te proberen dat te agenderen op het GGC-College, om te proberen dat daar ter sprake te brengen, om te proberen die bezorgdheid van de dokters en de patiënten in Brussel te aanhoren en ervoor te zorgen dat er echt inspanningen gedaan worden. Ik reken daar echt op u. En ik zal u daar vragen over blijven stellen, het zal niet meteen zijn, maar binnen een paar weken zal ik toch eens vragen welk initiatief u genomen hebt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.