Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over het incident met Pax Christi in Kazerne Dossin
Verslag
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, op donderdag 12 december 2019 zou Pax Christi de titel ‘Ambassadeur voor de Vrede’ uitreiken in Kazerne Dossin, aan personen of organisaties voor hun “volgehouden inspanningen voor vrede, verbondenheid en respect voor de mensenrechten”. In 2019 zou het de twintigste verjaardag zijn van de uitreiking van die prijs, een mooi jubileum dat extra mocht worden gevierd. Daarom koos Pax Christi ervoor om, voorafgaand aan de prijs, een dagprogramma te voorzien. Als locatie kozen ze voor Kazerne Dossin, de enige locatie die zelf in 2017 de prijs van Ambassadeur voor de Vrede heeft gekregen.
In artikel 3 van de statuten van staat dat Kazerne Dossin een historisch museum en memoriaal en documentatiecentrum over holocaust en mensenrechten is, en dus zou het een toepasselijke plek zijn voor de uitreiking van deze prijs. Aan deze prijsuitreiking ging een hele voorbereiding vooraf, uiteraard ook in samenspraak met Kazerne Dossin. Op 24 oktober 2019, een halve maand voor de prijsuitreiking, werd bekendgemaakt dat Artsen Zonder Grenzen en Midden-Oostenexperte Brigitte Herremans de laureaten zijn voor dit jaar.
Ongeveer drie uur voor het begin van de prijsuitreiking kreeg de directrice van Pax Christi een niet-ondertekende brief van de raad van bestuur van Kazerne Dossin om mee te delen dat de prijsuitreiking niet mocht doorgaan. Laureate Brigitte Herremans zou blijkbaar gevoelig liggen bij een deel van de Joodse gemeenschap, aldus de brief. Er kwamen daarop heel wat verontwaardigde reacties, van Pax Christi zelf maar ook vanuit het steunpunt Socius, van de vroegere Ambassadeurs voor de Vrede en van verschillende academici.
Historicus en voormalig directeur van Kazerne Dossin, Herman Van Goethem, vindt de weigering door het bestuur ongehoord en begrijpt deze beslissing niet, zo liet hij weten aan Knack.be. Ook op Knack.be reageerde Ludo Abicht als volgt op de beslissing om de huldiging van mevrouw Herremans te weren uit Kazerne Dossin: “Dit is een museum van de Vlaamse Gemeenschap, betaald met Vlaams belastinggeld én met de expliciete missie om alle vormen van mensenrechtenschendingen aan de kaak te stellen.” Volgens hem is deze weigering een voorbeeld van de dictatuur van een kleine groep binnen de raad van bestuur en dan nog wel tegen Pax Christi, een organisatie die niets anders doet dan voor anderen opkomen. Volgens Abicht zal dit incident veel schade toebrengen aan het imago van de Joodse gemeenschap in België.
Minister-president, op 27 november 2019 hebt u reeds vragen van enkele collega’s beantwoord over de rol die Kazerne Dossin vervult. Ik citeer uit uw antwoord: “Als unieke plaats van herinnering heeft Kazerne Dossin altijd al tot doel gehad om mensen te helpen de wereld van vandaag beter te begrijpen. Zo wil Kazerne Dossin niet alleen op een eigentijdse manier helpen betekenis te geven aan de moderne maatschappij, maar ook bruggen te bouwen voor morgen. Die verbindende rol vind ik heel belangrijk. Daarom moet Kazerne Dossin zich verder, en waar het kan, nog meer inzetten om een plek te zijn met ruimte voor samenwerking en interactie, een plek voor dialoog en reflectie, voor inspiratie en onderzoek, voor ontdekking en ontmoeting, voor verdieping en verbreding. Kazerne Dossin moet aanzetten tot actie om zo de toekomst vorm te geven, samen met burgers en partners uit het middenveld. Daarbinnen kadert de wil om ‘connecting narratives’ te bieden, verhalen, methodieken en projecten die ingaan tegen gangbare mechanismen als polarisatie, radicalisering en racisme.”
Minister-president, ik sta volledig achter het antwoord dat u toen hebt gegeven. Verder hebt u toen ook toegelicht hoe de raad van bestuur van Kazerne Dossin is samengesteld. Volgens u is deze raad van bestuur niet onderworpen aan de regels van het Cultuurpact.
Naar aanleiding van de weigering door het bestuur van de Dossinkazerne om mevrouw Herremans te huldigen en de eerdere antwoorden die u hebt gegeven, stel ik volgende vragen.
Bent u van oordeel dat het verbod dat de raad van bestuur last minute oplegde voor de uitreiking van Ambassadeurs voor de Vredesprijs van Pax Christi – met als reden dat vredesactiviste Brigitte Herremans te gevoelig zou liggen bij een deel van de Joodse gemeenschap – conform de missie en statuten van de vzw Kazerne Dossin is?
Ik ben heel benieuwd naar de houding van de vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid in de raad van bestuur met betrekking tot deze beslissing. Wat is uw reactie op het standpunt van Ludo Abicht dat dit incident heel veel schade kan toebrengen aan het imago van de Joodse gemeenschap in België en dat dergelijke acties dus niet bijdragen aan de fundamentele opdracht van Kazerne Dossin om een verbindende rol op te nemen en aan te zetten tot dialoog?
Op basis waarvan concludeert u dat de raad van bestuur van een kazerne niet onder de bepalingen van het Cultuurpact valt, want de Vlaamse Gemeenschap en de stad Mechelen zijn medeoprichters van de vzw Kazerne Dossin die als doel heeft een memoriaal, museum en documentatiecentrum uit te bouwen over holocaust en mensenrechten, en dit is toch duidelijk een culturele aangelegenheid zoals bepaald in artikel 4 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (BWHI), namelijk cultureel patrimonium, musea en andere culturele wetenschappelijke instellingen?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, het is niet de eerste keer dat we het hebben over Kazerne Dossin en waarschijnlijk ook niet de laatste keer. U hebt een punt, ik verwacht nog een en ander.
Op donderdag 12 december besliste het dagelijks bestuur van Kazerne Dossin om de prijsuitreiking van Pax Christi in Kazerne Dossin, waarbij Artsen zonder Grenzen (AZG) en Midden-Oostenspecialiste Brigitte Herremans uitgeroepen zouden worden tot Ambassadeur voor de Vrede, op het laatste moment te annuleren.
De beslissing werd later bevestigd door de raad van bestuur. De reden dat Herremans bij “een deel van de Joodse gemeenschap gevoelig ligt” – letterlijk citaat uit de brief – werd als voldoende beschouwd om deze drastische beslissing op de valreep te nemen.
Niet enkel Pax Christi, maar ook verschillende academici die betrokken zijn bij Kazerne Dossin, lieten hun ongenoegen blijken over deze eenzijdige beslissing en dreigen met vertrek uit de wetenschappelijke raad, die morgen samenkomt en dit onderwerp op de agenda heeft staan.
Na het ontslag van directeur Christophe Busch – waarover ik een paar weken geleden al een vraag om uitleg stelde –, is dit een nieuw incident waarbij de missie die u enkele maanden geleden na een eerdere vraag van mij verdedigde, nog meer onder druk wordt gezet.
Minister-president, wat gaat u doen om het vertrouwen in en rond Kazerne Dossin te herstellen? U hebt gezegd dat mensenrechten een kerntaak blijven binnen de werking van de Kazerne Dossin. Wat gaat u doen om specifiek dat luik van de missie in de werking van het museum te waarborgen?
Volgens een aantal specialisten die het dossier goed kennen, lijkt het erop dat de evenwichten in het bestuur van Kazerne Dossin zijn verstoord. Sommigen wijzen erop – niet meer tussen de regels, maar op de regels – dat vertegenwoordigers en vooral conservatieve vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap Kazerne Dossin willen laten terugplooien op de werking rond de Holocaust – of Shoah, dat wetenschappelijk correcter is – veeleer dan op de mensenrechten. Deelt u deze analyse? Indien ja, wat gaat u doen om het evenwicht in het bestuur te herstellen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zal eerst de vragen van de heer Van de Wauwer beantwoorden, eerst over het verbod dat de raad van bestuur heeft ingesteld. Ik ben inderdaad van oordeel dat de timing voor het in extremis annuleren van de geplande prijsuitreiking door Pax Christi ongelukkig was. Ik stel wel vast dat Kazerne Dossin de dagen voorafgaand aan het geplande evenement veel reacties heeft ontvangen vanuit haar internationaal netwerk. Indien het evenement zou hebben plaatsgevonden zoals gepland, zou dat de verdere samenwerking met die netwerken in het gedrang hebben gebracht. Ook vanuit de Joodse gemeenschap in al haar diversiteit kwamen er heel wat reacties die de vzw niet kon negeren.
Bovendien staat in de algemene voorwaarden van het standaardcontract van Kazerne Dossin voor de organisatie van externe evenementen, dat de sereniteit van de locatie te allen tijde moet worden gevrijwaard. Gelet op al die elementen ben ik van oordeel dat Kazerne Dossin in deze aangelegenheid een beslissing heeft genomen die conform is aan haar missie en haar statuten. Ik herhaal, het was minstens een zeer ongelukkige timing enkele uren op voorhand. Men had beter op voorhand geanticipeerd.
Wat was de houding van de vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid? De beslissing werd genomen door een ruime meerderheid van de raad van bestuur, inclusief een ruime meerderheid van de vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid in die raad van bestuur.
Dan mijn reactie op het standpunt van de heer Abicht. Ik stel vast dat er tot op heden niet veel dissonantie is vanuit de Joodse gemeenschap. Er is steun voor het standpunt van de raad van bestuur van Kazerne Dossin binnen de Joodse gemeenschap, zowel nationaal als internationaal, en er is binnen de vzw voldoende draagvlak om het beheer en de uitbating van Kazerne Dossin op professionele wijze voort te zetten. De basisopdracht van de vzw Kazerne Dossin is duidelijk bepaald in de statuten en staat niet ter discussie. Ik wil ze voor alle duidelijkheid graag nog eens herhalen: “Kazerne Dossin vertrekt vanuit het historische verhaal van Jodenvervolging en de Holocaust in relatie tot de Belgische casus, om te reflecteren over hedendaagse fenomenen van racisme en uitsluiting van bevolkingsgroepen en over discriminatie omwille van afkomst, geloof, overtuiging, huidskleur, geslacht, geaardheid. Daarnaast wil Kazerne Dossin ook een analyse maken van groepsgeweld in de samenleving, als mogelijke opstap naar genocides. Aldus opgevat, draagt dit museum fundamenteel bij tot een educatief maatschappelijk project waarin burgerzin, democratische weerbaarheid en verdediging van individuele basisvrijheden centraal staan.”
Vanuit deze brede opstelling meen ik dat de vzw de juiste visie hanteert om haar opdracht te vervullen. Naar aanleiding van dit incident heeft de raad van bestuur trouwens een grondige interne bespreking gevoerd met als doel dergelijke gebeurtenissen in de toekomst te vermijden en ervoor te zorgen dat alle medewerkers en bestuurders zich eendrachtig richten op de realisatie van de statutaire doelstellingen van de vzw.
Dan is er de samenstelling en het Cultuurpact. Zoals ook al mag blijken uit de opdrachtomschrijving is Kazerne Dossin vooral een memoriaal, waar ook specifiek wordt ingezet op herinneringseducatie als maatschappelijk project. Dat het zich daarbij communicatief als een museum profileert, doet daar in wezen geen afbreuk aan. De vzw Kazerne Dossin heeft een rechtsbasis ad hoc en valt bovendien onder geen enkel cultureel decreet. De jaarlijkse werkingssubsidie die de vzw Kazerne Dossin ontvangt van de Vlaamse overheid, wordt verleend door mezelf als minister-president en aangerekend op mijn kredieten voor het algemeen regeringsbeleid, en dus niet op de begrotingskredieten voor Cultuur.
Mijnheer Rzoska, ik zal op uw drie deelvragen een gezamenlijk antwoord geven. De vzw Kazerne Dossin is een autonome instelling, die gezamenlijk is opgericht door de Vlaamse overheid en de Joodse gemeenschap. Het beheer van de vzw is een opdracht van de raad van bestuur, die tien leden telt: vijf vertegenwoordigers van de overheid, waarvan vier namens de Vlaamse Regering en een namens de stad Mechelen, en vijf vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap. Zoals ik zopas al heb aangehaald, heeft de raad van bestuur zich naar aanleiding van dit incident intern beraden. De raad heeft hierover op 20 december van vorig jaar ook een persbericht uitgebracht, dat u kunt raadplegen op de website, maar waaruit ik graag citeer: “De Raad van Bestuur geeft aan dat de commotie van de laatste maanden geen enkele impact heeft op de missie en visie van Kazerne Dossin. In het kader van de opmaak van een nieuw meerjarenbeleidsplan herbevestigde de Raad van Bestuur al op 12 september – na bevraging van alle stakeholders – de missie en visie (...). In samenspraak met het personeelsteam wordt het meerjarenbeleidsplan nu meer vorm gegeven in de geest van deze missie. Kazerne Dossin engageert zich dus expliciet om verder bij te dragen aan de herdenking van de Holocaust en om vanuit deze geschiedenis te reflecteren over universele mechanismen als discriminatie, uitsluiting, polarisering en mensenrechten. Zo staat ook volgend jaar de expo Fake Images gepland over de gevaren van stereotiepe beeldvorming en propaganda.”
Ik denk dat de raad van bestuur hiermee duidelijk en eendrachtig een signaal heeft gegeven, dat voor mij voldoende is om het vertrouwen in Kazerne Dossin en haar werking te behouden. Het is voor mij ook een teken dat het evenwicht in de raad van bestuur intact is gebleven en dus geen herstelling behoeft. Ik kijk uit naar het meerjarenbeleidsplan waarin Kazerne Dossin haar expliciet engagement verder zal uitwerken en verder vorm zal geven.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Bedankt, minister-president. Ik ben blij dat u alvast de stelling deelt dat de timing zeer ongelukkig was. Ik denk dat iedereen het daarover eens is. Ik ben ook tevreden dat u opnieuw de decretale opdracht van Kazerne Dossin versterkt.
Ik heb wel nog een aantal bijkomende vragen, op basis van uw antwoord. U spreekt over de organisaties uit het netwerk van de kazerne, die bij de kazerne hun ongenoegen hebben geuit naar aanleiding van de prijsuitreiking. Kunt u daar meer concreet over zijn? Over welke organisaties gaat het dan? Welke gevolgen zou dat gehad hebben op de werking van Kazerne Dossin, indien daardoor samenwerkingen zouden worden stopgezet? En wat primeert daarbij dan? Is dat volledig conform de decretale opdracht, die u zonet zelf hebt geschetst? Ik zie daar niet meteen een conflict met de prijsuitreiking die gepland stond. Ik vraag me ook af wat mevrouw Herremans gedaan heeft of in welke mate haar werk indruist tegen die opdracht. Is er een gegronde reden om de prijsuitreiking te weigeren uit het museum?
Collega Rzoska heeft al verwezen naar de wetenschappelijke raad. Een aantal academici hebben er al mee gedreigd dat ze, als er geen verduidelijking komt vanuit de raad van bestuur, uit die wetenschappelijke raad stappen. Historicus Bruno De Wever heeft dat heel expliciet gezegd. Hij heeft ook aangegeven dat hij vreest dat er nog andere collega's zullen volgen. Hebt u er zicht op of die commotie is gaan liggen? Zullen de leden van de wetenschappelijke raad ook na het vertrek van Christophe Busch aan boord blijven? Zullen zij de heel belangrijke rol die zij daar vervullen, in de toekomst blijven vervullen?
Het klopt dat Kazerne Dossin niet onder het Cultuurdecreet valt, maar ze heeft toch ook wel een culturele opdracht. Ik had begrepen dat als je zo'n culturele opdracht hebt, je wel volgens de regels van het Cultuurpact moet werken. Ik denk dat we dat nog eens verder moeten uitzoeken. Dat staat los van die decretale opdracht, of je al dan niet onder het Cultuurpact valt.
Ik blijf betreuren wat daar is gebeurd. Ik heb onlangs nog een brief gekregen van Pax Christi, waarin een heel terecht punt gemaakt wordt met betrekking tot mevrouw Herremans. Zij heeft inderdaad kritiek geuit op de Israëlische overheid, maar dat valt daarom niet samen met kritiek op de Joodse gemeenschap. Ze heeft daar een heel goede metafoor gegeven: het is alsof iemand die kritiek geeft op de Vlaamse Regering, daarom ook anti-Vlaming zou zijn. Ik heb ook al eens kritiek gegeven op u, minister-president, in verband met een aantal zaken binnen Cultuur, maar ik ben daarom niet tegen onze regering, absoluut niet.
Het blijft dus toch nog altijd wat wrang, maar ik kijk uit naar uw bijkomende antwoorden op mijn bijkomende vragen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord verwondert mij enigszins. Terwijl ik een paar maanden geleden helemaal tevreden was en ook helemaal op uw lijn zat, vind ik nu dat u een aantal bochten wat kort afsnijdt. Ik zal ze ook verduidelijken.
Het museum en het memoriaal van Kazerne Dossin werken wel degelijk met heel wat middelen van de Vlaamse Gemeenschap, met geld van de Vlaamse Gemeenschap. Ik vind het niet normaal dat ik het signaal krijg dat bijvoorbeeld boeken die gaan over de problematiek, maar waarin mevrouw Herremans een voorwoord heeft geschreven, zelfs niet eens worden verkocht in de museumwinkel, en dat daar dus eigenlijk een soort van censuur op wordt toegepast. U vindt het signaal vanuit de raad van bestuur van de vzw voldoende, maar ik vind dat absoluut niet. Ik vraag me wel degelijk af of zij nog binnen die missie aan het werken zijn.
Ik ben het ook niet eens met de manier waarop u het museum omschreven hebt. Het is een memoriaal, maar communicatief is het een museum, hebt u gezegd. Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Als ik kijk naar de nota's rond Transit Mechelen, het wetenschappelijk onderzoek, de discussies die in die periode hebben plaatsgevonden over hoe we het memoriaal en het museum samen vorm zouden geven, dan was het wel degelijk ook de bedoeling – zeker ook gezien het documentatiecentrum dat daarin zit – dat daar een sterke wetenschappelijke poot werd uitgewerkt.
Ik heb respect voor de vraag rond memorialen, in het meervoud, maar we hebben ook daar een museale opdracht, die volgens mij op een andere manier werkt. Daarom vind ik het vreemd dat u zegt: communicatief gaat het om een museum. Het is in mijn ogen een heel belangrijk museum, vanwege zaken die in Vlaanderen zijn gebeurd en waar we niet mogen van wegkijken, maar die wel op een wetenschappelijke manier worden onderzocht. Mijn bijkomende vraag, die in het verleden al is opgeworpen door een aantal specialisten – ik heb de indruk dat we van incident naar incident gaan, want binnenkort stopt ook de zwijgplicht van degene die men een paar maanden geleden de deur heeft gewezen, en dan verwacht ik opnieuw vragen – is in hoeverre het nog houdbaar is om de twee samen onder één koepel te steken. In de reactie van een zeer gedegen academicus, die zelf jarenlang Kazerne Dossin heeft geleid en van wie de reputatie op dat gebied buiten kijf staat, geeft hij dit duidelijk signaal, samen met zijn collega’s De Wever en Abicht. Ze vragen zich ook af in hoever het houdbaar is om die twee om der één dak te plaatsen. Ik vrees dat als we die discussie niet aangaan en niet uitpuren, we gewoon van incident naar incident aan het lopen zijn. Dat vind ik zeer jammer, gezien de belangrijke opdracht die Kazerne Dossin heeft.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik ben het er zeker mee eens dat de laattijdigheid van de beslissing een heel ongelukkige zaak is. Als je op de dag van de plechtigheid nog een beslissing gaat nemen, is dat een spijtige zaak. De heer Rzoska zegt dat we van incident naar incident gaan. In het algemeen wil ik zeggen dat wanneer organisaties in woelig water zitten, het dan juist de taak is van de raad van bestuur om door dat woelig water te gaan en daar als raad van bestuur sterk uit te komen. Mijn ervaring is dat het een slechte zaak is als de politiek dan de zaak overneemt van de raad van bestuur. Het is op zo’n moment echt aan de raad van bestuur om dat op zich te nemen. Nogmaals, ik vind dat dit geldt in het algemeen en niet specifiek voor de kazerne Dossin. Als er een raad van bestuur is, moet je aan die raad ook het vertrouwen geven om op moeilijke momenten de nodige beslissingen te kunnen nemen.
Als ik specifiek in dit geval naar de Kazerne Dossin kijk, dan worden ze nu wel geconfronteerd met een heel moeilijke situatie, waarbij ze, zoals elke organisatie hun doelstellingen moeten verwezenlijken, maar tegelijk ook te maken hebben met een onderwerp dat vatbaar is voor polarisatie. Daarom vind ik dat die wetenschappers, die vaak ook nog in de wetenschappelijk raad zitten, wel enige terughoudendheid aan de dag mogen leggen en niet te veel naar buiten treden. Als die wetenschappelijke raad er is en ook au serieux wordt genomen, is het goed dat de interne discussie eerst gevoerd wordt. Ik heb de indruk dat het hier wordt omgedraaid en dat eerst de externe discussie wordt gevoerd. Eerstdaags komt de wetenschappelijke raad bijeen; het zou beter zijn dat de discussie ten gronde daar wordt gevoerd en niet daarbuiten.
Kortom, ik pleit voor vertrouwen in de wetenschappelijke raad en voor terughoudendheid van de leden van de raad van bestuur, maar ook van de wetenschappelijke raad, zodat hun de kans kan worden gegeven om, waar nodig, orde op zaken te stellen. De wijzigingen die er zijn, zijn ook een kans om een aantal zaken opnieuw te bekijken. Minister-president, als ik u goed begrepen heb, zegt u ook dat men intern bekijkt of een aantal aanpassingen kunnen worden gedaan om dergelijke incidenten in de toekomst te vermijden. Het zou niet slecht zijn dat ze zelf ook grondig onderzoeken of censuur wel of niet kan en waarom of waarom niet. Maar ik wil toch eerst de kans geven aan de raad van bestuur en aan de wetenschappelijke raad om de nodige stappen te zetten. Ik weet niet of u dit kunt bijtreden.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik dank u. Ik zal eerst ingaan op enkele punctuele vragen. Er werd gevraagd welke organisaties zich in die periode hebben laten horen. Dat waren vooral organisaties uit de sfeer van de Joodse gemeenschap, zowel nationaal als internationaal.
Mijnheer Van de Wauwer, ik wil me niet uitlaten over de positie die mevrouw Herremans ingenomen heeft. Ik stel alleen vast dat de raad van bestuur zich gebaseerd heeft op een clausule in het contract waarin gezegd wordt dat het niet kan als het niet in een serene sfeer kan plaatsvinden door de commotie die errond is ontstaan.
Op de houding van de wetenschappelijke raad heb ik momenteel geen zicht. We zullen zien als zij bijeenkomen hoe ze zich manifesteren. Ik zie wel dat de raad van bestuur in grote meerderheid deze positie aanneemt. Dan volg ik de heer Muyters dat je als overheid eerst en vooral vertrouwen in de raad van bestuur moet hebben om de zaak onder controle te houden. Ik wens de raad die opportuniteit te geven.
Wat de discussie rond het Cultuurpact betreft, heb ik u mijn positie gegeven. Ik denk dat dat een correcte positie is, maar dat kan altijd juridisch onderzocht worden.
Mijnheer Rzoska, wij willen blijven bij de opdracht die de Vlaamse Gemeenschap aan dat museum heeft gegeven om de twee poten in elkaar te verenigen. Het beleidsplan dat ze zullen voorleggen zal een belangrijk element zijn om dat te bekijken. Maar ik merk toch dat de raad van bestuur in grote mate aan hetzelfde zeel trekt. Dan denk ik dat zij in staat zijn om de missie uit te voeren en er vooral voor te zorgen dat zich op dat vlak geen incidenten van dien aard meer zullen voordoen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik blijf toch nog met een wrang gevoel zitten. U spreekt over een sereen klimaat dat er moet kunnen zijn om die activiteit daar te laten plaatsvinden. Maar je hebt natuurlijk de mogelijkheid en de kracht van een aantal extremistische stemmen. Indien die luid genoeg roepen, is dat sereen klimaat volledig weg. Dan zal het moeilijk zijn om in de toekomst nog gelijkaardige evenementen te laten plaatsvinden in Kazerne Dossin.
Ik blijf betreuren wat er gaande is binnen Kazerne Dossin. Zowel het vertrek eerder van Christophe Busch, de weigering voor die prijsuitreiking, de dreiging van academici om uit de wetenschappelijke raad te stappen, dat zijn voor mij allemaal signalen dat er een aantal zaken mank lopen bij Kazerne Dossin.
Ik zeg het nogmaals, de decretale opdracht is heel duidelijk: herinneringseducatie, informatie en reflectie over de Jodenvervolging in België en mensenrechten in het algemeen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat die decretale opdracht duidelijk is voor iedereen die betrokken is bij Kazerne Dossin. Die decretale opdracht staat neergeschreven en ze is wat ze is. Dat is ook zo voor de vertegenwoordigers vanuit de Vlaamse overheid die voor ons in de raad van bestuur zitten.
Ik ben het eens met collega Muyters dat we hen een bepaalde autonomie en vertrouwen in hun werk in de raad van bestuur moeten geven. Maar het is belangrijk dat ze die decretale opdracht volgen en daar geen persoonlijke interpretaties aan geven, want dan vind ik het wel de taak van de politiek om tussenbeide te komen en hen ter verantwoording te roepen.
Ik zeg het nogmaals, het werk van Kazerne Dossin is voor mij te waardevol om te laten lijden onder dergelijke perikelen. Met de toenemende polarisatie is het vandaag meer dan ooit belangrijk om aan herinneringseducatie en reflectie te doen. Ik hoop dat de sereniteit waar u naar verwijst zo snel mogelijk terugkeert vanuit alle hoeken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, uw voorgangers hebben elk op hun manier, niet allemaal evenveel, af en toe wel eens geworsteld met dit dossier. Als je de genese van het museum van Kazerne Dossin en van het memoriaal er nog eens goed op naslaat, zie je dat dit geen wandeling in het park was. Het is niet voor de eerste keer dat het in woelig water komt. Dan denk ik dat wij als politici een opdracht hebben liggen om te kijken hoe we die rol van het museum en van het memoriaal Kazerne Dossin kunnen waarborgen.
Het heeft misschien te maken met mijn opleiding, maar ik ben het niet eens met degenen die zeggen dat wetenschappers, en zeker degenen die betrokken zijn, zich terughoudend moeten opstellen. Het heeft volgens mij ook deels te maken met te weinig betrokkenheid van die wetenschappelijke raad bij wat er de afgelopen maanden rond Kazerne Dossin heeft gespeeld. Dan snap ik dat als er in een samenleving een debat ontstaat over dit belangrijke museum en memoriaal, wetenschappers en specialisten allerhande hun stem laten horen. In die zin juich ik het maatschappelijk debat alleen maar toe. Alleen begrijp ik dat dat in de huidige context, met de negativiteit daarrond, geen goed doet aan Kazerne Dossin. Los daarvan moeten we zo'n debat kunnen uitpuren, ook in het parlement, misschien op basis van het beleidsplan dat wordt voorgelegd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.