Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
Ik wil alle commissieleden mijn beste wensen overmaken.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Minister, eind 2018 werd in het Brussels Parlement een ordonnantie goedgekeurd die ervoor moet zorgen dat 49 eentalige unicommunautaire rusthuizen met een vergunning van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) gelijkgesteld konden worden met een GGC-vergunning (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie). Die erkenning gebeurt echter niet automatisch.
De N-VA, zowel in het Vlaams als in het Brussels Parlement, heeft in het verleden herhaaldelijk haar bezorgdheid geuit over de effectieve tweetaligheid van deze rusthuizen. Als antwoord op een vraag om uitleg die de N-VA-fractie in mei 2017 stelde in het Brussels Parlement, kreeg de fractie een tabel met een overzicht van de stand van zaken in de 49 overgehevelde instellingen voor bejaarden die werden onderworpen aan een inspectie. Daaruit bleek dat in 46 van de 49 overgehevelde instellingen voor bejaarden inbreuken op de taalvereisten werden vastgesteld. Met andere woorden: slechts 3 van de 49 overgehevelde rusthuizen zou effectief tweetalig zijn. Minister, als we willen dat Brussel aantrekkelijk blijft voor Vlamingen, dan is het van belang dat ook hier correcte en Nederlandstalige zorg verleend kan worden.
Ik had ook graag nog het volgende aangekaart. Meer recent, in november 2019, verscheen een artikel in BRUZZ waarin wordt gesteld dat de bezettingsgraad in de Brusselse rusthuizen daalt. Ook in de Vlaamse rusthuizen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest blijkt het niet eenvoudig te zijn om alle bedden gevuld te krijgen. De Vlaamse overheid heeft daarop gereageerd door geen bijkomende rusthuizen meer te erkennen in Brussel, om geen overaanbod te creëren met publieke middelen.
– Els Ampe treedt als voorzitter op.
Vanuit deze achtergrond heb ik de volgende vragen, minister.
Hoeveel van deze 49 overgehevelde rusthuizen werden tot op heden erkend door de GGC?
U hebt een raadgevende stem in het Verenigd College van de GGC. Daarom had ik graag geweten welk standpunt u daar zult innemen met betrekking tot de erkenning van deze overgedragen rusthuizen en de effectieve tweetaligheid ervan.
Hoe zult u ervoor zorgen dat het Franstalige aanbod in Brussel niet nog meer de bovenhand neemt nu de Vlaamse overheid beslist heeft om geen extra rusthuizen meer te erkennen in Brussel?
Ik dank u voor uw antwoorden.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Tavernier, bedankt voor de vraag en mijn allerbeste wensen voor het nieuwe jaar, een jaar vol uitdagingen, ook voor Brussel en voor deze commissie. Ik kijk ernaar uit om ook dit jaar goed met jullie samen te werken, want de uitdagingen, zeker voor onze hoofdstad, zijn absoluut belangrijk.
Ik kan als volgt antwoorden op uw vraag. U weet dat er bij de zesde staatshervorming een artikel is opgenomen in de Bijzondere Financieringswet, artikel 48/1, §1, waarin een bijzondere bepaling stond over de financiering van dit soort instellingen: rusthuizen, maar ook breder, zorginstellingen. Daarin was voorzien dat er, wanneer er een inkanteling was van Franstalige of Nederlandstalige rusthuizen in het systeem van de GGC, maar ook vice versa, een aanpassing kon zijn aan de zogenaamde ‘sokkel’ overgangsfinanciering in de Financieringswet.
Uiteraard is het zo dat een instelling altijd de vrijheid heeft om de keuze te maken voor een eentalig Nederlandstalig of Franstalig systeem, dan wel voor het tweetalige systeem van de GGC – de restcategorie als het ware. Specifiek in het kader van de staatshervorming was daar een systeem van financiering voor voorzien.
En inderdaad, de COCOF en de GGC hebben ter zake een protocolakkoord afgesloten op 20 november 2014. In de periode 2015-2016 zijn er inderdaad 49 Franstalige rusthuizen en bijhorende middelen overgeheveld van de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel naar de GGC.
Het protocolakkoord voorzag ook in een overgangsperiode die de continuïteit waarborgde en de organisatie in staat moest stellen om aan de bepalingen inzake de tweetalige communicatie te voldoen. Door de ordonnantie van 6 december 2018 houdende wijziging van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen, werden de oorspronkelijke Franstalige rusthuizen definitief onderworpen aan de regelgeving van de GGC. Er is ook een besluit aangenomen door het college van de GGC op 23 mei 2019 waarbij die erkenning is gerealiseerd. Uit de informatie waarover ik beschik, blijkt dat er sinds 2019 geen rusthuizen gesloten zijn.
Ik deel natuurlijk uw bezorgdheid over de tweetaligheid van de bicommunautaire sector. Het is vanzelfsprekend dat zorgbehoevende mensen, ook oudere mensen, in woonzorgcentra – in Brussel noemt men dat nog rusthuizen – recht hebben op de beste kwaliteitsvolle zorg. Kwaliteit, dat houdt ook zorg in de eigen taal in. In de hoofdstad betekent dat in het Frans of in het Nederlands wanneer men behoort tot de GGC.
Ik stel samen met u vast dat dat soms nog – ik druk mij voorzichtig uit – imperfect is. Die zorg, die deel ik natuurlijk. In de voorbije jaren hebben we ook al concrete acties ondernomen. De GGC heeft dat gedaan en de Vlaamse Gemeenschap heeft dat zoveel mogelijk ondersteund met het lanceren en coördineren van functionele taallessen voor het verzorgend personeel van de rusthuizen op locatie, de organisatie van conversatietafels, de dagen van het Nederlands en andere Open Kansen, en ook op vraag van een aantal Brusselse rusthuizen het testen van het taalniveau van de werknemers en hen oriënteren naar de gepaste cursus NT2 via het Huis van het Nederlands in Brussel, dat daarvoor van de GGC ook middelen krijgt, wat absoluut te appreciëren is.
In mijn eerste gesprekken met GGC-collegeleden heb ik uiteraard mijn bezorgdheid over de tweetaligheid uitgedrukt. Ik kan u bevestigen dat die zorg begrepen en gedeeld wordt. Ze verdient en krijgt de nodige aandacht. Door de krapte van het personeel is dat natuurlijk een bijzonder grote uitdaging. Dat is zo in de rusthuizen, maar dat is zeker ook zo in andere zorginstellingen. Ik denk aan de Brusselse tweetalige ziekenhuizen. Het is dus zeker niet zomaar kwade wil. Het gaat ook over een probleem van de arbeidsmarkt. Dat is iets waar we samen met de GGC en overigens ook samen met Actiris, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en VDAB op moeten toezien. Met het Huis van het Nederlands hebben we een sterk element.
De GGC-administratie heeft mij bevestigd en verzekerd dat die inspectiediensten ook toezien op het bicommunautaire karakter en de correcte tweetaligheid. Voor de volledigheid, de bepaling van de tweetaligheid van de GGC-rusthuizen is opgenomen in het besluit van 3 december 2009 betreffende de erkenningsnormen. In artikel 3 lezen we zeer terecht dat de opvang en de behandeling van de bejaarde persoon in het Nederlands of in het Frans moet gebeuren naargelang van zijn taalkeuze, en dat daartoe alle documenten waartoe luidens dit besluit de bejaarde persoon toegang heeft, in het Nederlands of in het Frans moeten worden opgesteld naargelang van zijn taalkeuze. De controle op de naleving van de bepalingen behoort sinds 1 januari 2019 tot de taken van Iriscare.
Ik wil even verhelderen dat er geen afzonderlijke beslissing is genomen ten aanzien van Brussel. De Vlaamse minister van Welzijn heeft in 2014 – dat was toen Jo Vandeurzen – de bewuste keuze gemaakt om niet mee te stappen in dat verhaal van bicommunautarisering. In het Frans hebben ze gesproken over ‘le basculement’ van Franstalige instellingen van de GGC. De Vlaamse Gemeenschap heeft die keuze niet gemaakt, maar heeft ervoor geopteerd om die eentalige sector, die in de praktijk uiteraard meertalig is, te blijven versterken en ondersteunen en niet mee te stappen in dat verhaal. Uiteraard worden de met de zesde staatshervorming overgedragen voorzieningen sindsdien door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd. Er is overigens ook een sterke uitbreiding gebeurd.
De beslissing om geen bijkomende Vlaamse residentiële ouderenvoorzieningen te erkennen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest – dat is het punt dat ik daarnet maakte – past in een algemene opschorting van de Vlaamse uitbreidingscapaciteit. Er is dus geen specifieke beslissing ten aanzien van Brussel. Het is een algemene beslissing ten aanzien van Vlaanderen, daar inbegrepen Brussel, om momenteel geen vergunningen meer te verstrekken voor nieuwe capaciteit omdat we hebben vastgesteld dat de capaciteitsproblemen die misschien in een aantal andere sectoren van het welzijnsbeleid zeer acuut zijn, dat niet zijn of toch veel minder in het kader van de residentiële ouderenzorg.
Ik heb vastgesteld dat de GGC op 21 juni 2017 ook een moratorium van het aantal bedden voor bepaalde voorzieningen voor de opvang of de huisvesting van bejaarde personen heeft ingesteld. De GGC heeft zich ingeschakeld voor de idee van een moratorium, waardoor de verhouding tussen de Nederlandstalige, Franstalige en tweetalige voorzieningen niet is gewijzigd. De vrees die in dit verband is uitgedrukt, is volgens mij dan ook niet nodig.
De komende maanden zal ik tijdens de gesprekken met het Verenigd College van de GGC en met de Vlaamse Regering de afstemming van de programmering van het zorg- en welzijnsaanbod in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op elkaars aanbod blijven bepleiten. Uiteraard blijf ik het Huis van het Nederlands in Brussel ondersteunen in de opdracht het opstellen, uitvoeren en opvolgen van een taalbeleidsplan te begeleiden en in de opdracht taalacties op maat van de Brusselse organisaties te ontwikkelen. Dit omvat uiteraard het personeel van de rusthuizen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb nog een aantal opmerkingen.
Indien ik het goed heb begrepen, hebben die 49 overgehevelde rusthuizen nu juridisch en in de praktijk een vergunning van de GGC gekregen. Dat lijkt me onwettig en problematisch, want veel rusthuizen zijn niet tweetalig. U hebt zelf vermeld dat de praktijk dit aantoont.
De N-VA-fractie is van mening dat er pas sprake kan zijn van een erkenning door de GGC indien de instelling in feite echt tweetalig is, niet enkel op papier maar ook in de praktijk. Ik reken er dan ook op dat u er vanuit uw brugfunctie streng over zult waken dat de zogenaamde bicommunautaire rusthuizen ook effectief tweetalige zorg aanbieden. De Vlaamse Brusselaar heeft recht op zorg in de eigen moedertaal. De zorgverstrekking is een fundamentele dienstverlening en goede communicatie is hierbij letterlijk van levensbelang.
Concreet zou ik nog graag van u weten of u op bijkomende inspecties zult aandringen om te controleren of er sprake is van taalinbreuken. Welke concrete acties zult u nog ondernemen om de tweetaligheid van de rusthuizen op het terrein te verbeteren?
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, ik heb gisteren een vraag om uitleg over de ziekenhuissector in Brussel en in de Vlaamse Rand gesteld. Het ging dan onder meer om de nieuwe netwerken en zo, maar een van de belangrijke zaken is de bicommunautaire sector. Voor de ziekenhuissector zijn daar strenge voorwaarden aan verbonden. Die tweetalige ziekenhuizen moeten niet enkel tweetalig zijn in hun dienstverlening, maar ook hun personeel moet tweetalig zijn. Er zijn normen voor de aanwerving van personeel. Zo moet 25 procent van het personeel Nederlandstalig zijn en op leidinggevend niveau wordt dat al 50 procent.
Hoe zit het in die rusthuizen? Worden daar dezelfde criteria als in de ziekenhuissector gebruikt? Dit betekent dat niet enkel de dienstverlening, maar ook het personeel tweetalig moet zijn. Dat maakt een groot verschil. Het kan dan niet worden opgelost door ergens iemand in een kelder te vinden die een beetje Nederlands spreekt. In de ziekenhuissector kan dat niet.
Minister Beke heeft gisteren gesproken over een klachtensysteem voor de mensen die niet tevreden zijn met het gebrek aan Nederlandstalige dienstverlening. Er is het Vlaams Meldpunt Taalklachten in Brusselse ziekenhuizen. Ik zal de cijfers voor de voorbije jaren opvragen. Ik weet niet hoe lang dat meldpunt al bestaat. De vraag is of voor deze sector ook een dergelijk meldpunt bestaat. Dat zou, naar analogie met de ziekenhuizen, best worden gecombineerd, zodat iemand op zijn minst een klacht kan indienen. Wat nadien met die klachten gebeurt, is een heel ander verhaal. Daar maak ik me in Brussel niet te veel illusies in, maar ik zou willen weten hoe het zit.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank u voor de bijkomende vragen. Ik ga eerst in op het laatste punt. Ik heb geen melding gekregen van klachten over de Nederlandstalige dienstverlening in tweetalige rusthuizen via het Vlaams meldpunt. Dat kan daar ook voor worden aangesproken. Op dat vlak zijn er vandaag dus geen klachten, maar dat betekent natuurlijk niet dat er geen problemen zouden zijn. Het betekent alleen dat men vandaag de weg niet vindt om die klachten in te dienen.
Wat de vraag van collega Tavernier betreft, om toe te zien op de naleving van de tweetaligheid en op de inspecties, kan ik de bezorgdheid uiten die hier naar voren wordt gebracht, en ik deel uiteraard die bezorgdheid. Maar op zich is het toezicht op de GGC – in tegenstelling tot de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) – natuurlijk niet mijn bevoegdheid; dat is de bevoegdheid van het GGC-college, waar uiteraard ook twee Nederlandstalige collega’s in zetelen, zoals u weet.
Het is in eerste instantie dan ook aan hen om er ten eerste voor te zorgen dat hun wetgeving via hun ordonnanties, hun besluiten en hun reglementering aangepast is. Ten tweede moeten ze ervoor zorgen dat die wetgeving en reglementering ook wordt nageleefd. Ik heb daar geen toezichthoudende rol in, maar ik kan natuurlijk wel onze zorgen uiten, en ik zal dat ook blijven doen. Want ik denk dat deze kwestie zeer belangrijk is. Het gaat hier over zorgbehoevende mensen en zwakke mensen – mevrouw Tavernier verwees er al heel terecht naar. Dienstverlening in de eigen taal is absoluut noodzakelijk, en in Brussel is dat het Frans en het Nederlands – het gaat om een bicommunautaire sector. Ik zal dat ook blijven steunen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.