Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, hopelijk bent u bekomen van de top in Madrid en bent u weer helemaal in het Vlaamse gebeuren.
Het is misschien moeilijk dat deze vraag om uitleg in het begin van de commissievergadering gesteld wordt, want door erover te praten krijgt men soms al jeuk, het was misschien beter op het einde geweest.
In de media lazen we over de problematiek van de eikenprocessierups het volgende. “De provincie Limburg gooit er volgend jaar twee keer zoveel geld tegenaan om de strijd met de processierups te winnen. Maar een wonderlijke oplossing zal dat niet opleveren, zo moesten alle experts toegeven.”
“De eikenprocessierups heeft ook dit jaar haar leefgebied uitgebreid”, zo opende Luc Crevecoeur van het Provinciaal Natuurcentrum de evaluatievergadering tussen de provincie en de gemeentebesturen.
Deze passages zeggen veel, maar niet alles. De plaag van de processierups is reeds enige jaren een feit en blijft uitbreiden, ondanks verschillende maatregelen. Verbranden, wegzuigen en bacteriële bestrijding hebben blijkbaar niet veel uitgehaald. Er geld tegenaan gooien is één zaak, maar om het de kop in te drukken is er vooral samenspraak en samenwerking nodig. De problematiek betreft uiteraard niet alleen de provincie Limburg. Ook de provincie Antwerpen – en wellicht in de toekomst ook andere provincies – maar ook Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk hebben ermee te kampen.
In Limburg werd door meerdere burgemeesters kritiek geleverd op het feit dat het Agentschap Natuur en Bos (ANB) wegbleef op een evaluatievergadering van de strijd tegen de eikenprocessierups. Ik heb naderhand contact gehad met het ANB en met de provincie, en dat schijnt een misverstand geweest te zijn. Desalniettemin moet er nu gehandeld worden en niet tijdens de zomer, want er zijn nog altijd nesten waarvan haartjes kunnen ronddwarrelen. We moeten er op tijd bij zijn.
Er is inmiddels ook het LIFE+-project, waarbij meerdere Nederlandse provincies en de UHasselt betrokken zijn. Via aangepast bermbeheer, het plaatsen van extra nestkasten voor mezen en de herintroductie van een keversoort wil men meer natuurlijke vijanden creëren.
Welke initiatieven gaat u nemen in het kader van een oplossing voor dit probleem? Welke steun zult u desgevallend bieden aan de gemeenten? Er is intussen een financiële bijdrage aan de plattelandsgemeenten toegezegd, maar alleen een financiële bijdrage is niet voldoende. De samenwerking en samenspraak is daarin zeer voornaam.
Zult u ook internationaal uw contacten aanspreken en een internationale coördinatie op gang helpen brengen? Ik heb begrepen dat in Nederland zoiets opgestart is, waar wij vooralsnog niet aan deelnemen, maar daarvoor wacht ik het antwoord af.
Het LIFE+-project werd goedgekeurd. Het project start echter pas in 2020. De rupsen gaan echt niet wachten op het LIFE+-resultaat. Zult u uw invloed gebruiken om in tussentijd niet stil te zitten en alvast een dialoog op gang te brengen zodat, eenmaal het LIFE+-project van start gaat, alle neuzen in dezelfde richting staan en er direct kan overgegaan worden tot reële besprekingen en onderzoeken?
Minister Demir heeft het woord.
Zoals u waarschijnlijk wel weet, is de eikenprocessierups al twintig jaar geleden opgedoken. Sindsdien is de soort aan een gestage opmars bezig. Elk voorjaar zorgt dit voor overlast langs openbare wegen, op sportvelden, in parken, recreatiegebieden en ook woonwijken. Groenbeheerders doen wat ze kunnen om de hinder van de processierups tot een minimum te beperken. Ze markeren de gevarenzones, zuigen of branden de rupsen en hun nesten weg, of proberen de beesten biologisch te bestrijden met de baccilusbacterie. Biologische producten hebben het voordeel dat ze een veel gerichtere werking hebben dan de voorheen gebruikte chemische bestrijdingsmogelijkheden.
Geen van de methodes is ideaal of toereikend. Ieder jaar weer zijn er immers lokaal uitbraken van de eikenprocessierups, die overlast bezorgen. Daarom is er ook nood aan betere methodes. De coördinatie van de aanpak gebeurt door de provincies. Mijn diensten bieden ondersteuning. Het ANB heeft een beslissingskader aangereikt voor waar wel en waar niet te bestrijden, en overlegt ook met de gemeenten om de knelpunten te bespreken. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) volgt het internationale onderzoek op naar alternatieve en performantere bestrijdingstechnieken en adviseert het ANB daarover.
De bevoegdheden over bestrijdingsmiddelen zijn echter ook complex. De toelating voor biociden wordt geregeld door de federale overheid, die daarbij ook gebonden is door de Europese regels. Ik stel vast dat heel veel groenbeheerders blijven inzetten op grootschalige bestrijding op basis van bacilluspreparaten, maar ik wil er wel op wijzen dat er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie ook volksgezondheidsrisico's verbonden zijn aan die producten bij inademing of aanraking. Het gebruik van bacilluspreparaten zal in 2020 nog worden bemoeilijkt omdat de federale overheid geen tijdelijke toelatingen meer zal mogen verlenen voor het gebruik van die producten in de publieke ruimte. Een tijdelijke toelating kan immers pas worden gegeven als er geen alternatieven voorhanden zijn. Dat is sinds dit jaar wel het geval, maar helaas is dat een gifstof met een zeer brede werking, van insecten tot vissen en amfibieën, die het best ook niet gebruikt wordt in de nabijheid van water. Samen met de provincies, de Vlaamse Milieumaatschappij en de federale overheid zoekt het ANB naar een oplossing die tot een resultaat leidt.
Internationaal werken we reeds samen met Nederland, dat wat betreft de eikenprocessierups onze meest relevante buitenlandse partner is, in het kader van het LIFE+-project. De resultaten van dat project zullen op termijn ook leiden tot een meer gecoördineerde aanpak. Daarnaast zal ik ook aan het INBO vragen om zich goed te informeren over het onderzoek naar nieuwe bestrijdingsmethodes, dat onder andere ook loopt aan de universiteit van Wageningen. Ik hoop dat we met dat onderzoek een nieuwe bestrijdingsmethode kunnen aanreiken aan de gemeenten en de provincie.
Het LIFE+-project zal voornamelijk inzoomen op alternatieven, waaronder het verbranden en wegzuigen. Bij de partners in dat project zit ook een van mijn diensten, namelijk het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Dat zal ervoor zorgen dat de opgedane kennis ook bij de juiste overheden terechtkomt. Er is heel wat kennis voorhanden. In principe kan er wel werk worden gemaakt van alternatieve bestrijdingsmethodes, naast het lokale gebruik van chemische middelen.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, er zijn inderdaad verschillende bestrijdingsmiddelen, maar die worden meestal toegepast als het al te laat is. Je kunt natuurlijk niet op alle plaatsen tegelijk zijn. Als de rupsen hun processie eenmaal aanvatten, is het meestal al te laat. Ook naderhand, als de beestjes zijn uitgevlogen, zijn de brandhaartjes nog aanwezig op het nest en de slipstream, waardoor bij hevige wind het probleem evenzeer nog optreedt.
Branden en wegzuigen, dat is ook niet zo eenvoudig, want er zijn veel plaatsen die moeilijk toegankelijk zijn, maar waar de rups wel weelderig aan bod komt. In Nederland is er ook sprake van een eikenprocessierupswaarnemingsstation. Ik weet niet in welke mate dat kan helpen.
Ook het wegnemen van de onderbegroeiing helpt, want er is geen processie als er geen begin en einde is. Het einde is als ze de blaadjes opeten, het begin is als ze onder aan de bomen hun nest maken.
Nogmaals, de toegankelijkheid is daar ook een probleem, evenals de voorbereiding. Eigenlijk is het daarvoor al een beetje te laat, maar als men een overzicht heeft van de lokale benodigdheden of de acute problemen op lokaal vlak, dan pas kan men ook een overzicht hebben van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die gezamenlijk aangekocht kunnen worden om in het voorjaar te gebruiken. Nogmaals, preventie is veel beter, omdat de ontstaansreden van de brandhaartjes dan weg is. Ik moet daarbij toch ook vermelden dat toerisme een grote economische troef is voor Limburg en voor de Kempen. Het is dus wel schadelijk als toeristen met de eikenprocessierups in aanraking komen. We hebben dat al verschillende keren gemerkt.
Misschien toch nog een vraag, minister, over de mate waarin er wordt samengewerkt met het lokale niveau. U zegt dat u samenwerkt met Nederland. Worden de lokale besturen daar ook bij betrokken? Het subsidiariteitsprincipe stelt namelijk dat het aan de lokale besturen is om de eikenprocessierups te bestrijden, maar er moet wel een gezamenlijke aanpak zijn, met zowel het provinciale en het Vlaamse als het internationale niveau.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, begrijp mij niet verkeerd, u bent nog maar pas minister van Omgeving, dus de opmerking die ik nu ga uiten, is niet aan u gericht. Ik neem ook aan dat u een antwoord meegekregen hebt vanuit uw administratie.
Als uw administratie echter schrijft dat de groenbeheerders doen wat ze kunnen, dan gaat mijn nekhaar daarvan recht omhoog staan, en niet door de brandhaartjes van de eikenprocessierups. Dat is namelijk een serieuze fout. Daar had moeten staan: de lokale besturen doen wat ze kunnen. Want dat wordt soms wel eens vergeten. Ik ben ondertussen zeventien jaar burgemeester, en al zeventien jaar lang, onafgebroken, maak ik tijdens de maanden juni en juli een periode mee waarin de telefoon op het gemeentehuis roodgloeiend staat. Scholen bellen vanwege overlast en mensen bellen vanwege overlast op plaatsen waar veel mensen samenkomen. Soms mailen mensen met de boodschap dat ze afgekomen zijn om het prachtige groen te bewonderen dat overal gepromoot wordt, maar dat ze met veel jeuk terug naar huis zijn gegaan. Het gaat zelfs zo ver dat zomerkampen gewoon afgelast worden vanwege de eikenprocessierups. En wie zijn de enigen die ik daar op het terrein tegenkom? Dat zijn de lokale besturen, die dweilen met de kraan open.
Dat is uw taak. Dat is de taak van de lokale overheid.
Dat is inderdaad onze taak, en daarom denk ik dat het misplaatst is om te zeggen dat de groenbeheerders doen wat ze kunnen, want het zijn de gemeentebesturen die doen wat ze kunnen.
Dat is waarschijnlijk wat mijn administratie bedoeld heeft.
Oké, goed, dan is dat wat ze bedoelt. Ik had dat anders begrepen.
Ik wil dit even heel correct stellen: de administratie doelt met ‘groenbeheerders’ op lokale bestuurders. De taken zijn heel duidelijk verdeeld. Het zijn de lokale besturen, de burgemeesters en hun administratie, die voor de bestrijding verantwoordelijk zijn. De Vlaamse overheid stelt de nieuwe ontwikkelingen en nieuwe methodes ter beschikking van de lokale besturen en de provincies coördineren, maar het is echt niet de taak – en dat wil ik heel duidelijk stellen – van de Vlaamse overheid om de eikenprocessierups overal te gaan bestrijden. Dat wil ik toch wel heel duidelijk stellen. (Opmerkingen van Lode Ceyssens)
Nee nee, u maakt zich hier kwaad, maar dit is de taak van de lokale overheid.
Dat was dus al een deel van het antwoord. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir en Lode Ceyssens)
Collega Ceyssens, was u al uitgepraat?
Nee nee, ik was nog helemaal niet uitgepraat, ik was mijn betoog nog maar aan het opbouwen.
Bestrijding is inderdaad de taak van lokale bestuurders, maar dan wil ik dat men ook duidelijk erkent dat de lokale bestuurders doen wat ze kunnen, niet de groenbeheerders.
Ik denk dat Vlaanderen wel een ondersteunende taak heeft, ook wat betreft de gebieden die eigendom zijn van het Vlaamse Gewest.
Het is goed hé, zeg.
Het gaat dan om de gebieden die beheerd worden door het ANB, want die vallen natuurlijk wel onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid. Wat gaat het ANB doen met de gebieden die het agentschap op dit moment zelf beheert? Lokale besturen hebben immers geen toestemming om daar iets te doen. Je kunt natuurlijk aan de randen van die gebieden werken, maar als in die grote, uitgestrekte gebieden van het ANB niets gebeurt, dan is het aan de randen dweilen met de kraan open.
Mijn tweede vraag gaat over alles rond onderzoek. Wat is het plan voor volgend jaar? Op het moment dat de eikenprocessierups er is, staan we er namelijk alleen voor. Wij bestrijden die rups met alle middelen die we ter beschikking hebben, maar we staan er als lokale besturen alleen voor. Als het gaat over preventie, hebben wij zeer beperkte mogelijkheden. Uit gezondheidsoverwegingen ben ik het er volledig mee eens dat we alleen veilige bestrijdingsmiddelen mogen gebruiken – anders kunnen we er beter geen gebruiken –, maar welke voorstellen zijn er om op preventie in te zetten?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mij graag aansluiten bij deze vraag en bij de bezorgdheid van de collega’s. Minister, ik heb begrepen dat u ook bezorgd bent over de eikenprocessierupspopulaties. Ik denk dat eenieder hier al wel eens het ongemak van dat beestje gevoeld heeft; we hebben het afgelopen jaar, minister, ook een ongelooflijke editie – bij wijze van spreken – mogen meemaken. (Opmerkingen van Lode Ceyssens)
Ik zal straks wel antwoorden! (Opmerkingen van Lode Ceyssens)
Oké, de rust is teruggekeerd.
We hebben een ongelooflijke editie mogen meemaken dit jaar – als ik over ‘editie’ mag spreken. Ik denk dat de gebieden die altijd al met het probleem te kampen hebben gehad, heel veel en heel erg last gehad hebben dit jaar. Daarom wil ik mij toch wel aansluiten bij de vraag om een preventief en coördinerend beleid. Ik weet dat de coördinatie in de eerste plaats bij de provincies ligt, maar het afgelopen jaar zijn we toch voor een stuk verrast geweest door het grote aantal rupsen en ik stel mij de vraag of we geen betere inschatting kunnen maken van de eikenprocessierupspopulaties en daar dus op een andere manier op kunnen inspelen.
Ik heb moeten vaststellen dat het probleem in gemeenten in mijn regio de afgelopen jaren voor een stukje was afgenomen en dat het probleem dit jaar exponentieel is toegenomen, waardoor de lokale besturen te laat kwamen met de bestrijding ervan, met alle leed van dien. In die zin stel ik me toch de vraag of een meer gecoördineerd beleid mogelijk is op basis van gegevens die aantonen dat er misschien extra impact zal zijn en die dus toelaten om die boodschap over te brengen aan de lokale besturen, zodat zij hun bestrijdingsmaatregelen tijdig kunnen inzetten.
Ik ben ook blij dat u aangeeft dat er aandacht is voor de verschillende bestrijdingsmiddelen die er zijn. We weten immers dat het beestje heel moeilijk te bestrijden valt en het is dan ook heel belangrijk dat we blijvend inzetten op bestrijdingsmethodes.
Ik vraag dus vooral naar coördinatie en naar mechanismes om de impact te kunnen inschatten. Hebben we zulke mechanismes? Kunnen we die opbouwen? Daar gaat mijn vraag over.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
De eikenprocessierups beroert heel wat mensen. Ik wil gewoon naar een aantal cijfers vragen. Er wordt aangegeven dat het probleem exponentieel verergerd is. Hebt u er zicht op of dat effectief ook zo is? Ik was zelf een van de groenbeheerders in Oost-Vlaanderen en ik heb het alvast niet zelf vastgesteld. Maar goed, dat is Oost-Vlaanderen.
Wat is de impact van de weersomstandigheden op de verspreiding van de eikenprocessierups? Is daar zicht op? Ik weet wel dat wij van het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) in Oost-Vlaanderen signalen kregen over wanneer welk risico zich voordeed, gekoppeld aan de weersomstandigheden. Dat is een heel goede aanpak. Zijn er mogelijkheden om de aanpak tussen de verschillende provincies uit te wisselen?
Ik maak me wel zorgen over de teneur van de vraagstelling. Er zijn maatregelen te bedenken die de eikenprocessierups bestrijden maar of die zo goed zijn voor de biodiversiteit en de waterkwaliteit, dat is iets anders.
Minister, ik heb dus twee vragen. Ik weet niet of u daar nu een antwoord op hebt, maar het lijkt me toch belangrijk om de discussie te objectiveren en om te zoeken naar methoden die het leefbaar maken, wetende dat die problematiek vermoedelijk moeilijk helemaal beheersbaar zal zijn.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's en burgemeesters die zijn tussengekomen en een belangrijke verantwoordelijkheid hebben in het bestrijden van de eikenprocessierups, ik wil toch nog eens benadrukken dat de provincie coördineert. Van twee dingen een: ofwel schaft men de provincie af… (Opmerkingen van Leo Pieters)
… en dan coördineer ik, ofwel doet iedereen waarvoor hij verantwoordelijk is. De provincie heeft de verantwoordelijkheid om dit te coördineren. Als er in een bepaalde provincie een groot probleem is, dan verwacht ik dat de gouverneur of de burgemeesters de ondersteuning die wij bieden – want wij bieden ondersteuning –, ook vragen. Er is een vergadering geweest in Limburg waarop wij niet waren uitgenodigd. Niet, voor alle duidelijkheid.
Van twee dingen een dus. Ik kan me daar inderdaad over opwinden, voorzitter. Men vraagt hier van alles. Dit is hier geen gemeenteraad of provincieraad. Men wil lokale autonomie – alle respect voor de lokale autonomie –, maar dan moet men die verantwoordelijkheid ook nemen. Als het wat te moeilijk wordt, of het nu gaat over everzwijnen, over rupsen of over nog iets anders, dan kijkt men naar Vlaanderen. Van twee dingen een. Ik onderstreep: ieder zijn verantwoordelijkheid.
Zoals ik daarstraks heb gezegd, zijn wij nieuwe bestrijdingsmethoden aan het bekijken, zoals die van de universiteit van Wageningen in Nederland, die veelbelovend zijn. Ik hoop dat dit het nodige resultaat zal opleveren dat we dan ter beschikking zullen stellen van de gemeentes en provincies die dan wel hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.
Ik wil dit onderstrepen, want ik ben het eerlijk gezegd stilaan beu aan het worden dat men zodra het moeilijk wordt, kijkt men naar Vlaanderen. Ofwel coördineert de provincie, ofwel doen ze dat niet en doet Vlaanderen het. Men heeft gewild dat de provincies zouden blijven bestaan. Wel, dat ze hun taak dan ook opnemen.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik begrijp wat u zegt, maar ik begrijp ook wat de burgemeesters of andere lokale besturen zeggen. Minister, ik denk dat het geen verwijt is naar u en ook geen verwijt naar Vlaanderen. Dat heb ik tenminste begrepen.
Jawel. Dat was het heel duidelijk wel.
Maar – en dat is ook de reden waarom ik mijn vraag heb gesteld –, op dat moment was het ANB afwezig en de lokale besturen hebben het ANB nodig. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Oké, maar het agentschap beheert een groot grondgebied en hoort de zaak te coördineren. De provincie heeft, voor zover ik weet tenminste, geen bevoegdheid over het ANB of over het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Dat ligt dus wel op Vlaams niveau.
U gaat de eikenprocessierups niet bestrijden vanuit Vlaanderen, maar u hebt wel de taak om instellingen die dat wel moeten doen of die bij de coördinatie aanwezig moeten zijn, enige urgentie mee te geven.
Wat de bestrijding betreft, moeten we natuurlijk opletten. Mevrouw Schauvliege zei het al: andere beestjes die we nodig hebben, mogen niet onder de bestrijding van de rups lijden. Men moet de juiste timing hanteren. Het probleem is dat verschillende nesten op verschillende momenten uitkomen en de processie dus op verschillende momenten start. Dan begint ook de processie voor de lokale besturen, want dan begint de ergernis. Het gaat niet over een maand, maar over vier of vijf maanden en zelfs het hele jaar door, zoals ik daarnet gezegd heb. Als de nesten er zijn, valt de hulp weg en moeten de lokale besturen alsnog de nesten wegzuigen, want de brandhaardjes blijven aanwezig.
Inzake die insecten wil ik ook nog dit vermelden – en dat is ook de reden waarom ik een tijdje geleden begon over 5G. Het ANB en het INBO moeten misschien nog bijkomend onderzoek doen naar de hoeveelheid insecten en vogels die er zijn. Het zijn natuurlijke bestrijders. Als die er niet zijn, heeft de eikenprocessierups vrije baan en dat wil niemand van ons.
Laat ons deze vraag afsluiten. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik mag eigenlijk niet meer tussen komen, maar ik ga het toch doen. Minister, ik ben mijn betoog begonnen met te zeggen dat u dit als nieuwbakken minister niet persoonlijk mocht nemen.
Het feit dat u dat al zegt.
Ja maar, ik heb toch heel duidelijk gezegd dat het niet uw verantwoordelijkheid is als nieuwbakken minister en ik heb me duidelijk gericht op het antwoord van het Agentschap Natuur en Bos.
De vraag om uitleg is afgehandeld.