Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, zowel de vorige als de huidige Vlaamse Regering maakte een prioriteit van de beleidsdoelstelling om aan lokale besturen een belangrijke regierol in het lokaal sociaal beleid te geven.
Een van de belangrijkste taken die het lokaal bestuur daarin heeft, is het maximaal realiseren van de toegang tot de sociale grondrechten en het aanpakken van onderbescherming. Dit vereist, naast onder meer automatische rechtentoekenning en administratieve vereenvoudiging, eveneens een toegankelijke hulp- en dienstverlening.
Hiervoor werd en wordt er reeds een beroep gedaan op het Sociaal Huis, dat als herkenbaar fysiek aanspreekpunt fungeert voor lokale hulp- en dienstverlening. De fysieke locatie bleek echter niet altijd voldoende te zijn om op een toegankelijke en outreachende manier hulp- en dienstverlening te realiseren en onderbescherming tegen te gaan.
Om aan deze tekortkoming tegemoet te komen, werd dan ook formeel in het decreet Lokaal Sociaal Beleid van februari 2018, nadat er reeds tussen september 2016 en mei 2018 elf proefprojecten hadden plaatsgevonden, het geïntegreerd breed onthaal (GBO) in het leven geroepen. Het geïntegreerd breed onthaal is een samenwerkingsverband georganiseerd door het lokaal bestuur en bestaat uit minstens drie kernactoren: het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en de erkende diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen. Afhankelijk van de lokale situatie wordt dit netwerk uitgebreid met andere relevante partners.
Nu, bijna twee jaar na de blijde intrede van het vernieuwde decreet Lokaal Bestuur en het aflopen van de pilootprojecten dringt een eerste reflectiemoment over de uitrol ervan zich op.
Minister, wat waren de belangrijkste conclusies van het onderzoek naar aanleiding van de elf proefprojecten die tussen 2016 en 2018 liepen?
Hoe evalueert u de uitrol van het GBO in de rest van Vlaanderen? Hoeveel gemeentes beschikken nog niet over een GBO? Wat zijn de meest aangehaalde pijnpunten van de verschillende actoren die in een GBO actief zijn?
Is het GBO volgens u voldoende gekend onder de mensen met een hulpvraag en voor wie de drempel naar hulp nog heel groot is?
Plant u deze legislatuur een groot evaluatiemoment over de werking en de uitrol van het GBO in? Zo ja, welke timing stelt u voorop?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, na de goedkeuring van de conceptnota door de Vlaamse regering eind 2015 hebben elf projectoproepen, verspreid over heel Vlaanderen, van september 2016 tot mei 2018 de uitgangspunten van het GBO aan de praktijk getoetst. De pilootprojecten zijn wetenschappelijk geëvalueerd en de werkzame principes uit de projecten zijn de basis geweest voor het uitschrijven van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het lokaal sociaal beleid. Dit is het kader voor de verdere uitrol van het samenwerkingsverband GBO over heel Vlaanderen.
Wat zijn nu de belangrijkste conclusies? Ten eerste: het samenwerkingsverband GBO moet voldoende aangepast worden aan de lokale realiteit en de noden en behoeften die daar tot uiting komen. De lokale invulling van het GBO dient ontwikkeld en geëvalueerd te worden op basis van een omgevingsanalyse naar de noden, behoeften en problematieken in die lokale context. Hieruit dienen doelstellingen voort te vloeien die client- en burgergericht geformuleerd kunnen worden.
Ten tweede: het is nodig dat een bovenlokale stuurgroep en onder andere lerende netwerkomgevingen de opeenvolging van de praktijkreflecties verder opvolgen en verankeren. Hier is een vertegenwoordiging van academici, kernactoren, basisactoren en faciliterende actoren noodzakelijk. Het is belangrijk om de thema’s die in de lerende netwerken en stuurgroep worden besproken, in nauw overleg met de lokale praktijken af te stemmen. Dit zijn thema’s op het niveau van ‘governance’: regie, coördinatierol, informatie-uitwisseling tussen organisaties en thema’s op het niveau van de praktijken, waarbij de actieve vormgeving van de werkzame principes centraal staat.
Het is cruciaal dat er lokaal keuzes worden gemaakt over welke meer specifieke doelstellingen worden nagestreefd binnen de context van de onderbescherming en op welke manieren hieraan tegemoet kan worden gekomen. Om deze keuzes te maken, is het belangrijk dat het samenwerkingsnetwerk op een duidelijke manier wordt gecoördineerd. Het is nodig om te zorgen voor duidelijke afspraken op het lokale niveau over wie de regiefunctie van het GBO opneemt, op welke manier dat gebeurt en waarom dat zo gebeurt. De lokale samenwerkingsverbanden dienen zich te verantwoorden tegenover de partners over de manier waarop de coördinatierol wordt afgestemd op de noden van het netwerk. Daarenboven wordt de actiegerichtheid van het netwerk op het niveau van het formuleren van doelstellingen, het uitdenken en uitvoeren van acties verhoogd door een coördinerende organisatie die beslissingen maakt op basis van een synthese van verwachtingen en noden van de partners.
Ten slotte bleek ook dat het belangrijk is om te investeren in participatie van de doelgroep en basiswerkers bij het bepalen van de visie, de doelstellingen en de acties van een GBO op het bovenlokale niveau. Het perspectief van basiswerkers en de doelgroep kan helpen bij het identificeren van prioritaire noden en behoeften, het helpt bij het ontwikkelen en afbakenen van concrete en prioritaire acties en kan helpen bij het nadenken over de nodige randvoorwaarden om deze acties te ontplooien.
In de conclusie van het wetenschappelijk rapport wordt ook aangehaald dat het nodig is om te investeren in inhoudelijke ondersteuning van hulpverleners door de blijvende uitwisseling van inspiratievolle praktijken bij de verdere uitrol van het GBO. Op dit moment zijn er over heel Vlaanderen verschillende samenwerkingsverbanden GBO in een opstartfase. In samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het steunpunt Mens en Samenleving (SAM) werkt het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) een ondersteuningsaanbod uit voor de lokale besturen en de andere kernpartners van het samenwerkingsverband GBO. Er werden al verschillende Vlaamse en lokale initiatieven genomen om de medewerkers van deze kernpartners te informeren, te inspireren en te begeleiden in deze opstartfase. Ik blijf hierop verder inzetten, omdat we geloven dat de uitrol van de samenwerkingsverbanden GBO in heel Vlaanderen een meerwaarde kan betekenen voor het realiseren van een toegankelijke sociale hulp- en dienstverlening en het tegengaan van onderbescherming voor de kwetsbare burgers. Het onderzoeksrapport van het steunpunt is terug te vinden op de website van het departement.
Dan was er de vraag over hoe wij die uitrol evalueren. Op dit moment zijn er in heel Vlaanderen verschillende samenwerkingsverbanden GBO in een opstartfase. Ik merk aan de basis heel veel enthousiasme om van het GBO een succesverhaal te maken. De noodzaak tot samenwerking en de doelstellingen van het GBO voor kwetsbare mensen kunnen duidelijk worden erkend.
Naast de algemene uitrol van de GBO’s als Vlaamse beleidsprioriteit waarop de lokale besturen kunnen intekenen, investeer ik op projectmatige basis in het vorm geven van een GBO voor heel specifieke doelgroepen.
Het samenwerkingsverband GBO voor personen met het advies ‘niet toeleidbaar naar de arbeidsmarkt’ is een samenwerking tussen de diverse kernactoren van het GBO met VDAB. Werkzoekenden krijgen dat VDAB-advies, indien er op basis van een gespecialiseerde screening wordt geoordeeld dat de persoon wegens medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale problemen zelfs mits intensief begeleid niet inzetbaar is op de arbeidsmarkt, noch in het normale economisch circuit, noch in de sociale economie of een onbetaalde bezigheid. Het precaire statuut van de niet-toeleidbaren is een gedeelde bezorgdheid van VDAB en de welzijnsactoren. Het tegengaan van onderbescherming vormt in deze projectoproep het centrale uitgangspunt om in onderlinge afstemming een gepast hulpverleningsaanbod voor deze doelgroep te realiseren. Deze samenwerkingsverbanden worden uitgerold in Mol, Balen, Dessel, Retie, Bocholt, Bree, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Lommel, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt, Overpelt, Peer, Genk, As, Zutendaal, Ninove, Dendermonde, Gent, Laarne, Merelbeke, Oudenaarde, Ronse, Wetteren, Wichelen, Geraardsbergen, Hamme, Sint-Niklaas, Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Oosterzele, Kaprijke, Zelzate, Herzele, Eeklo, Aalter, Lievegem, Maldegem, Zottegem, Beersel, Halle, Sint-Pieters-Leeuw, Wemmel, Brugge, Oostende, Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Lendelede, Menen, Spiere-Helkijn, Waregem, Wervik, Wevelgem, Wielsbeke en Zwevegem.
Het samenwerkingsverband GBO voor jongeren met een handicapspecifieke nood of leer- en opvoedingsmogelijkheden zet in op jongeren die schoollopen binnen het buitengewoon secundair onderwijs (buso) of binnen het reguliere onderwijs binnen het M-decreet. Deze jongeren stromen uit het secundair onderwijs uit en zijn kwetsbaar ten gevolge van hun persoonlijke vaardigheden en contextmogelijkheden. Tijdig ingrijpen in situaties waar sprake is van een verhoogd risico op kwetsbaarheid heeft een preventief effect en kan helpen om een meer intensieve ondersteuning te vermijden. Preventieve acties en aanklampend ondersteunen zijn belangrijke hefbomen om de toegankelijkheid naar de hulp- en dienstverlening te vergroten, onderbescherming tegen te gaan en rechten toe te kennen. In dat samenwerkingsverband GBO wordt er samengewerkt tussen de kernactoren – de CAW’s, de OCMW’s en de diensten maatschappelijk welzijn van de ziekenfondsen – en de rechtstreeks toegankelijke handicapspecifieke diensten. Daarbij worden opportuniteiten aangegrepen in het bereiken van de kwetsbare groepen die minder ontvankelijk zijn voor georganiseerde zorg en ondersteuning. Op basis van concrete trajecten wordt die samenwerking vormgegeven, wordt praktijk ontwikkeld en wordt het effect van deze gezamenlijke aanpak op effectieve rechtentoekenning getoetst, dit met inachtneming van de werkzame principes die in eerdere projecten al naar voren werden geschoven vanuit wetenschappelijk onderzoek. Deze projecten worden uitgerold in diverse regio’s in Oost-Brabant, Limburg en Zuid-West-Vlaanderen.
Het samenwerkingsverband GBO in samenwerking met het Vlinderpaleis in Antwerpen dient kwalitatieve en toegankelijke rechtshulp te organiseren door een doorgedreven en nauwe samenwerking tussen juristen en sociaal werkers. Elke burger moet terechtkunnen bij de juridische eerstelijnsbijstand voor een gratis oriënterend advies van een advocaat. Het Vlinderpaleis treft voorbereidingen om te komen tot één centraal onthaal of griffie voor alle rechtbanken. Dit onthaal fungeert als ‘first office’ voor rechtzoekenden, en hier worden zoveel mogelijk diensten aangeboden. Terwijl griffie- en parketmedewerkers alleen maar informatie kunnen geven, kunnen de rechtzoekende burgers bij het onthaal ook terecht voor advies. Indien nodig wordt de burger naar andere juridische en/of sociale diensten geleid. Dit wordt gerealiseerd door samenwerking tussen de balie, de commissie voor juridische bijstand (CJB) en de kernactoren van het samenwerkingsverband GBO.
Het samenwerkingsverband GBO voor personen met een achterstallige betaling bij de Vlaamse Zorgkas wordt uitgerold in Eeklo, Aalter, Maldegem, Assenede en Sint-Laureins. Er is in Vlaanderen een grote groep mensen die achterstallige bijdragen in het kader van de zorgpremie hebben, ongeveer 20.000 mensen. Binnen die groep zit vermoedelijk ook een groep mensen met onderbescherming, die steeds door de mazen van het net vallen. Mensen die zich niet aansluiten bij een zorgkas van een ziekenfonds, komen automatisch terecht bij die Vlaamse Zorgkas. Via dit GBO-project wil men in het Meetjesland deze kwetsbare groep opsporen en te weten komen waar men hen mogelijk kan leiden naar bijkomende of tot op dit ogenblik onbenutte rechten.
Zoals net gesteld, worden naast deze Vlaamse doelgroepen diverse samenwerkingsverbanden over heel Vlaanderen gevormd in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteit ‘het realiseren van de functies en werkingsprincipes van een samenwerkingsverband Geïntegreerd Breed Onthaal’. Lokale besturen konden voor de voorbereidende fase van deze Vlaamse beleidsprioriteit voor de periode van 1 juni 2019 tot 31 december van dit jaar een subsidie aanvragen, zodat vanaf 1 januari 2020 de functies en werkingsprincipes van het GBO daadwerkelijk in de praktijk kunnen worden gebracht.
We ontvangen al talrijke subsidieaanvragen waarbij er samen een 240 gemeenten zijn betrokken. De subsidie werd toegekend aan de volgende gemeenten: Herselt, Hulshout, Westerlo, Arendonk, Baarle-Hertog, Hoogstraten, Merksplas, Ravels, Rijkevorsel, Antwerpen, Brecht, Malle, Schilde, Wijnegem, Zandhoven, Zoersel, Turnhout, Balen, Dessel, Mol, Retie, Tongeren, Riemst, Bilzen, Hoeselt, Bocholt, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Lommel, Peer, Pelt, Hasselt, Herk-de-Stad, Alken, Diepenbeek, Zonhoven, Gent, Wetteren, Laarne, Wichelen, Merelbeke, Destelbergen, Wachtebeke, Melle, Lochristi, Aalter, inclusief Knesselare, Maldegem, Lievegem, Eeklo, Sint-Laureins, Kaprijke, Assenede, Zelzate, Evergem, Haaltert, Erpe-Mere, Denderleeuw, Lede, Aalst, Temse, Waasmunster, Moerbeke, Sint-Niklaas, Grimbergen, Kapelle-op-den-Bos, Meise, Wemmel, Londerzeel, Aarschot, Dilbeek, Ternat, Roosdaal, Lennik, Gooik, Galmaarden, Herne, Bever, Halle, Beersel, Sint-Pieters-Leeuw, Pepingen, Drogenbos, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Leuven, Blankenberge, Damme, De Haan, Knokke-Heist, Zuienkerke, Oostende, Bredene, De Panne, Koksijde, Veurne, Alveringem, Diksmuide, Nieuwpoort, Middelkerke, Lo-Reninge, Vleteren, Poperinge, Houthulst, Ieper, Langemark-Poelkapelle, Zonnebeke, Heuvelland, Mesen, Oudenburg, Gistel, Ichtegem, Koekelare, Torhout en Kortemark.
De lokale besturen worden uitgenodigd om de Vlaamse beleidsprioriteit in te schrijven in hun meerjarenplanning 2020-2025. Na 15 januari 2020 hebben we zicht op welke lokale besturen hier willen op inzetten.
Het belangrijkste pijnpunt dat gesignaleerd wordt, is het feit dat verder en meer intens moet worden samengewerkt om tot een gerichte uitwisseling van de expertise tussen de actoren te komen. De GBO-samenwerkingsverbanden zetten dan ook terecht in op het vergroten van die kennis.
Het GBO betekent een verandering in de aanpak om kwetsbare mensen te bereiken. Dat vraagt een grote investering vanuit de hulpverleners. Dit zorgt uiteraard voor enige bezorgdheid bij de onthaalwerkingen die nu reeds een hoge werkdruk ervaren.
Met het GBO creëren we geen nieuwe dienst, maar een samenwerkingsverband van OCMW’s, CAW’s en diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, die hun hulpverlening beter op elkaar afstemmen en in individuele cases daadwerkelijk samenwerken, zodat mensen tot hun recht komen. Het is niet de doelstelling om het GBO als merk bij de cliënten in de markt te zetten.
Zoals hierboven aangegeven, lopen er momenteel meerdere specifieke GBO-projecten. Voor elk van die projecten wordt uiteraard in een evaluatie voorzien. Ik blijf daarnaast de ontwikkeling en de werking van het GBO van nabij opvolgen. Regionale beleidsmedewerkers die nauwe contacten hebben met de lokale besturen houden de vinger aan de pols. Een Vlaamse stuurgroep met vertegenwoordigers van de kernactoren van het GBO, SAM vzw, gebruikersorganisaties, academici, het Departement WVG en mijn kabinet volgen de projecten op en sturen bij waar nodig.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dat was een hele boterham. Het zijn natuurlijk wel een heel aantal gemeenten die gestart zijn met een GBO, met die samenwerking. Er zijn ook nog een aantal gemeenten waar het niet gestart is. Hebt u er zicht op wat de grootste belemmeringen zijn voor die gemeenten om in te stappen?
In het eerste beschrijvend onderzoek van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden een aantal aanbevelingen geformuleerd. Hoe gaat u die concreet meenemen in uw beleid en vertalen naar de lokale besturen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In onze gemeente was er een van die elf pilootprojecten. Ik heb het genoegen gehad om als OCMW-voorzitter mee te ervaren hoe die samenwerking liep. In die elf pilootprojecten was de focus natuurlijk zeer verschillend. Die waren heel divers, helemaal niet gelijklopend, wat ook niet de bedoeling was. Het was de bedoeling om te leren op welke manier zo’n GBO kon werken. Wat mij daar vooral in is opgevallen, is dat het voor het GBO toch heel vaak ‘onbekend is onbemind’ was. Als de diensten elkaar niet goed kennen – OCMW, sociale dienst, CAW en de sociale diensten van de mutualiteiten – dan riskeer je dat ze naast elkaar hetzelfde werk gaan doen, dat mensen niet weten waar ze terecht kunnen en vooral dat sommige mensen bij geen enkele dienst terechtkomen. In die zin geloof ik zeer sterk in het GBO als één aanspreekpunt, als expertisedeling en als middel om heel proactief te werken tegen onderbescherming. Ik heb gezien dat doorheen de pilootperiode binnen mijn eigen gemeente de focus eigenlijk zelfs ook wel verlegd is op basis van de ervaring die we opdeden. Waar we begonnen zijn met samen een loket te bemannen, is nadien gebleken dat dat niet zozeer de meerwaarde was, maar een meerwaarde was wel expertise delen, meer achter de frontoffice samen projectmatig onderbescherming aanpakken. Ook voor de toekomst zal het verder zaak zijn om dat op maat verder uit te bouwen, zoals de minister ook heeft gezegd, maar ook om het niet te ver uit elkaar te laten lopen en regelmatig weer de expertise te delen en te zien waar er goede praktijken zijn om die dan weer samen te implementeren.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik heb heel geïnteresseerd geluisterd naar deze voor mij nieuwe maar boeiende materie, naar uw input, minister, en de input vanuit het werkveld, mevrouw Schryvers. Ik hoor, zeker in het eerste stuk van uw antwoord, dat er blijkbaar een grote nood is aan coördinatie van de lokale netwerken. U zegt dat theoretisch en de collega verwijst naar de praktijk. U zegt dat er een beroep wordt gedaan op de coördinerende organisatie en u vernoemt SAM. Dat is ook een organisatie waarop u zult besparen. Hoe zult u dat combineren?
Minister Beke heeft het woord.
Welke gemeenten zijn er nog niet bij betrokken? Dat moeten we oplijsten, maar we zullen het u bezorgen. Wat het GBO betreft, is er, zoals mevrouw Schryvers zei, een heel traject aan voorafgegaan. Er is ook een heel sterke verschillende lokale dynamiek die we moeten respecteren. Daarnaast is er in het regeerakkoord opgenomen dat de onthaalfunctie van de CAW’s aangepast moet worden. Naar de filosofie van het GBO zullen we er regelgevend naar moeten kijken hoe we daarmee omgaan.
Wat betreft SAM zullen we in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst moeten vastleggen wat de opdrachten in de toekomst zullen zijn. Zoals hier afgesproken, is daarvoor met de administratie een traject opgezet. De eerste vergaderingen daaromtrent hebben ook al plaatsgevonden.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het is vooral heel erg belangrijk dat wij erover waken dat het GBO niet vervalt in een strikt methodische, technische samenwerking waarbij vooral afspraken worden gemaakt en protocollen opgemaakt. Ook al is het niet evident om rond specifieke casussen of bepaalde projecten te werken, geloof ik echt dat het GBO een meerwaarde kan zijn in het tegemoetkomen aan de noden van de meest kwetsbaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.