Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de pers konden we berichten lezen over een enquête die het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten heeft gehouden naar de geestelijke gezondheid bij 1065 jongeren tussen 18 en 25 jaar. De enquête peilde naar de prestatiedruk die wordt ervaren, de oorzaken van die druk, de omgang met sociale media, keuzestress, klachten en het toekomstbeeld van jongeren.
Negen op de tien respondenten gaven aan prestatiedruk te ervaren op school, maar ook elders leeft de druk om te presteren. Zo verklaarde 58 procent stress te ervaren op het werk, 56 procent thuis en 30 procent op sportief gebied. 12 procent van deze jongeren ervaart veel prestatiedruk op al deze domeinen, bij 30 procent van de jongeren is sprake van hoge prestatiedruk en 70 procent ondervindt er last van. Klachten die gerapporteerd worden, zijn vermoeidheid, piekeren en lichamelijke klachten, maar ook slaap- en concentratieproblemen, somberheid en angst. In dat laatste geval gaat het zelfs om een derde van de respondenten.
Het blijkt ook dat jongeren zich vaak vergelijken met anderen. Zo heeft een op de tien last van FOMO of ‘fear of missing out’. Jongeren willen weten wat anderen doen en willen weten of dat misschien leuker is dan wat zij doen. Ze voelen zich dan ook slecht, als ze geen deel kunnen uitmaken van zulke ogenschijnlijk toffe activiteiten. Het is niet verbazend en ook geen nieuw gegeven dat sociale media hier een rol in spelen. Toen we in deze commissie besprekingen hadden met betrekking tot eenzaamheid, kwamen deze factoren ook ter sprake.
40 procent van de jongeren wordt gecategoriseerd onder de noemer ‘perfectionistisch’. In vergelijking met een bevraging bij alle leeftijdscategorieën vorig jaar is dat heel veel, want toen ging het om 23 procent.
Hoewel het gaat om een bevraging bij een relatief klein aantal jongeren, zijn de resultaten toch wel opmerkelijk. Onze jongeren zijn onze toekomst en als ze zo gestresseerd in het leven staan en zoveel druk ervaren vanuit hun omgeving en de maatschappij, dan moeten we ons daar toch wel zorgen over maken, denk ik.
Minister, in uw beleidsnota schrijft u werk te maken van “een kwalitatief preventiebeleid binnen geestelijke gezondheid (ggz) met bijzondere aandacht voor kinderen, jongeren en ouderen. Daarbij onderzoeken we de mogelijkheid om een gericht preventiebeleid met outputmeting te voeren.” U schrijft ook: “We gaan na welke sensibiliserende acties voor deze en andere doelgroepen nodig zijn om de zelfzorg voor de eigen geestelijke gezondheid te versterken.”
Minister, aangaande het gebruik van sociale media vermeldde u: “In onze snel evoluerende mediamaatschappij waar de impact van (sociale) media op de samenleving enorm groot is, neemt het belang van mediawijsheid en digitale geletterdheid toe. We zetten daarom het beleid inzake mediawijsheid verder i.s.m. het Kenniscentrum Mediawijsheid.”
Minister, op welke manier kan er worden ingespeeld op de prestatiedruk die jongvolwassenen ervaren? Hoe kunnen we blijven waken over de geestelijke gezondheid van die jongeren? Welke concrete maatregelen neemt u ter zake? Welke maatregelen neemt u om jongeren, maar ook andere doelgroepen, op een gezonde manier te leren omgaan met sociale media en de bewustwording van de gevaren van overmatig gebruik ervan te verhogen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, zoals u aangaf, is het zorgwekkend dat zo’n grote groep jongvolwassenen, jongeren gestresseerd in het leven gaan en zo’n druk ervaren vanuit de omgeving en de maatschappij. Hun mentaal welbevinden staat onder druk en het mentaal kapitaal van onze maatschappij wordt ondergraven. Vanuit het preventieve gezondheidsbeleid wordt er ingezet op het versterken van individuele veerkracht en het vermogen van zelfhulp. Dat is een belangrijke strategie uit het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Onze partnerorganisatie Vlaams Instituut Gezond Leven zet in dat kader in op brede universele preventie en geestelijkegezondheidsbevordering, zowel bij kinderen en jongeren als bij volwassenen.
Voor kinderen en jongeren tussen 12 en 16 jaar werd dit voorjaar de hernieuwde methodiek Nok Nok gelanceerd, met als doel het versterken van veerkracht en het bevorderen van mentaal welbevinden van jongeren door een online coachingplatform. Jongeren kunnen er onder andere een zelftest invullen, die nagaat hoe het gesteld is met hun veerkracht, hoe ze met stress omgaan, hoe sterk hun sociaal netwerk is enzovoort. Gezond Leven zet verder in op de bekendmaking van Nok Nok door cocreatief met jongeren originele ideeën uit te werken om de methodiek te promoten ten aanzien van de einddoelgroep.
Voor jongvolwassenen en volwassenen werkt Gezond Leven, in afstemming met experten en academici, momenteel aan een educatief model over mentaal welbevinden. Daaraan gekoppeld wordt het bestaande platform Fit in je Hoofd op dit ogenblik grondig herwerkt. Jongvolwassenen zijn een doelgroep waarover de jongste jaren meer data beschikbaar zijn. Bij het herwerken van Fit in je Hoofd zullen die inzichten mee in overweging worden genomen. De uitwerking is nog volop bezig, en hoe dit concreet vorm zal krijgen, is nog niet duidelijk. Eind 2020 wordt deze hernieuwde methodiek voor geestelijkegezondheidsbevordering gelanceerd.
Daarnaast kreeg het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie eind 2018 een projectsubsidie voor de ontwikkeling van een ‘serious game’ voor het versterken van de geestelijke gezondheid en de mentale veerkracht bij jongeren van 12 tot 16 jaar. De serious game zal bestaan uit verschillende skills met betrekking tot coping, gericht op cognitie, emoties en probleemoplossing. De lancering van de game is midden 2020 voorzien.
Vanuit het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding worden ook diverse andere organisaties, campagnes en initiatieven gesubsidieerd die inzetten op secundaire preventie. Specifiek voor jongeren en jongvolwassen zijn de campagnes van Te Gek!? hierbij vermeldenswaardig, alsook het OverKop-huis, waarover we het daarnet hadden. Dat is een plek waar jongeren zich welkom voelen en ook terechtkunnen met al hun vragen. Het is een plaats waar er ook ruimte is om te chillen en rustig huiswerk te kunnen maken, maar ook om zelf initiatieven te nemen en ideeën te lanceren. Jongeren kunnen tijdens de openingsuren, aansluitend bij de schooluren, zonder afspraak binnenlopen. Ze kunnen er indien gewenst ook contact krijgen met de gespecialiseerde zorg die ze nodig hebben. In Vlaanderen zijn er, zoals daarstraks besproken, vijf OverKop-huizen.
Inspelen op de problematiek van de prestatiedruk vereist echter een heel brede benadering, direct en indirect gericht op het vergroten van mentaal welbevinden. Deze aanpak kan zich niet enkel richten op het versterken van individuele vaardigheden van jongeren en jongvolwassenen zelf. We zullen ook moeten inzetten op een brede waaier van factoren die het mentaal welbevinden bevorderen. Dat kan onmogelijk gebeuren vanuit één beleidsdomein. Alle beleidsdomeinen, dus niet alleen Welzijn, maar ook Onderwijs, Sport, Werk, hebben een rol te spelen, en er is nood aan een afstemming tussen alle domeinen. Het gaat hier opnieuw over Health in All Policies.
Door preventief te werken aan de mentale gezondheid kan er grote winst worden gemaakt. Zoals net aangegeven is daarbij een brede aanpak nodig, waarbij de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren op verschillende vlakken kan worden versterkt, maar waarbij de verscheidene beleidsdomeinen ook samenwerken om op andere niveaus resultaat te bereiken. Een actieplan inzake mentaal welbevinden en veerkracht dient bij voorkeur te worden onderbouwd met cijfermateriaal op lange termijn. Op die basis kan ook worden nagegaan of de genomen initiatieven de gewenste resultaten kunnen opleveren. In dat kader benadruk ik het belang om reeds vanaf jonge leeftijd te waken over de geestelijke gezondheid van jongeren. Het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) heeft daarbij natuurlijk ook een belangrijke opdracht, namelijk het organiseren van systematische consulten. Doorheen de schoolloopbaan en op gezette tijden zijn er systematisch contactmomenten tussen het CLB en de leerling. Sinds het nieuwe decreet inzake de leerlingenbegeleiding van 2018 moeten de CLB’s tijdens die momenten ook meer aandacht hebben voor de geestelijke gezondheid en andere leefstijlaspecten.
Om de CLB’s hierbij een houvast aan te bieden, voert de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ), onze partnerorganisatie voor de preventieve jeugdgezondheidszorg naar schoolgaande kinderen en jongeren, een pilootproject ‘Gezond leven? Check het even!’ uit. In samenwerking met vijf CLB’s wordt de haalbaarheid onderzocht om in het kader van het systematisch contactmoment in het derde middelbaar alle leerlingen te bevragen op vlak van leefstijlaspecten, zoals geestelijke gezondheid, middelengebruik en seksuele gezondheid. Deze bevraging heeft tot doel de leerlingen bewust te maken van hun eigen gedrag, door te verwijzen naar relevante websites en, als er zorgwekkende antwoorden zijn, het gesprek hierover aan te gaan in het kader van het systematisch contact dat erop volgt. CLB-medewerkers worden op dit moment ook gevormd in motivationele gespreksvoering over de onderwerpen in de vragenlijst. Zowel de bevraging als de registratie van de gegevens gebeurt gestandaardiseerd. Op geaggregeerd niveau kunnen die data op termijn dus inzicht geven in onder andere geestelijke gezondheid van alle Vlaamse jongeren, en mee een bron vormen voor evaluatie van het beleid en het blootleggen van noden.
In de context van zorg keurde de interministeriële conferentie volksgezondheid in maart 2015 de ‘Gids naar een nieuw geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ goed. Hierin staat de basis voor een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid dat uitgaat van de noden van kinderen en jongeren met psychische problemen en hun context. Deze gids beschrijft onder andere een programma ‘vroegdetectie en interventie’, dat gericht is op het snel en tijdig detecteren van risico’s op en eerste tekens van een mogelijke psychische of psychiatrische problematiek bij ‘infants’, kinderen, jongeren en jongvolwassenen met een focus op 0- tot 23-jarigen. In januari 2018 zijn vier van de vijf Vlaamse netwerken geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren gestart met het uitbouwen van het programma. In de zomer van 2018 volgde het netwerk in Brussel. Sinds januari 2019 is ook het netwerk in Antwerpen gestart met de uitrol van het programma.
In verband met de laatste vraag verwijs ik graag naar de ‘Leef zonder filter’-campagne, een initiatief van voormalig minister Jo Vandeurzen. Via deze campagne worden jongeren bewust gemaakt van het vertekende beeld dat op sociale media wordt weergegeven. Verder worden een aantal tips aangereikt aan jongeren rond zelfzorg. Jongeren worden aangemoedigd om te delen hoe het echt met hen gaat in hun directe offline omgeving.
Het spreekt voor zich dat ook deze maatregelen niet beperkt kunnen blijven tot het beleidsdomein waarvoor ik bevoegd ben. Via het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid (Mediawijs) wil de minister van Media mensen kritischer en bewuster leren omgaan met een gemediatiseerde samenleving, waarbij onder andere het creëren van een veilige en verantwoorde mediaomgeving centraal staat. Mediawijs zet hiertoe actief in op het coördineren en stimuleren van de samenwerking tussen actoren uit de overheid, het middenveld, de mediasector en het onderzoek. Het initieert ook concrete projecten voor diverse doelgroepen, waaronder jongeren en leerkrachten.
Onze partnerorganisatie voor seksuele gezondheid, Sensoa, werkte mee aan werkvormen rond online weerbaarheid van Pimento. Ze ontwikkelden een lessenpakket rond de ‘do’s en don’t’s’ op vlak van surfen op het internet, concrete tips over veilig surfen op het internet, jongeren leren stilstaan bij hun eigen grenzen en die van anderen op het vlak van hun online gedrag. Jongeren worden aangemoedigd om na te denken over de rol van internet en digitale media in hun leven, en worden meer bewust gemaakt van de informatie die ze online delen en krijgen tips rond haatspraak, privacybescherming en cyberpesten. Ook via WAT WAT krijgen jongeren info over veel gestelde vragen rond sociale media.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat is een hele boterham, die ik verder in detail ga nalezen. Kinderen en jongeren zijn natuurlijk een hele ruime groep. We gaan van heel kleine kinderen tot jongvolwassenen. Daar zitten natuurlijk verschillende subcategorieën in. Als je het hebt over prestatiedruk en stress die wordt ervaren, dan heeft dat vaak te maken met verwachtingspatronen die de omgeving creëert of die de jongeren voor zichzelf creëren en met de lat die ze voor zichzelf vaak hoog leggen door naar anderen te kijken, door alleen de positieve en de meest excessieve berichtgeving die ze lezen, ook op sociale media. Het komt erop aan om hun daarmee te leren omgaan.
Er zijn ook al dergelijke studies geweest over studenten aan de hogescholen en universiteiten. Daaruit blijkt ook dat die cijfers stijgend zijn en dat zij ook heel veel druk ervaren. Het is goed dat er op de verschillende leeftijdsgroepen met verschillende projecten wordt ingezet vanuit Welzijn en ook vanuit andere beleidsdomeinen. U noemt terecht Onderwijs, dat is er een van. Ik denk dat het nieuwe decreet rond de leerlingenbegeleiding een heel goede inhoud heeft rond de bevraging van hoe jongeren zich voelen. Maar ook rond bijvoorbeeld Sport en andere beleidsdomeinen valt er heel wat werk te doen. Het is iets dat we continu moeten monitoren, want er zijn heel wat projecten. U hebt er heel wat opgenoemd. Ik wil er positief op reageren dat u zegt dat u ook metingen gaat doen over de effectiviteit van die verschillende projecten, want dat is natuurlijk ook van belang. Ik denk dat we dezelfde zorg hebben en dat we het gewoon moeten opvolgen vanuit Welzijn maar ook binnen de verschillende andere beleidsdomeinen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, toen u daarnet alle maatregelen aan het opsommen was, kreeg ik zelf een beetje stress van die hele boterham. Het is gigantisch veel en het gaat over vele domeinen. Ik sluit me aan bij collega Schryvers. De stress die een doctoraatsstudent ervaart, is een andersoortige stress dan de stress die een kleuter ervaart in alle contexten waarin ze zitten. De stress van een 14-jarige die 's avonds van zijn ouders zijn smartphone moet afgeven en de WhatsApp-groepen niet meer kan volgen, is een ander soort stress dan de stress van een aantal jongeren die vandaag hun laatste examen afleggen in het licht van de resultaten die ze gaan neerzetten.
Ik wil graag drie zaken met u delen. Ten eerste, we moeten wel opletten dat we aan prestatiemotivatie en prestatiedruk niet sowieso een negatieve connotatie hechten. Ik zeg dat omdat in de laatste PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment), waar we al uitgebreid over hebben gedebatteerd in het parlement, onze Vlaamse 15-jarigen het laagste van alle OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) staan wat betreft prestatiemotivatie. Als je aan de 15-jarige Vlaamse jongeren vraagt of ze in een aantal dingen die ze doen, de beste willen zijn, dan antwoorden ze negatief: het maakt hen niet uit. We moeten er wel voor opletten dat niet alles wat een vorm van prestatie is, per definitie een negatieve connotatie krijgt.
Een tweede element waar ik echt voor wil oproepen en dat ik in heel uw discours een beetje heb gemist, zijn de ouders. We leven vandaag in de curlingmaatschappij. U kent allemaal curling. De jongere is te vergelijke met de steen op het ijs, en daar vlak voor komen alle ouders, hulpverleners, CLB’s, ondersteuners, leerkrachten en iedereen die moet schrobben op dat ijs zodat die kinderen geen enkele rimpeling zouden tegenkomen in hun leven. Ooit zullen ze wel eens een rimpeling tegenkomen. Minister, wat u zei over de copingstrategieën is belangrijk, namelijk om te leren omgaan met stress: wat doet dat met mij, hoe kan ik daarmee omgaan?
Een derde punt zijn de sociale media. Ik lees dat 85 procent van de jongvolwassenen aangeeft dat ze vermoeid zijn. Als ik dan kijk naar jongeren die tot 2, 3 of 4 uur ’s nachts aan het gamen of aan het volgen zijn, dan zijn ze natuurlijk moe. Komt dat dan door schoolse druk dan wel omdat je lichaam niet meer mee wil omdat je in de klas niet meer kunt volgen en in slaap valt, en je daardoor stress krijgt? Daar kan ik me wel iets bij inbeelden. Ik zou om die reden minister Beke en minister Weyts willen oproepen om vanuit hun bevoegdheid dit op te lossen en iets te doen. We moeten wel proberen te kijken naar wat de bron is. Dat moeten we nader analyseren en daar allemaal samen op sommige punten wat aan durven te wijzigen.
Ik wil nog één ding aanbrengen: in onderwijs neemt structuur voor heel wat kinderen stress weg. Als je aan kinderen zegt dat ze tegen het einde van het jaar alle doelen in alle hoeken moeten bereikt hebben, hen een doelenschriftje geeft en zegt dat ze er maar aan moeten beginnen, dan dat geeft voor een aantal kinderen een onmiddellijke vorm van stress. Vroeger zei men: ‘Zet u neer, neem het boek met de rode kaft en we beginnen op pagina 21.’ Dat geeft een vorm van rust en dat is wat ministers en kabinetten kunnen doen. Dat is de oproep die ik hier wil doen bij de hele boterham van maatregelen die u zelf al naar voren hebt gebracht.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dat we absoluut moeten investeren in ons mentaal kapitaal, is wel zeker. Hoe jonger we daarmee starten, hoe beter. We moeten reeds vanaf de kleuterklas inzetten op stressbeheersing in scholen. Dat staat ook ingeschreven in het regeerakkoord. We leren hun in de kleuterklas al hoe ze moeten omgaan met moeilijke zaken. We leren hun hoe ze tot rust kunnen komen, hoe ze zich kunnen terugplooien om de situatie dan op een betere manier te kunnen bekijken. Door die copingmechanismen al op zeer jonge leeftijd aan te leren, zullen we veel sterker gewapend en veerkrachtiger zijn als we ouder zijn en zullen we alles veel beter in perspectief kunnen plaatsen. Uiteraard zal dat niet alles oplossen, absoluut niet. Maar hoe dan ook, we kunnen niet snel genoeg starten met preventie op het vlak van geestelijke gezondheidszorg.
Zoals u aanhaalt, werkt het Vlaams Instituut Gezond Leven inderdaad aan een project rond geestelijke gezondheidszorg binnen scholen. Het is absoluut noodzakelijk dat dat project van start kan gaan. Want de bewustmaking van scholen en leerkrachten om daar mee in te stappen en daaraan te werken, kan alleen maar een belangrijke meerwaarde zijn voor onze jongeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.