Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
De populariteit van kinderboerderijen neemt toe. Wie een kinderboerderij wil opstarten, stoot echter op onduidelijkheid of zelfs een onbestaand statuut om een dergelijk initiatief te realiseren. Net daarom beschikken we in Vlaanderen ook niet over cijfers van het aantal kinderboerderijen en weten we eigenlijk ook niet welke kinderboerderijen een combinatie vormen met educatieve projecten, recreatieve projecten, drank- en eetgelegenheid, logies of hoeveverkoop, al dan niet in hoofd- of bijberoep. Daar hebben we geen zicht op.
Precies dat laatste maakt de zaak verschillend van échte landbouwbedrijven, die combinatie met andere activiteiten. Heel wat mensen die een kinderboerderij opstarten of dat willen, hebben geen echte link met beroepslandbouw. Ze doen dat ook vaak in bijberoep, zeker in de startfase. Dan is er dus sprake van een niet-landbouwactiviteit, en van een zonevreemde activiteit.
Naast het gegeven dat kinderboerderijen zich veeleer in de para-agrarische dan in de puur agrarische sfeer situeren, is er ook onduidelijkheid over de bevoegde instanties. Naast landbouwactiviteiten zijn er namelijk ook recreatieve, educatieve en zelfs horeca-aspecten gemoeid met een kinderboerderij. Het is daarbij niet duidelijk wie de bevoegde instanties zijn en hoe daar tewerk gegaan wordt. Om te komen tot een leefbaar geheel zal er immers vaak sprake moeten zijn van meerdere activiteiten, waaronder een belendende speeltuin en/of taverne en eventuele verkoop van hoeveproducten.
Er worden ook vragen gesteld over het gebruik van gebieden die voor landbouw bestemd zijn. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen streeft ernaar om nieuwe niet-agrarische activiteiten in landbouwgebied te weren in zoverre ze landbouwfuncties zouden kunnen belemmeren. Dat hoeft bij kinderboerderijen niet per definitie het geval te zijn, zeker niet als ze deel uitmaken van de taakverbreding van professionele landbouwbedrijven. Wanneer het gaat om niet-professionele landbouwbedrijven, veelal uitgebaat door mensen in bijberoep, is dat natuurlijk heel wat minder evident.
Met die stijgende populariteit lijkt de oprichting van een duidelijk kader voor dit soort initiatieven zich op te dringen, niet alleen om duidelijkheid te verschaffen voor uitbaters van kinderboerderijen, maar ook voor hun positie ten aanzien van professionele landbouwbedrijven en hun activiteiten in agrarisch gebied.
Minister, zult u samen met de minister van Omgeving een initiatief nemen om kinderboerderijen in Vlaanderen in kaart te brengen en om de opstartproblemen te inventariseren waarmee ze worden geconfronteerd, zowel in hoofd- als in bijberoep? Welke plaats moeten kinderboerderijen volgens u innemen ten opzichte van professionele landbouwbedrijven?
Bent u voorstander van de invoering van een apart statuut voor kinderboerderijen?
Zult u initiatief nemen om samen met uw collega’s van onder meer Toerisme, Onderwijs en Cultuur te onderzoeken op welke manier een dergelijk statuut kan worden geïmplementeerd, teneinde duidelijkheid te creëren voor zowel de uitbaters en aspirant-uitbaters van kinderboerderijen als professionele landbouwers?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, zoals u zelf aangeeft, staan kinderboerderijen en professionele landbouwbedrijven soms ver van elkaar af. Sowieso ben ik zelf bezorgd om het gebruik van het agrarisch gebied waar de professionele landbouwbedrijven prioritair over moeten kunnen beschikken, te vrijwaren. Het ruimtelijke beleid is een bevoegdheid van collega Demir. Uiteraard zal ik met haar in overleg gaan over alle aspecten die het agrarisch gebied aanbelangen.
Kinderboerderijen kunnen vandaag vergund worden in bestaande landbouwbedrijfsgebouwen van een voormalig of actief landbouwbedrijf in toepassing van artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen. In de regel zijn er geen bezwaren tegen de inrichting van stallingen van een vroeger landbouwbedrijf tot kinderboerderij in de betekenis van een landbouweducatief initiatief. We moeten er wel over waken dat het initiatief op termijn niet gaat ontsporen. Horeca, handel of diensten kunnen als ondergeschikte functie aanwezig zijn; een feestzaal uitbaten is al een beetje moeilijker. Dat zult u ook wel begrijpen. De voorkeur gaat sowieso uit naar landbouwbedrijven in de randzones van de stedelijke of verstedelijkte gebieden, of binnen woonkorrels in agrarisch gebied.
Ik ben nieuw als minister en luister graag naar al uw suggesties, maar ik ben niet echt te vinden voor de invoering van een dergelijk statuut, omdat ik ervan overtuigd ben dat het de complexiteit zal doen toenemen. Ook moeten de principes van goede ruimtelijke ordening altijd gerespecteerd worden, waarbinnen mobiliteit sowieso ook een belangrijk aspect is, maar dat is mijn persoonlijke mening.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik volg u wel als u zegt dat we het niet complexer moeten maken of alles moeten gaan overreguleren. Dat was ook niet echt de bedoeling van mijn vraag. Het gaat mij vooral om duidelijkheid, om het kader dat we willen scheppen voor mensen die een dergelijk initiatief willen opstarten. Er is inderdaad een fijne lijn tussen mensen die professioneel landbouw beoefenen en nieuwe activiteiten die zich daar gaan vestigen.
Mijn collega Vanderjeugd heeft daar in de vorige legislatuur ook al vragen over gesteld. Er waren geen cijfers voorhanden. Ik hoop dat we toch wat richtlijnen kunnen geven aan mensen die dergelijke initiatieven willen opstarten. We moeten dat ook omarmen, zeker ten aanzien van professionele landbouwers die naar meer differentiatie en taakverbreding willen gaan. Zij hebben dat vaak ook nodig om tot een rendabele en leefbare onderneming te komen. We moeten hen daarbij toch maximaal faciliteren. We moeten ook alle bezorgdheden meenemen wat betreft inname van onze open ruimte. Dat staat voor onze partij ook buiten kijf.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zag collega Rombouts eerst kwaad kijken en nu weer vriendelijk, dus ik denk dat ze tevreden is met het antwoord. (Gelach. Opmerkingen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.