Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, deze week lanceerde de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) de nieuwe cijfers van de werkbaarheidsmeting. Deze meting ontstond in 2004 en meet driejaarlijks de werkbaarheidsgraad op de arbeidsmarkt.
De eerste resultaten van de werkbaarheidsmeting 2019 zijn verontrustend, en de zorg- en welzijnssector wordt daar specifiek bij aangestipt. In het Pact 2020 spraken de sociale partners en de Vlaamse Regering af om het aantal werkbare jobs te doen stijgen tot 60 procent in 2020. De SERV bepaalt vier factoren in de meting: leermogelijkheden, evenwicht werk-privé, motivatieproblemen en werkstressklachten. Wat leermogelijkheden betreft, is er verbetering, maar al de rest is erop achteruitgegaan. De laatste factor, werkstress, noemt de SERV zelfs hét belangrijkste werkbaarheidsknelpunt en grotendeels verantwoordelijk voor de recente terugval van de werkbaarheidsgraad.
In de zorgsector gaat het werkbare werk er al op achteruit sinds 2010. Op dat moment was de werkbaarheidsgraad 60 procent, wat de SERV beoogt als doelstelling. In 2017 scoorde de sector nog 54,4 procent. In de laatste meting is er nog een sterkere terugval, vooral wat werkstress betreft in de zorg- en welzijnssector met een toename van 10 procent sinds 2013. In de financiële sector, zakelijke diensten en chemie is er ‘maar’ een toename van 2 tot 3 procent. De SERV noemt dit een niet te negeren waarschuwingssignaal.
Minister, werkbaar werk zorgt voor attractievere banen. Er is nu al grote krapte in de zorg- en welzijnssector. Welke maatregelen gaat u nemen om de banen in de sector attractiever te maken en werkstress te verminderen?
Minister Beke heeft het woord.
De studie van de SERV is een belangrijke barometer waaruit we zeker conclusies kunnen trekken. De positie van de zorgsector is dalend, maar scoort nog altijd lichtjes beter dan het gemiddelde van de Vlaamse arbeidsmarkt. 85 procent van de medewerkers in zorg en welzijn ondervindt geen problemen met werkbetrokkenheid en motivatie, competentieontwikkeling en combinatie werk-gezin. Emotionele belasting blijft wel een aandachtspunt, maar is uiteraard voor een deel ook inherent aan de keuze om als zorgverlener aan de slag te gaan. Emotionele betrokkenheid is namelijk een essentieel onderdeel van zorgtaken. Belangrijk is dat organisaties voldoende aandacht blijven schenken aan de morele stress van hun medewerkers en een humaan medewerkersbeleid ontwikkelen met aandacht voor de noden van hun personeelsleden.
Zoals u aangeeft, is werkstress inderdaad het grootste knelpunt. De belangrijkste oorzaak is het toenemend aantal vacatures in zorg en in welzijn. De voornaamste oorzaak is dat de babyboomers massaal op pensioen gaan in de loop van de jaren die komen.
Er is ook goed nieuws. Het goede nieuws is dat de instroom in de gezondheidszorgberoepen zeker niet is afgenomen. Ik zal u een paar cijfers geven. In totaal heeft de federale overheid sinds 2010 62 procent meer visa uitgereikt aan gezondheidszorgbeoefenaars in Vlaanderen om het beroep te kunnen uitoefenen in België. In Wallonië is het maar 53 procent. De groei in Vlaanderen is dus sterker.
Het aantal uitgereikte diploma's verpleegkunde in Vlaanderen is toegenomen met 78 procent sinds 2009: plus 92 procent of 1223 bachelorsdiploma's meer dan in 2010 en 60 procent of 666 hbo5-diploma’s meer dan in 2010. Dat is dus een belangrijke stijging.
Maar desalniettemin, door de vergrijzing bij het personeel kan de verhoogde instroom de uitstroom niet bijhouden en stijgt op dit moment het aantal vacatures in zorg en welzijn. Om te zorgen voor aantrekkelijkere jobs, blijft de strijd tegen de openstaande vacatures een belangrijk punt.
De zorgambassadeur blijft daarom ook verder werken aan het actieplan 4.0 dat we verder uitrollen en zullen actualiseren. Het project ‘tweede carrière in de zorg’ is lopende en kent ook succes. Hierbij worden kandidaten die van buiten de sector komen, begeleid in hun omscholing naar verpleegkunde. Een gelijkaardige vraag is gesteld aan de sectorfondsen om ook kandidaten van buiten de sector de kans te geven zich betaald om te scholen tot zorgkundige. Het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘Ieder talent telt’, waar gewerkt werd met socialprofitsalons, was ook zeer succesvol om mensen met een migratieachtergrond te benaderen en indien gewenst, te begeleiden naar een job of opleiding in functie van een zorg- of welzijnsberoep. In de ouderenzorg, waar in het verleden het probleem het grootst was, is het project ‘innovatie arbeidsorganisatie’ in volle uitrol. 25 woonzorgcentra in 5 leergemeenschappen werken samen aan kwaliteitsvolle jobs en kwaliteitsvolle zorg in de ouderenzorg. In de ouderenzorg is ook de aanzet gegeven om te werken rond het normenkader waarbij wordt ingezet om op een flexibele manier de kwaliteitsnormen in te vullen voor personeelsbezetting.
En tot slot, in 2020 zal de Dag van de Zorg in het teken staan van ‘Werken in de zorg’: ook nog een unieke kans om veel mensen te laten kennismaken met de zorg- en welzijnssector.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik begrijp uw attitude om op het positieve te focussen. Ik vind het lovenswaardig en we moeten daarvan uitgaan als het gaat over werk in de zorgsector, maar de zorgsector werd in deze enquête wel specifiek als een van de drie sectoren aangehaald waar het niet goed gaat. Er is mogelijk een groot probleem. U zegt terecht dat een paar punten gewoon niet te vermijden zijn omdat ze in de logische loop der dingen liggen.
Wat de diploma's betreft, moeten we wel nagaan waar die mensen terechtkomen en in welke omstandigheden. Wij zijn bezorgd over de plannen van de regering. We kunnen mensen aanmoedigen zoveel we willen, maar als de werkstress op de werkvloer blijft toenemen, wordt het überhaupt moeilijker voor die mensen.
De enquête zegt niet dat er een grote krapte is, maar wel dat de mensen op de werkvloer het moeilijk hebben. Daarover gaat het in uw antwoord minder. In de thuiszorg bijvoorbeeld is er een steeds grotere belasting. U verbreedt de statuten waardoor misbruik weer meer mogelijk is. Ik hoop dan ook dat er controles in de sociale sector aan worden gekoppeld. In het onderwijs wordt de planlast verminderd, maar in zorg en welzijn hebt u plannen om meer te gaan meten. Mijn bezorgdheid hierover blijft dus bestaan.
De heer De Reuse heeft het woord.
Werkbaar werk kent vele aspecten. U benadrukt het aantal mensen dat op de vloer staat, maar de jobinhoud is natuurlijk ook van heel groot belang. Werken in de zorg kan zeer zwaar zijn, ondanks de indruk die soms gewekt wordt dat de werkdruk verlaagd zou zijn.
Een onderzoek van het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de social profit (VIVO) wijst uit dat de rol van de leidinggevende van heel groot belang is en zeker niet onderschat mag worden. De leidinggevende kan zorgen voor taakvariatie en het wegnemen van werkdruk, en kan ook emotionele belasting die de job met zich meebrengt, helpen op te vangen – de leidinggevende als eerste ‘hulpverlener’ dus, om stress en motivatieproblemen op te vangen. We moeten als overheid dus effectief meer inzetten op leidinggevenden, naast natuurlijk heel wat andere parameters die u aanhaalt, om hun echt ondersteuning te bieden en blijvende vorming te geven, die van groot belang is.
Werkbaar werk kan binnen een organisatie gemeten worden. Het zou dus goed zijn dat er in elke organisatie, naast een tevredenheidsmeting van de bewoners of de patiënten, ook een externe tevredenheidsmeting komt van de medewerkers. Waarom extern? Een externe bevraging is beter voor de anonimiteit, heeft een wetenschappelijke onderbouw en heeft vaak ook een realistischer en diepgaander resultaat en beeld van de werkelijkheid. Met die resultaten kan de desbetreffende zorgaanbieder dan in de praktijk en op het werkveld zelf aan de slag. Er zijn organisaties die dat reeds doen en die ook goed scoren in dergelijke tevredenheidsmetingen. Ik spreek gewoon vanuit de praktijk: Motena, het voormalige Zorgbedrijf Roeselare, dat een heel grote aanbieder is van zorg, van woonzorgcentrum tot kinderopvang, dienstencentra, thuiszorg enzovoort, doet dat driejaarlijks, en altijd met een heel hoge tevredenheidsscore van de werknemers. Men zet daar dan ook constant in op vernieuwingen, zoals men nu bijvoorbeeld de mogelijkheid zal bieden aan de werknemers om zelf extra verlof in te zetten.
Minister, worden de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken bij het personeel die er nu al zijn in de zorgsector, door u gecentraliseerd? Trekt u daar conclusies uit? Zo niet, wilt u dergelijke initiatieven nemen? Het gaat allemaal over ‘breed digitaal’ in de komende legislatuur. We willen veel meten om te weten. Het zou dan natuurlijk goed zijn dat er een basisvragenlijst wordt opgesteld om appelen met appelen te kunnen vergelijken, om dan ook conclusies te kunnen trekken en een toekomstgericht beleid te kunnen voeren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, wij gaan ervan uit dat zorgpersoneel ervoor gekozen heeft om te verplegen of op een andere manier zorg te verlenen, en natuurlijk minder om administratieve taken te vervullen. Ik heb een aantal weken geleden het voorrecht gehad om eens een hele dag mee te lopen met de verpleging op Gasthuisberg. Ik zag daar hoeveel tijd zij elke dag spenderen aan het invullen of het aanklikken van verschillende formulieren. Wij hebben eens de oefening gemaakt: als je ervoor zou kunnen zorgen dat elke verpleegkundige in Vlaanderen of in België een uur minder administratie moet doen, dan heb je honderden extra verplegers, zonder dat de overheid een euro meer heeft uitgegeven. Dan heeft de patiënt dus betere zorg gekregen en heeft degene die voor dat beroep heeft gekozen, meer voldoening uit zijn job. En dus zijn we naar Nederland gaan kijken, waar je schrapsessies hebt om de regeldruk te verminderen. Wanneer mogen we van u hier een initiatief verwachten om naar die schrapsessies te gaan?
Dat er heel veel extra werknemers nodig zijn binnen de zorgsector, dat weten we. Er zijn jaarlijks zo'n 9000 bachelors verpleegkundige en 7500 hbo5’ers die afstuderen. Voor die hbo5’ers zijn er een aantal maatregelen nodig op federaal niveau om dat mogelijk te blijven maken. Dat staat ook zo in het regeerakkoord. Hebt u al contact gehad met uw evenknie op het federale vlak, om ervoor te zorgen dat er rust en duidelijkheid kan worden geboden over die hbo5-opleiding?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het regeerakkoord voorziet in een aantal instrumenten. Daarin staat duidelijk dat we gaan naar innovatieve arbeidsorganisatie, taakuitzuivering en een verlaging van de administratieve taken voor zorgpersoneel. Ik denk dat dat drie belangrijke hefbomen zijn om er net voor te zorgen dat mensen op de werkvloer hun eigen organisatie toch een beetje beter kunnen regelen. Door die technologie maximaal te gebruiken, kunnen we ook die administratieve taken verminderen. En door gebruik te maken van innovatie, kunnen we de mensen hun zorgtaken ook ondersteunen.
Het gaat niet alleen over de instroom van personeel, maar ook over het behoud van het zorgpersoneel op de werkvloer. We zien daar een belangrijke uitstroom. Het is een uitdaging om die mensen te kunnen behouden.
U sprak ook over de ouderenzorg. Daar is inderdaad beloofd om met nieuwe profielen te werken op de werkvloer. Door de introductie van een heel andere groep kunnen we de werkdruk van bepaalde zorgverleners wegnemen. Daardoor gebeurt er een belangrijke taakuitzuivering.
Minister Beke heeft het woord.
De SERV-oefening is een belangrijke barometer, die voor een deel onze leidraad is. Er komt nog een sectorrapport. Daarmee gaan we aan de slag, want het geeft de diversificatie in de verschillende subsectoren weer. Dat zal ons toelaten om daar een beter beeld van te hebben.
We hebben onze zorgambassadeur, die in het spel van vraag en aanbod in de zorg voortdurend een belangrijke rol speelt, net om ervoor te zorgen dat er op het terrein stimulansen worden gegeven. De schrapsessies zijn daar een van de elementen van. Dat is in de ziekenhuizen een federale bevoegdheid. Maar op Vlaams niveau kan dat zeker ook mee worden bekeken. In de ouderenzorg hebben we projecten rond innovatieve arbeidsorganisatie lopen. Die hebben succes. Bij de begroting hebben we gesproken over het uitbreidingsbeleid. Ik heb telkens beklemtoond dat het gaat over bijkomende capaciteit, maar ook over bijkomende investeringen in kwaliteit van de zorg en dus ook van de mensen die die zorg moeten uitvoeren.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, mensen in de zorg willen inderdaad zorgen. Het is fijn dat we het eens zijn over die formulieren. Verpleegkundigen maar ook andere mensen in Zorg en Welzijn zeggen dat ze daar veel tijd in steken. Het staat wel enigszins in tegenstelling tot het vele meten en weten en bijhouden, dat wordt aangehaald in het regeerakkoord. Het zal mij dus benieuwen. Maar daarnaast willen die mensen zich ook niet kapot zorgen. Wij scoren in Vlaanderen en België over het algemeen al niet zo goed op de parameters van personeelsbezetting.
U zei vorige week dat we nu nog op overhead zullen besparen. Vanuit het veld wordt gezegd dat men hier zeven en daar twintig mensen moet ontslaan. Dat is best pittig. Dat is niet de overhead. We zien structureel dat mensen in de jeugdzorg vroeg beginnen maar ook vroeg uitstromen. Mensen in de thuiszorg klagen over hun aantal patiënten. Het aantal verpleegkundigen per patiënt is niet alleen een probleem voor de mensen in de zorgsector maar ook voor de patiënten. U hebt deze week ook het rapport gezien dat aangaf dat meer patiënten per verpleegkundige heel sterk weegt op de gezondheid van de patiënt. Werkbaar werk is dus heel belangrijk voor iedereen. Ik ben zeer bezorgd dat we met de maatregelen die we nu nemen een knelpunt aan het creëren zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.