Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Het voorzien van voldoende capaciteit in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is en blijft een grote uitdaging die genoeg aandacht en inspanningen vereist. Door middel van accurate capaciteitsmonitoring houdt Vlaanderen de vinger aan de pols. Recent nog kondigde minister Weyts aan dat de Vlaamse Regering tegen 2022 4,5 miljoen euro zal investeren in extra schoolplaatsen in Brussel. Het is dan ook zeer jammer wanneer Brusselse gemeentebesturen, in tijden van capaciteitstekorten, weigeren om de noodzaak inzake capaciteit in het Nederlandstalig onderwijs te erkennen.
Dit is wat bijvoorbeeld momenteel gebeurt in Sint-Agatha-Berchem. Amper een jaar geleden opende daar een nieuwe lagere school, De Knapzak, om meer plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs te creëren. Dit gebeurt voorlopig in containerklassen tot de gemeente een grond zou aanschaffen voor de bouw van de nieuwe school. Maar nu veegt het gemeentebestuur het project van tafel wegens een tekort aan financiële middelen, met alle gevolgen van dien. De leerlingen moeten de rest van hun lagere schoolcarrière in de containerklassen doorbrengen. Bovendien kan er nog maar een extra eerste leerjaar starten. In juni 2027, wanneer de laatste lichting uitzwaait, gaat de school definitief dicht.
De vraag naar plaatsen in het Nederlandstalig lager onderwijs in Brussel is zeer groot, zowel van Frans- als van Nederlandstaligen. De opening van deze nieuwe Nederlandstalige lagere school in Sint-Agatha-Berchem was dan ook zeer welkom. Het gemeentebestuur bericht dat het alles heeft gedaan om de sluiting af te weren, maar dat het te krap bij kas zit. Toch zijn er tegelijkertijd berichten dat er recent wel een perceel is aangekocht voor een toekomstige Franstalige secundaire school, waar weliswaar nog geen concrete plannen voor zijn.
Op welke manier zult u, samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als partner, met het gemeentelijke niveau in Brussel in dialoog treden en samenwerken om tegen het einde van de regeerperiode een groter Nederlandstalig schoolaanbod te verwezenlijken?
Hoe zult u via het instrumentarium van het Brusselbeleid maatregelen nemen die de capaciteit en de werking van het Nederlandstalig onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ten goede komen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Tavernier, net als u betreur ik de intentie van de burgemeester van Sint-Agatha-Berchem om de uitbreiding van de gemeentelijke basisschool (GBS) De Knapzak met een tweede leerlijn te stoppen. Ik begrijp dat de gemeenteraad die intentie in januari nog zal bespreken. Daar moet zeker nog een discussie aan worden gewijd, maar ik deel absoluut uw zorg en verontwaardiging.
Mijn hart gaat uiteraard uit naar het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, maar het zijn uiteraard de bevoegde ministers die de ‘lead’ hebben op het vlak van de capaciteitsuitbreiding. Mijn collega Ben Weyts – hier daarnet nog aanwezig – en collegelid van de VGC Sven Gatz zijn natuurlijk bevoegd om een groter Nederlandstalig schoolaanbod in onze hoofdstad te verwezenlijken. Ze zijn daar trouwens ook volop mee bezig. Onder minister Crevits zijn de investeringen in schoolinfrastructuur voor Brussel verdrievoudigd en collega Weyts heeft bevestigd dat ook hij daar extra middelen in zal investeren. Ik denk dat dat dus een belangrijke zaak is.
Ik heb in mijn beleidsnota aangekondigd dat ik de dialoog en samenwerking met het lokale niveau in Brussel verder wens te versterken en dat ik daartoe een overlegplatform met de VGC en de lokale Vlaamse mandatarissen zal organiseren. De onderwijsproblematiek zal daar zeker aan bod komen. Dit type kwesties kan daar zeker ook geagendeerd worden.
Naast het globale onderwijsbeleid en de belangrijke voornemens om de capaciteit van het Nederlandstalig aanbod te versterken, heb ik binnen mijn eigen beleidsdomein ook een aantal gerichte en flankerende maatregelen genomen. Ik noem er een aantal. Ik verwijs naar de middelen die ik volgend jaar zal investeren in het Brede Schoolnetwerk. Er is ook de organisatie Studio Globo, die ik vandaag nominatief subsidieer. Die organisatie biedt de Nederlandstalige basisscholen, scholen en lerarenopleidingen uit Brussel en Vlaanderen inleefateliers aan.
Ook in de subsidielijn ‘Projecten voor Brussel’ ondersteun ik initiatieven die de werking van het Nederlandstalig onderwijs ten goede komen. Ik verwijs hier bijvoorbeeld naar het Nederlandstalige educatieve project in Cinema Palace, waaraan dit jaar al meer dan tweeduizend leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs deelnamen. Dat zijn toch een aantal bijkomende zaken.
Een belangrijk voornemen in het Vlaamse regeerakkoord en het VGC-bestuursakkoord – we hebben het daar al over gehad – is het streven naar uitwisseling tussen taal- en andere leerkrachten tussen de beide onderwijsnetten in Brussel. Daar zullen we verder werk van maken, ook in overleg met collega Weyts en collega Gatz.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u overleg plant met lokale mandatarissen. U hebt ook zelf aangehaald dat minister Weyts en minister Gatz inspanningen leveren. Mijn collega in het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement, Gilles Verstraeten, heeft collegelid Gatz vorige week ondervraagd in de Raad van de VGC, maar uiteraard kunnen minister Gatz en minister Weyts deze problematiek niet alleen oplossen. Het is ook een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf: zij moeten terreinen en een deel van de financiering voorzien. Wat betreft het overleg met de lokale mandatarissen: uw partijgenote, mevrouw Vanden Bremt, is daar bevoegd voor het onderwijs. Zij is daar dus een belangrijk aanspreekpunt.
Ik kijk ook naar mijn collega Goeman. We onderstrepen allemaal het belang van capaciteit in het Nederlandstalige onderwijs, maar als ik mij niet vergis, zit sp.a daar ook in het gemeentebestuur, net als Groen. Ik denk dus dat we hier allemaal een belangrijke taak hebben om deze problematiek daar aan te kaarten, want het is toch heel jammer dat het gemeentebestuur van Sint-Agatha-Berchem de noodzaak van capaciteitsuitbreiding in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel niet erkent. De problematiek is nochtans zeer prangend. Dit schooljaar vonden welgeteld 1289 Brusselse ketjes geen plaats in het Nederlandstalige kleuter- of lager onderwijs. Dat blijkt uit cijfers die ik recent verkreeg via een schriftelijke vraag aan minister Weyts.
Voor de betrokkenen komt de sluiting bovendien zeer hard aan. Ouders, kinderen, leerkrachten en de directie voelen zich in snelheid gepakt en blijven nu met onzekerheid achter. Er was aan de ouders continuïteit beloofd voor hun kinderen na de kleuterklas, met een lagere school tot en met het zesde leerjaar. De ouders moeten nu op zoek naar alternatieven. En voor de leerkrachten zullen er jobs verdwijnen.
Het gemeentebestuur verschuilt zich achter het argument van financiële krapte, maar tegelijkertijd zijn er berichten dat het gemeentebestuur recent wel een perceel heeft aangekocht voor een toekomstige Franstalige secundaire school, waar dus nog geen concrete plannen voor zijn, zoals aangehaald. Dat vind ik persoonlijk toch een bedenkelijke tegenstelling.
Ik kan moeilijk begrijpen hoe er in het dossier van De Knapzak geen enkele andere oplossing mogelijk is dan de basisschool op te doeken. De hele situatieschets doet mij veeleer vermoeden dat het een kwestie van politieke onwil is, en niet van financiële problemen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, bedankt voor de antwoorden. Ik denk dat we het er eerst en vooral over eens zijn dat er inderdaad nog altijd een capaciteitsnood is in Brussel en dat we absoluut moeten blijven investeren in het uitbreiden van het Nederlandstalige onderwijs in onze stad, zeker in bepaalde wijken, want daar is er echt nog altijd een groot tekort. De cijfers zijn er. Er zijn inderdaad nog altijd ouders die geen plaats vinden in het Nederlandstalige onderwijs. We moeten ernaar streven om zo veel mogelijk ouders die dat willen, de kans te geven om hun kind in te schrijven in een Nederlandstalige school.
Ik wil ook even reageren op de ondertoon van de vraag. Als ik mevrouw Tavernier bezig hoor, kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat ergens het idee wordt gewekt dat er op gemeentelijk vlak geen enkele inspanning wordt geleverd om Nederlandstalig onderwijs in te richten. Dat klopt gewoon niet. Ik heb de lijst eens gemaakt. In de Stad Brussel zijn er tien Nederlandstalige lagere scholen. Daar zitten wij al lang mee in de meerderheid. In Schaarbeek zijn er op dit moment twee Nederlandstalige gemeentelijke lagere scholen. Ere wie ere toekomt. Het is goed dat die er gekomen zijn. In Anderlecht zijn er zeven Nederlandstalige gemeentelijke basisscholen. In Sint-Jans-Molenbeek, waar wij ook mee aan de macht zijn, zijn er vijf Nederlandstalige gemeentelijke basisscholen, in Jette drie, en in Vorst, ook met ons, twee. In Sint-Joost is er één, in Sint-Lambrechts-Woluwe ook één.
En dan zijn er inderdaad een aantal gemeenten waar er geen zijn. Dat zijn, niet echt verwonderlijk, de Oudergems, Watermaal-Bosvoordes en Ukkels van deze wereld. Ook in Etterbeek is er geen, net als in Sint-Gillis en Elsene. Dat geef ik grif toe. Maar in Elsene staat nu in het meerderheidsakkoord dat er een Nederlandstalige gemeentelijke basisschool zal komen. Ik wens de groene schepen daar alle succes mee. Wij gaan daar zeker mee aan de kar trekken.
En als het dan heel specifiek over Sint-Agatha-Berchem gaat, vind ik inderdaad dat dat dossier mismeesterd is. Ik vind het inderdaad een zeer spijtige zaak dat die school nu dicht zou gaan. En ik vind het ook een beetje ongepast als ik nu de reacties daarover in de media lees. Want ik kan alleen maar tot de vaststelling komen dat de voormalige Nederlandstalige schepen van CD&V er niet in is geslaagd om daarrond een deal te bereiken. Ondertussen is die overgestapt naar Open Vld en is ze vanuit Open Vld kritiek aan het leveren op het feit dat het een schande is dat er geen akkoord is gekomen. (Opmerkingen)
Jawel, Maude Van Gyseghem. Laten we een kat een kat noemen. In dezen moet iedereen zijn verantwoordelijkheid erkennen.
Er gebeuren dus al inspanningen om ook op gemeentelijk vlak Nederlandstalig onderwijs in te richten. Het kan nog altijd beter. Er staan ook een aantal plannen op stapel. Maar het is belangrijk dat alle betrokken partijen de handen in elkaar slaan. De VGC moet inderdaad betrokken zijn, de Vlaamse Gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid nemen. Dat zijn allemaal partners.
Minister, ik heb er alle begrip voor dat u mij nu misschien niet heel concreet kunt antwoorden. Maar weet u welke budgetten er voor volgend jaar heel specifiek zijn gepland voor de capaciteitsuitbreiding op gemeentelijk vlak in Brussel, voor het Nederlandstalig onderwijs? Ik weet dat de VGC in ieder geval alweer een groot bedrag heeft vastgelegd.
Ik ben het verder met u eens: het is zeer goed dat er een uitwisseling van leerkrachten op het programma staat. Minister Weyts heeft ook al gezegd dat hij daarvan werk wil maken. We kunnen daar alleen maar wel bij varen.
Ik heb daarbij een algemene bedenking: het is natuurlijk zeer goed dat er wordt geïnvesteerd in bakstenen, maar we moeten er ook wel voor zorgen dat we leerkrachten vinden om die scholen te vullen. Daar ligt minstens een even grote uitdaging. Dat moeten we dus ook steeds meenemen in ons debat over verdere capaciteitsuitbreiding.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik ben blij dat iedereen erkent dat het problematisch is dat De Knapzak zal sluiten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.