Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, we weten dat wegverkeer de voornaamste oorzaak van ultrafijn stof is, maar ook het vliegverkeer kan, vaak heel lokaal, een belangrijke bron zijn. Een verkennende studie in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft aangetoond dat Brussels Airport bijdraagt tot het ultrafijn stof in de omgeving van de luchthaven.
Die studie is al een tijdje geleden uitgevoerd. Om een beter beeld te krijgen van de impact van vliegtuigemissies op de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de luchthaven van Zaventem, zijn gedurende twee maanden, oktober en november 2015, op drie plaatsen in de omgeving van Brussels Airport, namelijk Kampenhout, Steenokkerzeel en Diegem, metingen van ultrafijn stof uitgevoerd. Gelijktijdig werd in opdracht van Leefmilieu Brussel gemeten op nog een vierde plaats, namelijk in Evere.
Uit de studie blijkt dat luchthavenactiviteiten bijdragen aan de concentraties van ultrafijn stof. Vooral de concentratie van de kleinste gemeten deeltjes, van 10 tot 20 nanometer, is verhoogd op locaties benedenwinds van de luchthaven. De bijdrage van de luchthaven aan ultrafijn stof daalt bij toenemende afstand, maar is tot op minstens 7 kilometer meetbaar. Er is een duidelijk verband tussen het aantal vliegbewegingen, de windrichting en de concentratie van ultrafijn stof in de omgeving van de luchthaven.
Andere gemeten stoffen zijn allicht weinig beïnvloed door de luchthaven. De concentratie van fijn stof, de PM10-stofdeeltjes (particulate matter) of stofdeeltjes kleiner dan 10 micrometer, is niet verhoogd nabij Brussels Airport. Het wegverkeer, en niet de luchthaven, is de voornaamste bron van zwarte koolstof en stikstofoxiden op de vier meetplaatsen.
Op basis van de beperkte meetgegevens uit deze studie maakte de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in opdracht van de VMM een modelleringstudie die aantoont dat het luchtverkeer significant zou bijdragen tot concentraties ultrafijn stof op en rondom de luchthaven. Vooral de emissies van het taxiën, in het bijzonder voor het vertrek, en op de startbaan zouden in belangrijke mate bijdragen tot de hoge concentraties.
Door meer, gerichter en beter te meten zal de impact van het luchtverkeer beter in kaart kunnen worden gebracht en kunnen goede en efficiënte beleidsbeslissingen worden genomen.
Volgende zomer, tussen 13 juli en 23 augustus 2020, plant Brussels Airport Company werken aan baan 25R/07L. Hierdoor zal men verplicht zijn om de dwarsbaan 19 veel intensiever te gebruiken. Dat zal als gevolg hebben dat het luchtverkeer vooral in Sterrebeek, Tervuren, Kraainem en Wezembeek-Oppem zal toenemen. Dat biedt de mogelijkheid om via een gericht meetinitiatief meer concrete gegevens te verzamelen over de impact van het luchtverkeer in de omgeving van de luchthaven van Zaventem.
Zo zou een gerichte meting voor de periode 15 juni tot 15 september van fijn stof, ultrafijn stof en zwarte koolstof in de gemeenten die meer zullen worden overvlogen door het veelvuldiger gebruik van dwarsbaan 19 een duidelijker beeld kunnen geven van de bron van de vervuiling. Door de meting te doen in een periode voor, tijdens en na de werken is het namelijk mogelijk om een beter onderscheid te maken tussen de luchtvervuiling van de luchthaven zelf en andere vervuilers zoals het verkeer.
Minister, bent u bereid om een dergelijke gerichte meting van de luchtvervuiling in de aangehaalde periode en het aangehaalde gebied op te zetten? Indien neen, waarom niet?
Kan daarbij worden gefocust op de ultrafijnstofproblematiek op de tarmac zelf, die vaak nog vele malen hoger is dan in de omliggende gebieden en waar de vakbonden op de luchthaven zich in september nog zorgen over maakten?
Brussels Airport Company heeft zelf ook al gedurende twee periodes in 2018 en begin 2019 permanent metingen uitgevoerd op en rond de luchthaven. Het resultaat van die metingen zullen worden gelinkt aan de vliegbewegingen om zo ultrafijn stof en andere parameters een elkaar te linken. Is dat al gebeurd? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan? Zo neen, wanneer wordt dat eventueel gepland?
Minister Demir heeft het woord.
De VMM bekijkt momenteel de verschillende mogelijkheden en bijhorende kostprijs om een vaste meting rond de luchthaven te realiseren, wat geen evidentie is. Het gaat immers om dure metingen. Eén meetstation kost 100.000 euro in aankoop en jaarlijks 10.000 euro in onderhoud. Ik hoop dat ik daar later op kan terugkomen.
Het meten van ultrafijn stof op de tarmac is federale materie, helaas heb ik daar niets over te zeggen. Het is een beetje Kafka, maar het is zo.
Brussels International Airport Company (BIAC) heeft zelf ook al gedurende twee perioden permanent metingen uitgevoerd. Het resultaat van die metingen zal gelinkt worden aan de vliegbewegingen om zo ultrafijn stof en andere parameters aan elkaar te linken.
VITO voert deze metingen uit in opdracht van BIAC, niet in opdracht van de Vlaamse overheid. De VMM is niet op de hoogte van de resultaten noch betrokken bij de metingen uitgevoerd door VITO in opdracht van BIAC.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik ben blij dat de VMM het wil bekijken. U sprak van vaste meetpunten, maar de vraag is eerder om tijdelijke meetpunten te hebben waar bepaalde banen in bepaalde perioden meer worden gebruikt, om te zien waar de verschillen zitten. Dan kan men meten voor, tijdens en na de werken en dat aan vliegbewegingen koppelen.
Maar goed, ik heb begrepen dat het duur is. Dan moeten we goed bekijken waar we precies moeten meten. We kunnen dat het best aan specialisten overlaten. Ik merk wel bereidheid om hier toch aan te werken. De overheid moet voldoende meten.
U zegt ‘dat weten we niet want dat is BIAC. Het andere is federaal, op de tarmac mogen wij niet komen.’ Dat wil allemaal zeggen dat Vlaanderen zeker moet inzetten waar het mogelijk is, zodat we tenminste zelf toch ook gegevens hebben. Op de tarmac is dat moeilijk, maar daarbuiten is het belangrijk dat we zelf metingen doen om voldoende op de hoogte te zijn, onder meer van het al dan niet stijgen van de hoeveelheid ultrafijn stof Het blijkt toch uit Nederlands onderzoek rond Schiphol, en uit Deens onderzoek – al is dat al wat ouder, het dateert al van 2012 – rond Kopenhagen en Aalborg dat er alarmerend hoge waarden van ultrafijn stof op en rond de luchthavens gemeten zijn.
Vlaanderen moet verder meten. Er zijn al metingen gebeurd, ze zijn nog niet echt gelinkt aan vliegbewegingen, maar we moeten dat toch nog beter in kaart brengen. U weet ook dat we in het regeerakkoord een paar passages hebben opgenomen rond mogelijke vliegwetten. Een vliegwet is dan weer federaal. Maar hoe Vlaanderen daartegenover staat, en welke routes op termijn eventueel worden vastgelegd: dat zal allemaal niet onbelangrijk zijn wat fijn stof voor de omgeving betreft. De burgers hebben het recht om de gevolgen te kennen van vele vliegbewegingen boven hun hoofd. Ik hoop dat u erin slaagt om voor de zomer een aantal meetpunten in die buurt te installeren, al is het tijdelijk, om goed te kunnen kijken wat de verschillen zijn naargelang het baangebruik.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil me kort aansluiten bij de laatste opmerking van collega Brouwers. Wat je ook denkt over vliegen, zelfs een vol vliegtuig heeft een zekere uitstoot. Dat is onvermijdelijk, maar daarom hoeft men nog niet per se alle vluchten te verbieden, al zou men natuurlijk ook de trein kunnen nemen. Maar in alle ernst, minister, denk ik dat het toch wel nuttig is – om niet te zeggen noodzakelijk – dat we meer weten dan we vandaag weten en dat we aan de burgers meer kunnen meedelen dan we vandaag kunnen meedelen. Het is toch vrij absurd dat we in een land waarin al jaren discussie bestaat over die luchthaven, waarin we milieu-informatie hebben, waarin we alle technologie hebben om te meten en waarin we ook kennis hebben van alle mogelijke gezondheidseffecten van fijn stof en ultrafijn stof en andere vervuiling, niet in staat zijn om de directe impact in een zeer dichtbevolkte regio, een van de dichtstbevolkte regio’s rond Brussel klaar en duidelijk in kaart te brengen en uit te leggen aan de mensen die daar wonen en aan de besluitmakers die moeten beslissen over hoe en waar en hoeveel er daar gevlogen wordt en die de voor- en nadelen daarvan moeten afwegen.
Ik wil me dan ook heel erg graag aansluiten bij de vraag om ten eerste alle informatie die er vandaag is, veel beter te verzamelen en veel beter te publiceren, en die ten tweede ook nog te verfijnen daar waar er nog hiaten en gaten zijn, en inderdaad die gelegenheid te gebruiken om dat te doen. Het is toch absurd dat een rijke, hoogtechnologische regio als Vlaanderen dat niet als informatie kan aanbieden aan zijn burgers en beleidsmakers?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Het is uiteraard belangrijk dat we die luchtvervuiling of die fijnstofuitstoot gaan meten, om zoveel mogelijk metingen en juiste gegevens te hebben. Meten is weten. Maar het is niet voldoende om te meten, het is ook belangrijk om te weten wat de gezondheidseffecten zijn van dat fijn stof. Weten waar het fijn stof is en waar de hoge concentraties zitten, is één zaak. Maar wat is het gevaar daarvan? Dat mogen we ook niet vergeten in heel dit debat.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, u weet dat ultrafijn stof een polluent is die recent in de aandacht is gekomen. We spreken over ‘ultra fine particles’, fijnstofdeeltjes die kleiner zijn dan 0,1 micrometer. De Wereldgezondheidsorganisatie formuleerde over die componenten geen advieswaarden. We hebben dus geen internationale gezondheidsnormen om de polluent op te volgen. Ik heb niet stil gezeten en heb mijn verantwoordelijkheid opgenomen. Ik heb in het Vlaamse luchtbeleidsplan, dat wij een maand geleden met de regering hebben goedgekeurd, heel duidelijk opgenomen dat ik de komende jaren echt wil inzetten op de kennisontwikkeling over deze polluent, die ook op de luchthaven aanwezig is. Het is dus niet zo dat ik niets doe. Er was heel veel kritiek op dat Vlaamse luchtbeleidsplan. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft geen adviezen geformuleerd, maar ik ben daar wel verder in gegaan en heb in dat plan ingezet op kennisontwikkeling. Dat gaan we de komende jaren doen.
VITO heeft daaromtrent in het verleden ook twee studies uitgevoerd. Die zijn publiek beschikbaar en kunnen dus geraadpleegd worden. De VMM bekijkt op dit moment verschillende mogelijkheden. Daar is een kostprijs aan, dat weten we. Maar we moeten de meting zo goed mogelijk doen. We gaan daar ook wel de experten in volgen, want de meting die we doen, moeten ook leiden tot extra informatie met betrekking tot gezondheidsrisico's, zodat we ermee aan de slag kunnen gaan. Op dit moment worden de verschillende mogelijkheden bekeken. We komen daar hopelijk later op terug.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord en de bereidheid om hiermee voort te gaan. Ik maak mij ook de bedenking – niet om de zaken moeilijker te maken – dat als men dan toch op bepaalde plaatsen de luchtvervuiling gaat meten, dat ook meteen gecombineerd kan worden met de geluidsmetingen, want dat is natuurlijk een andere bron van hinder voor omwonenden. Dat zou misschien meteen meegenomen kunnen worden, maar dit is nog maar een suggestie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.