Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dit is een vraagje met een belangrijke federale component, in die zin dat de federale overheid al lang tot een kernuitstap tegen 2025 heeft beslist. Een deel van de capaciteit die daardoor nodig is, zou allicht moeten worden ingevuld met STEG-centrales (stoom- en gasturbine) of andere thermische capaciteit. Om die capaciteit te garanderen in ons land werkt de Federale Regering al een tijdje aan een capaciteitsremuneratiemechanisme (CRM), dat ondersteuning moet bieden aan producenten om regelbare capaciteit op de markt te brengen. Over de noodzaak van dat CRM kan ook nog lang worden gedebatteerd, maar feit is dat het de ambitie moet zijn om bijkomende centrales hier te plaatsen en dus ook vergund te krijgen. Dan gaat het niet alleen over nieuwe centrales, maar ook bijvoorbeeld over de centrale Claus C van Rheinisch-Westfälisches Elektrizitätswerk (RWE) in het Nederlandse Maasbracht, net over de grens met België, die al sinds 2014 stilligt. Die centrale heeft een totale capaciteit van 1,3 gigawatt. Die is op dit moment niet rendabel, maar zou misschien een nuttige rol kunnen spelen in onze eigen plannen inzake bevoorradingszekerheid.
Op 18 februari 2019 maakte RWE al bekend dat de centrale met een 13 kilometer lange ondergrondse kabel exclusief zou kunnen worden aangesloten op het Belgische stroomnet. Met de uitbouw van meer intermitterende elektriciteitsbronnen en de aangekondigde kolenuitstap in Nederland zal ook Nederland aanspraak willen maken op de elektriciteit die daar zou worden geproduceerd, maar het is ook belangrijk en noodzakelijk dat de centrale wordt gelinkt aan ons eigen, Belgische net.
Daar hoort natuurlijk een heel belangrijke Vlaamse component bij, want die investeringen kunnen enkel gebeuren mits de nodige vergunningen worden uitgereikt. In het Vlaams regeerakkoord is een passage gewijd aan het Ventilusproject in West-Vlaanderen. De vergunningsprocedure voor nieuwe centrales in het licht van de federale plannen voor de kernuitstap is ook een belangrijke Vlaamse bevoegdheid. Hetzelfde geldt voor de kabel die de Claus C-centrale met het Belgisch net moet verbinden.
Minister, hebt u in verband met deze materie al overleg gehad met Elia en met uw federale en Nederlandse collega’s? Wat is de uitkomst van dat overleg? Hoe ziet u het vergunningstraject voor de kabel die Maasbracht met het Belgisch net moet verbinden? Hoe dan ook zullen er in ons land en in Vlaanderen bijkomende centrales worden gebouwd. Hoe kan het vergunningsproces voor deze installaties worden ondersteund? Welke initiatieven zijn reeds genomen en welke initiatieven plant u om inzake de vergunningsverlening efficiënt te werk te gaan?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, dit thema komt aan bod tijdens de vergaderingen van het overlegorgaan energie (ENOVER), een platform waar we deel van uitmaken en dat is opgericht toen de energiebevoegdheden in België tussen de federale staat en de gewesten werden verdeeld. We maken deel uit van dat overlegplatform. Sinds het aantreden van de Vlaamse Regering is dit dossier daar wel nog niet aan bod gekomen.
De bevoegdheid om vergunningen in eerste aanleg te verlenen in verband met het transmissienet voor elektriciteit ligt op het niveau van de Vlaamse overheid. Er is reeds een overleg geweest tussen de initiatiefnemer en de Cel Vlaamse Investeringsprojecten (VIP) van mijn departement. De aanvrager werkt momenteel aan een aantal alternatieven die op termijn ook aan deze cel zullen worden voorgelegd. De Cel VIP staat garant voor een begeleiding op maat. Als minister ben ik ervan overtuigd dat dergelijke projecten een dergelijke begeleiding verdienen om hun slaagkansen zo groot mogelijk te maken. Indien de vraag bestaat, kan de Cel VIP de vergunningstrajecten voor deze STEG-centrales begeleiden. Alle exacte locaties zijn heden niet gekend. Waar ze exact komen te staan, zal in min of meerdere mate een impact op het vergunningsproces hebben.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In het licht van de werking van de Cel VIP is het volgens mij belangrijk dat de Vlaamse overheid hier proactief ageert. Zowel voor het project in Maasbracht als voor eventuele andere projecten in thermische centrales moet contact met de investeerders worden gelegd. Zo kan de Vlaamse overheid tonen hoe efficiënt ze op dit vlak werkt, ook met betrekking tot de verlening van vergunningen.
Vermits het nog niet op de agenda van ENOVER is geplaatst, hoop ik dat u dit binnenkort zult doen. De vraag is wanneer u dat zult doen en wanneer er overleg volgt met de federale minister, zodat u kunt inspelen op de investeringen die zich aandienen.
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik neem akte van uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.