Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg gaat over een aanbeveling vanuit de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) met betrekking tot kennismigratie. Kennismigratie, meer specifiek de bijdrage door hoogopgeleide migranten, draagt in belangrijke mate bij aan onze kenniseconomie. De Europese Unie maakt het met een aantal bindende richtlijnen mogelijk om kennismigratie zo flexibel en gemakkelijk mogelijk te laten verlopen, en dit met de bedoeling om haar lidstaten zo competitief mogelijk te maken in de huidige wereldeconomie.
In onze huidige kennismaatschappij is het voor onze kennisinstellingen van groot belang om zo snel mogelijk te kunnen schakelen bij het aantrekken van studenten en onderzoekers vanuit het buitenland. Vertragingen door administratieve lasten of regelgevende hindernissen ondermijnen de slagkracht en de wetenschappelijke ambities van onze kennisinstellingen.
Feedback vanop het terrein toont echter aan dat de – gedeeltelijke omzetting – van die richtlijnen, bijvoorbeeld richtlijn 2011/98/EU, tot praktische implementatieproblemen en misschien zelfs rechtsonzekerheid bij de betrokkenen leidt. Het was bijvoorbeeld de bedoeling van de Europese Commissie om de administratieve behandeltermijnen en de doorlooptijden voor derdelanders korter te maken, terwijl het tegendeel soms het geval blijkt te zijn voor onze kennisinstellingen.
De VLIR gaf eind oktober 2019 in een standpuntnota een aantal bezorgdheden hierover mee, samen met een aantal aanbevelingen om de regelgeving performanter te maken.
Voor de VLIR is het vergemakkelijken van de mobiliteit van studenten en onderzoekers uit derde landen een absolute prioriteit. De doorlooptijd en behandeltijd van hun procedures, bijvoorbeeld in het kader van een verblijfsvergunning – wat federale materie is – moet korter. Een zo groot mogelijke administratieve vereenvoudiging is daarom van belang, zowel voor onderzoekers die van buiten de Europese Unie naar België komen voor een opleiding, als voor kenniswerkers die reeds actief zijn in een van de EU-lidstaten en tijdelijk naar België komen om hun studies verder aan te vullen en te verrijken.
Ook de doorstroom na afstuderen of het afronden van een onderzoeksproject naar de arbeidsmarkt moet nog beter, volgens de VLIR. Op korte termijn biedt de implementering van een statuut ‘zoekjaar voor hoogopgeleide derdelanders’ eventueel soelaas. Tijdens dat zoekjaar is een tijdelijke, maar ongelimiteerde toegang tot de arbeidsmarkt mogelijk.
Eveneens is het maximaliseren van het gebruik van het wetenschappelijk visum op basis van de gastovereenkomst – in 2007 met succes ingevoerd – wenselijk voor de VLIR. Dit zou resulteren in minder lange administratieve doorlooptijden, minder werk voor de overheid en een verhoogde responsabilisering van de gastinstellingen. Onze kennisinstellingen willen de gastovereenkomst uitbreiden, zowel in scope – bijvoorbeeld naar gastprofessoren, zelfstandig academisch personeel – als in duur.
Ten slotte dringt de VLIR ook aan op een actief retentiebeleid waarbij derdelanders kennisintensieve jobs – vacatures die vaak open blijven staan – makkelijker kunnen invullen.
Rekening houdend met het feit dat deze materie natuurlijk ook aan een aantal federale bevoegdheden raakt, stel ik de minister graag een aantal vragen. Hoe onthaalt u de recente standpuntnota van de VLIR over kennismigratie? Wat kunt u als Vlaams minister van Werk en Innovatie doen om de bezorgdheden van de VLIR weg te nemen of op te lossen?
Welke maatregelen kunt u nemen inzake retentiebeleid van derdelanders, om zodoende openstaande vacatures voor kennisintensieve jobs in te vullen? Wat kunt u doen met betrekking tot de andere probleempunten die de VLIR heeft benoemd? Denk aan het versnellen van de doorlooptijd van de procedures en behandeltermijnen, en aan een vlottere toegang tot de arbeidsmarkt.
Vond er in het verleden of vindt er momenteel overleg plaats tussen het federale en het Vlaamse niveau om de door de VLIR opgelijste knelpunten uit te werken en/of te remediëren? Kennismigratie is immers een bijzonder belangrijk thema dat dwars door federale en Vlaamse bevoegdheden snijdt, zoals wel vaker het geval is.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb de nota ‘Ruim baan voor kennismigratie uit derde landen’ van de VLIR met heel veel aandacht gelezen. De regelgeving voor de gecombineerde procedure van de single permit is sinds 1 januari 2019 van kracht. En daar komen wel wat pijnpunten naar boven. We zijn op dit moment aan het werken aan een aantal voorstellen van oplossing in de procedure, onder andere in het aantrekkingsbeleid van kennismigranten. Hiervoor zullen we in dialoog treden met het werkveld, en met de VLIR, om te kijken op welke manier we de procedures kunnen verbeteren.
Wat de doorlooptijden betreft: er is contact met het kabinet van collega De Block om een aantal oplossingen door te voeren. Het duurt echt nog te lang eer de gecombineerde procedure doorlopen is, en de gecombineerde vergunning afgeleverd wordt. Dat is de single permit. We werken daar, samen met de federale overheid, aan één digitaal platform, waar aanvragen ingediend en behandeld kunnen worden. Het is de bedoeling dat iedereen, zowel op Vlaams als federaal niveau, op dit systeem kan aanloggen. Maar dat platform zal er nog niet onmiddellijk zijn, daar wordt nog aan gewerkt.
Dat wil niet zeggen dat we vanuit Vlaanderen achteroverleunen. Ik hoop dat het aanloggen vanaf januari al vanaf het WSE-loket (Werk en Sociale Economie) zal kunnen gebeuren. Dat digitale loket wordt gebouwd door de dienst Economische Migratie van ons departement. Met dit loket zal het mogelijk zijn dat werkgevers digitaal de verlengingen – in de eerste fase – en de aanvragen – in de tweede fase – van de gecombineerde vergunningen zullen kunnen uitvoeren.
Wat het aantrekkings- en retentiebeleid betreft, is het zo dat het Vlaams economisch migratiebeleid in een zeer soepele toegang voorziet voor hoogopgeleide werknemers. Een werkgever die een buitenlandse werknemer met een minimumopleidingsniveau VKS5 (Vlaamse kwalificatiestructuur) wil aantrekken – bijvoorbeeld een bachelor –, kan dat zonder enige beperking doen, voor zover hij deze werknemer minimum het gemiddeld brutomaandloon betaalt. Voor 2020 is dat bruto 3558 euro. Voor werknemers jonger dan 30 jaar en voor verpleegkundigen ligt de salarisschaal op 80 procent van dit bedrag.
Wat onderzoekers betreft die op basis van een gastovereenkomst onderzoek verrichten in een erkende wetenschappelijke instelling, kan ik de VLIR geruststellen. Zij zullen ook na de inkanteling in de gecombineerde procedure eenvoudig toegang verkrijgen tot de arbeidsmarkt. Doordat de instellingen erkend werden via de gastovereenkomst, zullen wij ervan uitgaan dat de gegevens over de onderzoekers die naar hier komen, kloppen. Zo nodig, zullen we dan ook ex-postcontroles uitvoeren.
Als de federale gastovereenkomst vervangen wordt door een Vlaamse gastovereenkomst, zullen we uiteraard aandringen op voldoende ruime overgangstermijnen. Maar zoals gezegd, zal daar nu verder overleg over volgen met de VLIR, waarna ik hun bezorgdheden verder zal bespreken op het federale overlegplatform.
Minister, ik ben in eerste instantie blij dat u de dialoog aangaat met de VLIR en het werkveld. In die zin heb ik misschien nog een bijkomende vraag: wie beschouwt u in dezen als het werkveld? We hebben in het verleden regelmatig berichten gekregen van werkgevers uit diverse sectoren met problemen en vragen hieromtrent. Dit had dan betrekking op zowel administratieve procedures als op de doorlooptijden. Ik denk dat het belangrijk is om, in uw overleg, de werkgevers- en de werkgeversorganisaties op het juiste moment te betrekken. Dat gebeurt dan liefst zo vroeg mogelijk.
Hetzelfde zou ik willen vragen inzake het uitwerken van dat digitaal loket. Dat is een project dat al een tijdje in voorbereiding is. Uiteindelijk zijn het ook de werkgevers die daarmee aan de slag moeten gaan. Ik hoop dus dat bij het uitwerken daarvan een en ander met de betrokkenen, met de werkgeversfederaties wordt doorgesproken, zodat hetgeen we ontwikkelen zo gebruiksvriendelijk mogelijk is.
In welke timing voorziet u bij uw overleg? Wat mogen we wanneer verwachten?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Wij hadden ook met de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) gesproken, en zij delen eigenlijk dezelfde bezorgdheid. De doorlooptijd met betrekking tot de single permit, wat ook nieuw is, is te lang. Ik heb dan de vraag of er wat de duurtijd betreft een probleem aan Vlaamse of aan federale kant zit. Het lijkt me inderdaad belangrijk om dat goed uit te zoeken.
Het platform dat er komt, is ook gefinancierd met AMIF-budget (Asylum, Migration and Integration Fund), dus met Europees budget. Er wordt ook in extra personeel voorzien bij de Dienst Vreemdelingenzaken om sneller aan die dossiers te kunnen werken. Ik wil hier nog eens benadrukken dat het uitvoeren van de veiligheidscheck nog altijd een belangrijke stap blijft, om te bekijken of de mensen met de hoge profielen die de single permit aanvragen, bekend zijn bij onze diensten voor openbare orde of nationale veiligheid. Federaal heeft de N-VA gisteren, op 4 december, in de commissie Financiën bij de voorlopige twaalfden gevraagd om in 3 miljoen euro extra te voorzien voor die diensten van de Dienst Vreemdelingenzaken. Dat zal die diensten ten goede komen: zo zullen ze die dossiers sneller kunnen behandelen. Voor onze fractie is dat immers ook een bezorgdheid.
Hoe zit het met de achterstand op Vlaams niveau? Hoe zal men daar maatregelen nemen?
De heer Ronse heeft het woord.
We hebben het eind vorige legislatuur heel veel gehad over ons model van concentrische cirkels: eerst zoeken in Vlaanderen, dan in de buurlanden, in Wallonië, Frankrijk, in Europa, en als het daar niet lukt, dan kijken we naar derde landen, zeker voor hogeropgeleid personeel. De VARIO heeft ter zake sterk werk geleverd. We hebben die ook in de commissie gehad. Er zijn heel wat van hun aanbevelingen meegenomen. Ik denk bijvoorbeeld aan het meteen kunnen verlengen tot drie jaar van die arbeidskaarten, een soepelere verlengingstermijn. De single permit is daar een beetje tussen komen fietsen. Als men op Vlaams niveau een arbeidskaart had, maar nog geen verblijfsvergunning, kon men in de procedure zoals ze was toch al aan de slag, maar nu wordt in het werkveld een vertraging ervaren. Wat Maaike zegt, is juist. We moeten die context van die vertraging met een andere bril bekijken dan puur de arbeidsmarktgerelateerde. Je hebt daar ook het veiligheidsaspect. Dat moeten we respecteren.
Ik denk dat in de contacten met minister De Block zeker moet worden gevraagd de prioriteit te leggen bij dossiers inzake hogeropgeleiden. We kunnen het ons niet permitteren dat topbedrijven Vlaanderen geen interessante plek vinden omdat het daar te lang duurt en zo meer. Als het over veiligheid gaat, alle respect, maar men moet wel prioriteit geven aan die dossiers. Actieve arbeidsmigratie is ook iets moois, is iets dat we omarmen. Vanuit Vlaanderen moet dat signaal er duidelijk komen.
Minister, dat hoeft nu niet, maar ik wou toch ook eens de evaluatie krijgen, want het lijkt me interessant: hoe evalueert u de maatregelen die werden genomen? Die dynamische knelpuntberoepenlijst, is dat iets dat werkt? Wordt daar al frequent van gebruikgemaakt? Dat is iets nieuws dat we hebben gelanceerd. Worden die verlengingen naar drie jaar vaak toegepast? Werkt dat goed? Gaat onze administratie daar goed mee om? Zien we daar een bepaalde systematiek in van types bedrijven of functies waar vaak en snel een verlenging voor wordt gevraagd? Zo kunnen we het actieplan dat we toen op gang hebben gebracht, ook tijdig bijsturen, indien dat nodig zou blijken.
In de eerste plaats hadden VLAIO en de VLIR eigenlijk zeer gelijklopende opmerkingen. Daar zit weinig verschil tussen.
De vraag wie het veld is, is eigenlijk zeer interessant. Zo maakt Voka, bijvoorbeeld, deel uit van het veld omdat Voka natuurlijk grote bedrijven verenigt. Er is voor januari 2019 een overleg gepland. Ook individuele bedrijven kunnen hier veel mee te maken hebben. Het is mijn bedoeling de problemen op te lossen, en we gaan dan ook breed in overleg.
Het is de bedoeling dit cocreatief aan te pakken. We zouden in december 2020 nog met de federale overheid willen overleggen. We willen de procedure versnellen en in afwachting van aanpassingen aan de regelgeving nu al een extra duwtje geven. De problemen bevinden zich aan de twee kanten. Aan Vlaamse zijde is het probleem dat alles op papier gebeurt, wat alles natuurlijk vertraagt. Ik heb al verklaard dat we alles in december 2019 of januari 2020 willen digitaliseren. Aan federale zijde zijn de problemen gekend. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) gaat na of de gemeenten een rol kunnen spelen om de single permits sneller te behandelen. Het is echter van belang dat we niet te laks zijn en dat een fatsoenlijke veiligheidscheck gebeurt. We kunnen in functie van het tempo zeggen dat de DVZ alles moet laten lopen, maar dan kunnen we achteraf op de blaren zitten. Dat willen we natuurlijk ook niet.
Er is een fast track voor zaken van groot economisch belang. Die aanvragen worden binnen een of twee dagen behandeld. Deze ochtend is er zo eentje in de media verschenen. Er zijn Chinese ingenieurs ingevlogen om een bedrijf in Limburg op te starten, maar zij hadden nog niets aangevraagd. Het is heel vreemd en ik ken het definitief verdict niet, maar zij zitten hier in de fast track. Het betreft immers zaken van groot belang, want dit bedrijf heeft strategische steun gekregen. Dat gaat snel, want die aanvragen worden binnen een termijn van twee dagen behandeld.
Het is niet evident alle hoogopgeleiden als prioritair te beschouwen, want het gaat om 80 procent van de aanvragen. Dat is een heel grote groep. We kunnen wel overgaan tot een evaluatie van de dynamische knelpuntberoepen en tot verlengingen tot drie jaar.
Mijnheer Bothuyne, dit baart me zorgen. U hebt al naar de kinderziektes verwezen. Ik probeer met zo veel mogelijk mensen tot oplossingen te komen. Dit is niet ideologisch of partijpolitiek. Het is gewoon iets wat we proberen efficiënt op te lossen. We proberen hieraan te werken.
Minister, we moeten dit inderdaad efficiënt kunnen uitwerken. Dit is iets wat al een tijdje meegaat. De VARIO, de VLIR en andere organisaties op het terrein zijn alleszins vragende partij met betrekking tot wat u hier hebt aangekondigd. We moeten in goed overleg naar werkbare oplossingen streven. Dat is belangrijk voor onze bedrijven en onze kenniseconomie. We rekenen erop dat u daar werk van zult maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.