Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, ik kan mij tot de essentie beperken, ook omdat de vraag dateert van een maand geleden, en ze nu pas in deze commissie kan worden geagendeerd – weliswaar door andere werkomstandigheden. Deze vraag wordt voor u vooral een geheugentest, om te zien wat u met uw Waalse ambtsgenoot allemaal hebt besproken.
Op 23 oktober had u een ontmoeting met Elio Di Rupo, en dat was op uw uitnodiging, heb ik begrepen. Wat mij daar vooral van bijblijft, is het beeld van twee lachende ministers-presidenten – de een van de N-VA, de ander van de PS. Ik weet niet of het de bedoeling was om op dat moment aan Vlaanderen en België te tonen dat de N-VA en de PS beste maatjes zijn, en dat men via de regio’s misschien wel op weg is naar dat door u nagestreefde confederalisme, maar van dat beeld – de beste maatjes en het confederalisme – blijft een maand later niet veel meer over. Want intussen is ook die andere PS’er aangetreden. Paul Magnette is nu de federale informateur, en van hem hebben we begrepen dat er in zijn federale onderhandelingsnota niet over confederalisme wordt gesproken.
Maar u hebt met de heer Di Rupo over andere thema’s gesproken, en in de pers hebben we er daarvan een aantal meegekregen: de brexit, het klimaat, een versterking van het buitenlands beleid, tewerkstellingspacten, en dergelijke meer. U hebt blijkbaar ook afgesproken om elkaar regelmatig te zien, om het halfjaar. Ik zou toch graag willen dat u in dit parlement minstens toelicht welke thema’s u op die ontmoeting besproken hebt, welke standpunten u daar namens de Vlaamse Regering hebt ingenomen, welke ambities u hebt uitgesproken, en tot welke resultaten die gesprekken voorlopig hebben geleid.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega Janssens, het is duidelijk dat dit een gesprek was tussen twee ministers-presidenten, niet tussen een N-VA’er en een PS’er. En ongeacht het verdere verloop van de federale regeringsvorming, is het zeker geen straf om een paar uur samen te zitten met collega Di Rupo. Hij is een charmant en intelligent man. Dat is op zich geen probleem.
Het is logisch dat de ministers-presidenten van de twee grootste gewesten elkaar regelmatig ontmoeten, net zoals ik gisterenmorgen Pierre-Yves Jeholet, minister-president van de Franse Gemeenschap, heb gesproken – u weet dat de instituties daar veel talrijker zijn dan bij ons. Er staan ook ontmoetingen met minister-president Vervoort van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en met minister-president Oliver Paasch van de Duitstalige Gemeenschap op de agenda. Ik denk dat dat logisch is.
U vroeg mij naar concrete afspraken en resultaten, en dat is absoluut een terechte vraag. Dit was natuurlijk een eerste officiële ontmoeting tussen ons. Er werden een aantal dossiers besproken die zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen belangrijk zijn. We hebben daarover van gedachten gewisseld, en vooral een aantal werkafspraken gemaakt. Zo gaan we elkaar inderdaad twee keer per jaar ontmoeten, en eventueel ook tussentijds, als de nood hoog zou zijn.
Waar hebben we concreet over gesproken? Eerst en vooral ging het, inzake buitenlandse zaken, over de brexit. U weet dat de brexit een enorme impact heeft op Vlaanderen, en veel minder op Wallonië. Maar ik heb dit onderwerp toch aangesneden met de heer Di Rupo, omdat we op een bepaald moment vanuit de deelgebieden zullen moeten wegen op de standpunten die België inneemt op het Europese niveau, zodat er milderende maatregelen kunnen komen voor de brexit.
En mocht er toch een brexitakkoord komen, dan lopen die onderhandelingen natuurlijk nog een tijdje voort. Het zou dan goed zijn dat de Belgische delegatie de standpunten van Vlaanderen daar kan vertegenwoordigen. Ik heb daar met de heer Di Rupo een akkoord over bereikt. Ik heb onze wensen uiteengezet, en hij zou die mee ondersteunen. We moeten nog afwachten hoe zich dat in de praktijk vertaalt, maar dat is wat er aan tafel is overeengekomen. We hebben uiteengezet wat onze wensen zijn en hij zou ze mee ondersteunen. Wie zal leven, zal zien of ook in de praktijk wordt vertaald wat rond de tafel is overeengekomen.
Nog inzake Buitenlandse Zaken hadden we een gemeenschappelijk belang, namelijk in verband met de drie samenwerkingsakkoorden die in 1994 zijn afgesloten over de vertegenwoordiging van de deelstaten op internationaal vlak. Dat gaat over het statuut van de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en gewesten in de diplomatieke en consulaire posten, over de vertegenwoordiging van België bij de internationale organisaties in verband met exclusieve bevoegdheden van de deelstaten of gemengde bevoegdheden en over de vertegenwoordiging van België in de instellingen van de Europese Unie. Sinds 1994 is de bevoegdheidsverdeling wel enigszins geëvolueerd. Die akkoorden moeten dus geactualiseerd worden. Het gemeenschappelijk belang van de deelstaten daarin is dat we, wat onze eigen bevoegdheden betreft, volwaardig onze eigen rol kunnen spelen op het Europese en internationale niveau. Zowel de heer Di Rupo als de heer Jeholet waren het daarmee eens en we zullen samen met de deelgebieden bepalen hoe die akkoorden van 1994 moeten evolueren. Als we daarover een gemeenschappelijk standpunt kunnen bereiken, is er veel kans dat ze ook op het federaal vlak aanvaard worden, mocht er ooit een Federale Regering gevormd worden.
De heer Di Rupo kaartte de informatiedoorstroming vanuit de buitenlandse posten naar de deelstaten aan. Ook daar is ons gemeenschappelijk belang dat die informatie doorstroomt naar de deelstaten en naar hun respectieve ministers van Buitenlandse Zaken.
We hebben een gedachtewisseling gevoerd over het klimaat, namelijk over welke engagementen Wallonië en Vlaanderen op dat vlak op zich nemen. We hebben inzake telecommunicatie over 5G gepraat, omdat men in Wallonië eerst een aantal studies zal doen alvorens het 5G-netwerk wordt uitgerold. Wij zijn klaar om het 5G-netwerk onmiddellijk uit te rollen.
Ook over Werk hebben we gesproken. Kort door de bocht zou je kunnen zeggen dat de vacatures in Vlaanderen te vinden zijn en dat in Wallonië de werkloosheid nog hoog is. Op dit moment is er een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Wallonië dat bepaalt dat tot drieduizend Waalse werknemers in Vlaamse bedrijven kunnen komen werken. Dat pact moet geactualiseerd worden en dat aantal moet opgedreven worden. De vraag van Wallonië was of ze de aanpak van de VDAB als voorbeeld kunnen nemen en Forem op dezelfde manier laten werken.
Bij een aantal thema’s kunnen we elkaar dus versterken en over een aantal andere thema’s waren de verschillen tussen de twee gewesten wel duidelijk, maar die ontmoeting was nuttig en het is nuttig om elkaar in de nabije toekomst regelmatig te zien. Over heel wat materies hebben we met de deelgebieden gemeenschappelijke standpunten te verdedigen tegenover de federale overheid, mocht die ooit in stelling komen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u. Ik kan niet getuigen van de charmante eigenschappen van de heer Di Rupo, want ik heb het genoegen nog niet gehad om hem persoonlijk te ontmoeten en ik kan voorlopig de drang om daar verandering in te brengen nog onderdrukken. Het is goed te weten dat uw ontmoeting meer is geweest dan een ceremonieel persmoment en dat u inhoudelijk een aantal zaken met elkaar besproken en afgetoetst hebt.
Ik heb nog twee concrete vragen wat dat 5G-netwerk betreft. Het is goed dat we in vergelijking met andere landen in Europa niet achterblijven en dat we mee zijn in de hightechevolutie. Allicht is het niet uit te sluiten dat we hier inderdaad ook 5G gaan uitrollen. U hebt ernaar verwezen dat er in Wallonië eerst onderzoeken gaan gebeuren. Er is hier en daar sprake van gezondheidsrisico’s die dat met zich mee zou brengen. Heeft Vlaanderen daar al onderzoek naar gedaan? U zegt dat u bijna klaar bent om dat onmiddellijk uit te rollen. Is dat afgestemd met de eventuele gevaren voor de volksgezondheid?
In welke mate is het overleg dat u tweemaal per jaar gaat hebben, samenlopend of overlappend met het Overlegcomité? Er bestaat nog zoiets als een Overlegcomité, waar de verschillende entiteiten van dit land elkaar ontmoeten. Is het Overlegcomité sinds de verkiezingen van 26 mei nog samengekomen?
De heer Coel heeft het woord.
Ik wil aansluiten bij het laatste punt, betreffende de werkgelegenheidsgraad. Het is goed dat beide entiteiten nu die doelstelling delen om de werkgelegenheidsgraad verder op te trekken. Het ambitieniveau is in beide entiteiten wel een beetje verschillend. Vlaanderen heeft er alle belang bij dat ook in Wallonië het aantal werkenden opgetrokken wordt. Als we daar via zo’n samenwerking toe kunnen bijdragen, is dat positief, zowel voor hen als voor ons.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er is veel studiewerk rond 5G, maar net zoals met 3G en 4G en straling van gsm-masten is er geen allesomvattende studie die uitsluitsel geeft over de gevaren. Die bestaat evenmin rond 5G. Op basis van de bestaande studies zijn er geen gevaren voor de volksgezondheid en als ze al bestaan, zijn ze heel erg beperkt.
Het Overlegcomité is niet meer samengekomen sinds de verkiezingen. Ik had begrepen dat het de bedoeling was om in december samen te komen. Die ontmoetingen – tussen mij en de heer Di Rupo dan – hoeven op zich niets met het Overlegcomité te maken te hebben. Dat kan ter voorbereiding van dossiers zijn die op het Overlegcomité komen. Met de deelstaten hebben we soms gelijklopende belangen om bijvoorbeeld de beleidsruimte van de deelstaten te verruimen ten koste van het federale niveau. Het kan belangrijk zijn om over dossiers die op het Overlegcomité staan met twee of meer deelstaten hetzelfde standpunt in te nemen. Maar er is geen een-op-een-relatie.
Mijnheer Coel, ik deel uw insteek.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, ik wil de gelegenheid misbruiken om, ook al bent u niet rechtstreeks betrokken bij de federale regeringsvorming, die coalitiepartners in uw Vlaamse Regering die ik allerlei liefdesverklaringen hoor uiten ten aanzien van PS’er Magnette, op te roepen om niet toe te treden tot een Federale Regering waarin de Vlamingen geen meerderheid zouden hebben. Ik vraag u om aan een soort Vlaamse frontvorming te doen, want noch u noch Vlaanderen zouden ermee gebaat zijn indien uw coalitiepartners de handpoppen van de PS zouden worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.