Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Minister, we hebben daarnet al gezegd dat de Vlaamse Regering de steden en gemeenten beschouwt als belangrijke partners en daar ook heel wat middelen tegenover stelt. Deze Vlaamse Regering zal, onder andere door de overname van 50 procent van de door de lokale besturen verschuldigde responsabiliseringsbijdrage, op vijf jaar tijd 1,4 miljard euro extra voorzien voor de lokale besturen. Dat is een enorme som geld waar de regering zeer fier op is.
U hebt op mijn vraag op 16 oktober reeds verduidelijkt dat de VGC hiervoor niet in aanmerking komt. Dit jaar loopt de VGC daardoor ongeveer 70.000 euro mis. In 2024 zou dat bedrag al oplopen tot circa 200.000 euro. Als men dat voor die vijf jaar samentelt, komt men toch tot een stevig bedrag.
De keuze om de responsabiliseringsbijdrage van de VGC niet voor rekening van de Vlaamse begroting te nemen, is een principiële keuze. Volgens ons staat die in schril contrast met de keuze van de regering om te blijven uitgaan van de Brusselnorm. Hoe je het immers ook draait of keert, als je in Brussel wilt blijven investeren, als je 5 procent van je uitgaven voor gemeenschapsaangelegenheden naar Brussel wilt laten gaan, als je 30 procent van de Brusselaars wilt beschouwen als doelpubliek voor je beleid, dan staat die ambitie meteen heel sterk onder druk, als je zegt elders te zullen besparen, bijvoorbeeld op die culturele instellingen, bijvoorbeeld op Media, en als je met dat geld, die 1,4 miljard euro uit de begroting, naar de Vlaamse gemeenten gaat.
Daarom wil ik u verder blijven aanmoedigen om alleszins die Brusselnorm te halen en wil ik daar ook een aantal concrete vragen over stellen en suggesties over geven. Vandaag wil ik het graag hebben over uw intenties met betrekking tot de middelen uit het Gemeentefonds. Dan heb ik het over Vlaanderen als geheel. Zullen die middelen uit het Gemeentefonds en de in het Gemeentefonds opgenomen Stedenfondsmiddelen tijdens deze legislatuur een groeivoet van 3,5 procent per jaar blijven kennen?
Blijkbaar waren bepaalde maatregelen voor de gemeenten niet van toepassing op de VGC. Zal die groeivoet van 3,5 procent ook van toepassing zijn op de middelen die vanuit het Stedenfonds naar de VGC gaan? Dat is, voor alle duidelijkheid, nog iets anders dan de groeivoet die ook wordt gevraagd voor de dotaties, maar dat debat hebben we misschien daarnet al een beetje gevoerd.
Het antwoord op die vorige vraag is heel belangrijk voor mijn volgende vraag: hoe zal de Vlaamse Regering die dubbele Brusselnorm concreet maken, gelet op het feit dat de Brusselse bevolking sneller groeit dan de Vlaamse en gelet dus op die 1,4 miljard euro die in het kader van het regeerakkoord al naar Vlaamse steden en gemeenten zal vloeien, zonder dat ter zake in compensaties voor de VGC is voorzien?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Bex, dank u wel voor de vragen.
Misschien begin ik met uw vraag over het Gemeentefonds en de Stedenfondsmiddelen. Ik heb hier al herhaaldelijk verwezen naar de begrotingsbesprekingen. Ik zou de begrotingsdiscussies willen voeren op basis van ingediende documenten. Ik zal me daar dus ook niet in detail over uitspreken. Bovendien gaat het hier over middelen die onder de bevoegdheid van collega Somers vallen, dus ik wil ook graag naar hem verwijzen daarvoor. Wat ik wel al kan zeggen, is dat collega Somers mij bevestigt dat de middelen uit het Gemeentefonds en de Stedenfondsmiddelen die in het Gemeentefonds werden opgenomen, aan een groeivoet van 3,5 procent per jaar onderworpen blijven en dat die groeivoet ook van toepassing zal zijn op de middelen die vanuit het vroegere Stedenfonds naar de VGC gaan. Als daar echter nog verdere vragen over zijn, stel ik voor om dat ook te bekijken op basis van de begrotingsdocumenten die op korte termijn ook in het parlement beschikbaar zullen zijn.
Uw vraag over de Brusselnorm is belangrijk en hangt ook een beetje samen met de eerdere vraag van collega Goeman. U weet dat, conform het Vlaamse regeerakkoord, de Brusselnorm opnieuw twee dimensies kent: een programmatie- en bevolkingsnorm voor 30 procent van de Brusselse bevolking en een begrotings- of financiële norm, waarbij we hebben gezegd dat minimaal – minimaal – 5 procent van de Vlaamse gemeenschapsuitgaven naar Brussel gaan. Wat de bevolkingsnorm betreft, zien we inderdaad dat het aantal inwoners in Brussel de voorbije decennia sterk is toegenomen. Sinds 2000 groeide de Brusselse bevolking met ongeveer 232.000 inwoners, een toename met ruim 24 procent. Volgens de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de federale overheid evolueert de Brusselse bevolking naar 1,233 miljoen inwoners in 2020 en naar ruim 1,3 miljoen inwoners in 2030. Deze demografische evolutie vormt natuurlijk een belangrijke uitdaging voor de Vlaamse Gemeenschap, maar ook voor alle andere overheden die bevoegdheden uitoefenen in Brussel, zeker waar het gaat over gemeenschapsaangelegenheden. Ze heeft gevolgen voor de programmatie van gemeenschapsvoorzieningen van alle betrokken overheden. Dat heeft een impact op de implementatie van de Brusselnorm als bevolkingsnorm en als begrotings- of financiële norm.
Wat de financiële norm betreft, hebben we het over een streefcijfer voor de verschillende afzonderlijke gemeenschapsbevoegdheden en -domeinen. We hebben het ook over een ondergrens voor het totaal van de gemeenschapsuitgaven voor Brussel. Het gaat daarbij om de toekenning van middelen op basis van de belangrijke beleidsdecreten en begrotingsdecreten die bepaalde subsidielijnen voor de Brusselse instellingen creëren. Op basis van deze cijfers is een relatieve Brusselnorm in verhouding tot de uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap als geheel tot stand gekomen.
Ik kom nu even specifiek terug op het Stedenfonds. Sinds 1 januari 2017 is het Stedenfonds in het Gemeentefonds geïntegreerd. Voordien ontving de VGC een voorafname van 10 procent op het Stedenfonds. Voortaan krijgt de VGC dat bedrag als een facultatieve subsidie. De VGC moet deze subsidie besteden aan een duurzaam stedelijk beleid op het vlak van gemeenschapsmateries.
Als we kijken naar de Brusselnorm, en we vergelijken dan specifiek de middelen voor het stedenbeleid voor de gemeenten en voor de VGC, dan blijkt het om meer dan 9 procent te gaan. Wat die middelen betreft, zitten we als Brusselaars zeer goed.
Ik merk trouwens op dat het stedenbeleid een gemengde bevoegdheid is. Het gaat zowel om gemeenschaps- als gewestmateries. De VGC doet enkel uitgaven in het kader van de gemeenschapsmateries. In die optiek gaat de vergelijking niet op met de 1,4 miljard euro aan middelen voor de Vlaamse steden en gemeenten. Dit zijn immers alle middelen die steden en gemeenten als tegemoetkoming voor zowel gemeenschaps- als gewestbevoegdheden ontvangen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw antwoord. Wat het aspect van de indexering en de groeivoet voor de middelen van het Stedenfonds betreft, ben ik alleszins tevreden. Dat is op zich al een geruststelling.
U mag mijn vraag om uitleg gerust beschouwen als een aanmoediging en een ondersteuning in verband met de discussies die de Vlaamse Regering op dit moment ongetwijfeld met veel scherpte en kracht voert. Ik wil u aanmoedigen om de bevolkingsgroei in Brussel volop in die discussie op te nemen. We hebben nood aan investeringen. Dat moet in samenspraak met de andere overheden gebeuren en iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Maar ik reken op u om ervoor te zorgen dat tijdens de discussies over de begroting, die we hier volgende week en de weken daarop zullen voeren, zal blijken dat de Vlaamse Regering een echt partnerschap met Brussel wil uitbouwen, en dat daar de in het Vlaams regeerakkoord beloofde middelen tegenover staan. In dat geval zullen we op een leuke manier kunnen samenwerken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, ik kijk natuurlijk ook naar de begrotingsdiscussie om hier dieper op in te gaan. Voorlopig zie ik alvast positief nieuws. Er is de bevestiging van de groeivoet van het Stedenfonds met 3,5 procent. Toenmalig minister Homans heeft dit tijdens de vorige legislatuur beloofd, maar ik ben blij dat hier nu uitvoering aan wordt gegeven. Ik hoed me echter voor hoera-berichten over het Stedenfonds. Als ik het goed heb begrepen, zal 9 procent van die middelen naar Brussel gaan, maar als ik snel de rekensom maak, ligt 30 procent van de Brusselse bevolking ergens tussen 350.000 en 400.000 mensen. Als ik dat vergelijk met de bevolking van de andere steden die geld uit het Stedenfonds krijgen, is die 9 procent ook niet zo royaal. Ik denk aan Antwerpen of aan Gent, een stad die zelfs niet eens 350.000 inwoners heeft.
Dan is er het minder goede nieuws. De dotatie wordt voorlopig niet geïndexeerd, wat betekent dat de VGC ongeveer 800.000 euro per jaar misloopt. Het is afwachten wat het Brusseldecreet zal geven.
Ik ben natuurlijk blij dat alvast de ambitie bestaat de Brusselnorm budgettair naar minimum 5 procent te brengen. Dat is een vraagteken. The proof of the pudding is in the eating. Ik kijk uit naar een constructieve discussie om dit gedurende de hele legislatuur goed te monitoren.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het klopt dat we met betrekking tot de Brusselnorm met een tweeledige inspanning zitten. Er is de resultaatsverbintenis dat 5 procent van de gemeenschapsmiddelen naar Brussel gaat. Dat is een goede voorafname en zeker op het vlak van welzijn kan er nog worden bijgestuurd. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook de bedoeling van de Vlaamse Regering is.
We hebben ook andere cijfers, die eigenlijk boven die 5 procent liggen en bijzonder positief zijn. Er is de bevolkingsnorm van 30 procent waarnaar wij ons willen richten. Wat mij betreft, is dat eigenlijk een inspanningsverbintenis. In Brussel bestaat er geen gemeenschapskeuze. Er bestaat geen, wat wij noemen, Brusselkeuze. Er zijn inderdaad Brusselaars die de keuze maken om naar het Nederlandstalig onderwijs te gaan of naar het Franstalig onderwijs. Men kan natuurlijk niet zeggen dat 30 procent van de Brusselaars tot de Vlaamse Gemeenschap behoort. Ik had dat uiteraard heel graag gezien maar het is een inspanning die we moeten leveren om 30 procent te bereiken. We stellen vast dat we in het onderwijs rond 20 procent zitten. In het secundair bereiken we ongeveer 25 procent van de kinderen. Het is een inspanning die we in de toekomst nog meer zullen moeten doen.
Over de financiering hoor ik u ook terecht zeggen dat het een uitdaging is voor Vlaanderen, maar hier zijn meerdere overheden bevoegd. Vlaanderen kan de problemen die in Brussel bestaan op het vlak van onderwijs, capaciteit, welzijnsproblematiek niet alleen aan. Er moeten ook andere overheden, zoals de Franse Gemeenschap, meer investeren in Brussel. Ze moeten meer investeren op het vlak van onderwijs, capaciteit, spijbelproblematiek, welzijn, ouderenzorg enzovoort. Ik stel me dan altijd de vraag waar die andere overheden blijven.
Ik hoor collega Bex en collega Goeman zeggen dat er hier bijkomend geld moet komen en daar een indexatie moet gebeuren. Maar zijn er nu tekorten bij de VGC? Heeft de VGC ergens een structureel tekort? Ze krijgt geld van de Vlaamse Gemeenschap, zo'n 25 tot 26 miljoen euro. Ze krijgt ongeveer 30 miljoen euro van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Waar heeft de VGC eigenlijk een tekort? Ik hoop dat mevrouw Goeman of de heer Bex eens kunnen zeggen waar de VGC geld te weinig heeft om haar verplichtingen ten aanzien van de Brusselse Vlamingen te verbeteren.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank u in ieder geval voor de bijkomende opmerkingen en collega Bex voor de aanmoediging om Brussel op de kaart te blijven zetten in Vlaanderen. Ik zal dat ter harte nemen.
Ik kijk ook uit naar de discussies de komende weken. U kunt op mij rekenen als coördinerend minister om toe te blijven zien... Hoe zegt u?
Vlamingen in Brussel.
Vlamingen in Brussel: even belangrijk. Dat is een terecht punt, collega Vanlouwe.
U kunt op mij rekenen als coördinerend minister om toe te blijven zien op de verdere evolutie van de Brusselnorm en om te streven om die ook te realiseren.
De heer Bex heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, u provoceert mij, en dan moet ik reageren. U zegt dat de VGC voldoende middelen heeft. Alstublieft, durft u dat te vertellen aan de mensen die geen plek vinden in de kinderopvang? Durft u dat te vertellen aan de mensen die geen plaats vinden in de Brusselse scholen? Durft u dat te vertellen aan de mensen die geen plaats vinden in een Nederlandstalige zorginstelling? Ik val bijna van mijn stoel.
Ik heb gevraagd waar er financiële tekorten zijn.
Laat ons het debat daarover eens voeren, maar ik geef u een aantal punten waar Vlaanderen nog veel meer zijn verantwoordelijkheid zou kunnen opnemen dan vandaag en waar u, door een starre houding over Brussel, niet over wilt praten. Want als u zegt dat die 30 procent van de Brusselaars tot uw spijt niet behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, dan leeft u in een andere Brussel dan waar ik in leef.
Ik woon hier al veel langer dan u.
Als u zegt dat mensen al dan niet moeten behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, dan is dat niet de Brusselse realiteit. Mensen behoren voor een deel tot de Vlaamse Gemeenschap en voor een deel tot een andere gemeenschap, en dat is ook helemaal niet erg. Dat is nu typisch de realiteit van Brussel. Ik woon hier misschien iets minder lang dan u – we zijn allemaal migranten –, maar ik denk dat u daar echt de bal compleet misslaat en dat u niet voelt hoe Brussel echt in elkaar zit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.