Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over lokale gezinscoaches als concrete maatregel tegen armoedebestrijding
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Ik besef dat mijn vraag redelijk generiek is, maar ik vind het toch nodig om ze te stellen omdat daarover de voorbije weken heel wat verklaringen zijn afgelegd door de minister-president en door de vakminister. Ik wil dan ook vragen wat er precies wordt bedoeld met deze verklaringen.
Op 17 oktober was het de Internationale Dag voor de Uitroeiing van Armoede. Daarbij stonden een aantal armoedeorganisaties en deskundigen die met deze problematiek aan de slag zijn, stil bij het armoedebeleid dat de Vlaamse Regering de komende jaren wil voeren. De organisaties en experten bevestigden dat het regeerakkoord een aantal positieve punten bevat in verband met de bestrijding van armoede maar hadden ook bijna allemaal dezelfde opmerking, namelijk dat het regeerakkoord weinig structurele maatregelen bevat en dat er geen samenhang is. Ik hoop dat ze zich vergissen.
Het is niet omdat mensen niet kunnen genieten van bepaalde tegemoetkomingen en voordelen, en bijgevolg ook uit de officiële statistieken blijven, dat ze niet in armoede zitten. Nieuwkomers tien jaar laten wachten op een sociale woning verhoogt net de kans dat zij in armoede zullen belanden. Afgelopen weekend las ik nog een reportage in De Standaard over de huisvesting van mensen die hier asiel hebben gekregen en de problemen die ze daarmee hebben, maar ook mensen die hier al langer verblijven, hebben vaak dezelfde huisvestingsproblemen. Dat is vaak een van de indicatoren van armoede.
Mensen het recht op een sociale woning ontzeggen omdat ze niet gedurende minstens vijf jaar een lokale binding hebben opgebouwd met de gemeente waar ze op dat moment verblijven, komt de armoedebestrijding zeker niet ten goede. Het zijn net de mensen die in deze situatie zitten, die vaak gedwongen moeten verhuizen.
Ook de belofte om de energiefactuur niet te doen stijgen, hoort thuis in dit rijtje van contraproductieve maatregelen. Mensen die nu al in armoede zitten, hebben weinig aan deze maatregel. Zij blijven immers in de armoede zitten, alleen zal de schuldenput niet veel dieper worden. Een structurele maatregel om deze mensen uit de energiearmoede te halen, ontbreekt.
Om te bepalen wie in armoede zit, wil de nieuwe regeerploeg de huidige indicator voor armoede, die enkel gebaseerd is op het inkomen van mensen, vervangen door een nominale armoede-indicator die ook rekening zal houden met de extra voordelen die mensen krijgen. Met de nieuwe indicator kan deze regering zich rijk rekenen en virtueel een aantal mensen boven de Europese armoedegrens tillen, maar wat ben je met een korting op het openbaar vervoer of culturele activiteiten als de facturen niet betaald kunnen worden of de brooddozen van de kinderen leeg blijven?
Waar de vorige Vlaamse beleidsploeg het nog aandurfde om te verkondigen dat zij de kinderarmoede zou halveren – wat niet gelukt is, zoals we weten – blinkt deze regeringsploeg uit in het ontwijken van concrete doelstellingen.
Minister, welke concrete doelstellingen legt deze regering zichzelf op in verband met het bestrijden van alle vormen van armoede? Ik denk dan aan kinderarmoede, energiearmoede maar ook aan waterarmoede en woonarmoede.
Hoe zal deze regering de nominale armoede-indicator invulling geven?
Om deze nominale armoede-indicator goed uit te werken, moet ook worden samengewerkt met de verschillende lokale besturen die elk op hun eigen manier invulling geven aan armoedebestrijding. Dit is een immens werk in het kader van het opstellen van de nominale armoede-indicator. Wanneer denkt u te landen met een bruikbaar instrument? Wat is de vooropgestelde timing?
Blijft de huidige armoede-indicator in gebruik tot de nieuwe nominale armoede-indicator is uitgewerkt?
De voorgestelde maatregelen uit het regeerakkoord om armoede aan te pakken, zijn maatregelen die op zichzelf staan. Er is geen samenhang tussen de verschillende ingrepen. Ik heb begrepen dat u de armoedemaatregelen over de verschillende beleidsdomeinen zult coördineren? Klopt dat? Hoe zult u dat aanpakken?
Welke structurele maatregelen zal deze regering nemen om mensen effectief uit de armoede te halen?
Zult u een armoedetoets toepassen op alle relevante beleidsbeslissingen? Dat lijkt me een rol te zijn voor iemand die de armoede coördineert.
Hebt u al overleg gehad met die actoren van het middenveld, die de bestrijding van armoede als doelstelling hebben? Zo niet, denkt u dit op korte termijn nog te doen?
Vlaanderen telt een aantal prominente armoede-experts. U kent ze ongetwijfeld. Zult u hen bij de uitwerking van het armoedebeleid betrekken?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
In het regeerakkoord wordt de gezinscoach als oplossing naar voren geschoven om in een intensieve begeleiding op maat te voorzien, aangestuurd door de lokale besturen. Zij dienen in de eerste plaats om de meest kwetsbare gezinnen te helpen die met diverse problemen kampen, maar kunnen ook helpen om te vermijden dat gezinnen in de meest erge situaties terechtkomen. Eén aanspreekpunt is uiteraard een goede keuze om de huidige versnippering tegen te gaan, maar toch heb ik daarbij nog een aantal vragen. Minister, wie dient er in te staan voor de betaling van de gezinscoaches? Hoe gaat u de lokale besturen ondersteunen om deze gezinscoaches aan de slag te laten gaan? Wat is het budget waarin hiervoor is voorzien? Zijn de gemeenten vrij om de rol van die gezinscoaches zelf in te vullen? Een stedelijke context is immers uiteraard niet dezelfde als die van een plattelandsgemeente.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor deze vraag. Deze regering stelt zich op het vlak van armoedebestrijding wel een aantal belangrijke doelstellingen. Vooreerst is het de ambitie om in te zetten op de preventie van armoede. Voorkomen is nog altijd beter dan te moeten genezen. Daarnaast willen we situaties van armoede vroeger detecteren en stellen we een aantal maatregelen in het vooruitzicht om gezinnen in armoede te ondersteunen, en dit niet enkel binnen mijn eigen beleidsdomein, maar ook binnen de verschillende beleidsdomeinen van de Vlaamse Regering. Ik zal daar bij de toelichting van de beleidsnota ook meer in detail op ingaan.
Ik heb tijdens het antwoord op de vraag van collega Anaf op 9 oktober in het Vlaams Parlement ook al een opsomming gegeven van een aantal concrete beleidsdomeinen. Het gaat over het groeipakket – uiteraard, dat zit bij mij –, met een verdubbeling van het aantal kinderen die een sociale toeslag ontvangen. We komen daar nog op terug. Het gaat ook over het jobkrediet voor werkende mensen met een laag inkomen, over de extra investeringen in sociale woningen, over automatische en proactieve rechtentoekenning, over tegemoetkomingen afhankelijk van een inkomen in plaats van een statuut, over extra capaciteit in de kinderopvang enzovoort. Op deze manier willen we de problematiek aanpakken. Op de inzet van de gezinscoaches zal ik zo meteen terugkomen.
De nominale armoede-indicator betreft een indicator die per gezinsvorm rekening houdt met een korf van goederen en diensten en het referentiebudget dat nodig is om niet in armoede te leven. We houden rekening met de ervaringen van de federale overheid op dit vlak en bouwen indien nodig en mogelijk verder op haar aanzet, om tot een specifieke Vlaamse uitwerking te komen in deze complexe oefening. Ik ga hieromtrent in overleg met experts binnen de administratie en in de academische wereld en met het middenveld.
Ik ga op korte termijn aan de slag met het uitwerken van deze indicator. Ik wens nu nog geen concrete einddatum voorop te stellen. Dat zou immers vooruitlopen op mijn engagement om met de sector hierover in overleg te treden. Het ligt wel in mijn bedoeling om deze indicator zo snel mogelijk klaar te hebben. Ik wil evenwel bekijken welk materiaal er nu al beschikbaar is en wat er eventueel nog verder kan worden onderzocht en moet worden uitgetekend. De kwaliteit en de bruikbaarheid van deze indicator zijn voor mij belangrijker dan de snelheid van het proces.
De huidige armoede-indicator blijft intussen inderdaad in gebruik. Daarenboven streven we met de nominale armoede-indicator naar een indicator die ons moet toelaten gerichter beleid te voeren en dat ook te evalueren. Dat zal de huidige armoede-indicator inderdaad niet doen verdwijnen.
De beleidsverantwoordelijkheid inzake armoede is bij uitstek een beleidsdomein dat over de hele Vlaamse Regering is uitgespreid. We kunnen armoede slechts efficiënt aanpakken als we acties ondernemen die een effect hebben op de levensdomeinen van mensen in armoede. We vertrekken daarvoor van een gemeenschappelijke visie op armoedebestrijding. Sociale ongelijkheid en armoede situeren zich immers niet op één levensdomein. Sociale ongelijkheid en armoede zijn multidimensionaal. Een lage scholingsgraad, een laag inkomen, schuldenproblematiek, werkloosheid, slechte huisvesting, energiearmoede en sociaal isolement komen vaak samen en versterken elkaar in een vicieuze armoedecirkel. Om die cirkel te doorbreken en armoede te bestrijden, moeten we als Vlaamse Regering in elk beleidsdomein maatregelen nemen die op zichzelf een impact hebben op de armoede.
We voeren een structureel, participatief beleid van ‘poverty reduction in all policies’, waarbij we inzetten op de zelfredzaamheid van mensen en de structurele oorzaken van armoede. Concreet betekent dat dat elke minister voor zijn beleidsdomein op geregelde tijdstippen expliciet moet aangeven welke specifieke armoedebestrijdingsmaatregelen hij of zij zal nemen. De concrete werkwijze zullen we in de komende periode afspreken.
Naast de financiële ondersteuning – ik heb al gesproken over het groeipakket, over jobkrediet –, zetten we als rode draad in het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid in op het versterken en meer zelfredzaam maken van mensen in armoede, zodat zij opnieuw de regie over het eigen leven in handen kunnen nemen, met ondersteuning waar en wanneer nodig.
Zonder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering op dit vlak te willen minimaliseren, moet ik hier ook wijzen op de belangrijke hefbomen inzake inkomen die zich bevinden op federaal niveau. Ik denk bijvoorbeeld aan de bepaling van het leefloon, de toekenning van de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, enzovoort. We mogen niet blind zijn voor de zeer grote impact hiervan, ook op het Vlaamse armoedecijfer.
Zoals tijdens de vorige legislatuur is het de intentie van de Vlaamse Regering om een lijst op te maken van alle beleidsmaatregelen waarop deze regering een armoedetoets zal uitvoeren. Deze lijst zal ook aan het Vlaams Parlement worden bezorgd.
Ik heb reeds overleg gehad met enkele actoren uit het veld. Met andere actoren is dit overleg in de komende weken gepland.
Het spreekt uiteraard voor zich dat ik armoede-experts zal betrekken bij de uitvoering van dat beleid. De Vlaamse Regering is in haar regeerakkoord immers het engagement aangegaan om een onderbouwd armoedebestrijdingsbeleid uit te werken. Het betrekken van deze experts en uiteraard ook van de mensen in armoede zelf, lijkt me daar van belang te zijn. Een aantal hebben we in de afgelopen maand ook al gezien.
Ik stel vast dat er vandaag al op het grondgebied van meerdere steden en gemeenten lokale gezinscoaches actief zijn. De financieringsmodellen van deze praktijken zullen we onderzoeken om te bekijken hoe deze methodiek geïmplementeerd kan worden in Vlaanderen op een budgettair haalbare manier.
Ik zal de uitrol van deze methodiek van lokale gezinscoaches faciliteren door middel van een projectoproep gericht aan de lokale besturen als regisseurs van het lokale armoedebestrijdingsbeleid. Ik zal hiervoor alvast middelen uittrekken op het armoedebestrijdingsbudget van 2020. Daarnaast zullen de lokale besturen kunnen rekenen op de ondersteuning van de administratie en van partnerorganisaties zoals de VVSG.
Ik zal een kader met een aantal essentiële functies en werkingsprincipes vooropstellen waaraan de lokale gezinscoaches die met Vlaamse middelen worden gefinancierd, moeten voldoen. Dit kader moet de gemeenten ook toelaten het concept van de lokale gezinscoaches op maat van hun specifieke lokale context te implementeren. Ik ben er immers – net zoals u, vermoed ik – van overtuigd dat theoretische modellen die geen vertaling toelaten naar de context waarbinnen ze moeten werken, in de meeste gevallen een maat voor niets zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoor hier alleszins veel meer zeggen dan in de eerste indruk die we van het regeerakkoord kregen. Op zich ben ik daar blij mee, ook met een aantal engagementen die u zegt te zullen nemen, namelijk dat u ook ervaringsdeskundigen wilt betrekken. Ik vind dat heel belangrijk: mensen die echt in de armoede gestaan hebben en die met kennis van zaken daarover kunnen spreken en dingen kunnen voorstellen. Maar ook belangrijk is dat armoede-experts betrokken worden. Ik heb immers de laatste weken in de media toch gezien dat heel wat experten heel erg kritisch zijn. Daar zijn ze natuurlijk experten voor, om kritisch te zijn, maar ik hoop dat u hen zult kunnen betrekken en dat ze mee vorm kunnen geven aan een echt armoedebeleid.
In de vorige legislatuur heb ik armoede niet opgevolgd, maar ik had sterk de indruk – ik zat wel vaak in commissievergaderingen waar dat aan bod kwam – dat de vorige coördinator van het armoedebeleid, de minister, haar rol – ik zal proberen het beleefd uit te drukken, want ze kan zich niet verdedigen – wat minder proactief opnam dan u zegt te zullen doen. Ik wil daarmee zeggen dat een coördinator akte kan nemen van beslissingen of van daden van collega’s, maar een coördinator kan ook achter de veren zitten van collega’s. Minister Beke, ik hoop dus echt dat u achter uw collega’s zult aanzitten om hen aan te zetten om armoedeplannen te maken, om te kijken op welke manier ze armoede kunnen verminderen. We weten allemaal dat wonen, energie, water elementen zijn die heel erg op armoede kunnen wegen, en wonen is dat bij uitstek. Ik hoop echt dat u op dat vlak wat vooruitgang kunt bieden.
Wat de vorige minister, althans in woorden, beter deed, is dat ze wel een ambitie heeft geuit aan het begin van de legislatuur. Ik zou u willen vragen: hebt u een ambitie om de armoede te verminderen? Met hoeveel procent wilt u dat dan doen?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid en positief antwoord. Ik geloof zeker, en ben ook blij, dat u het goed vindt dat die regierol naar de lokale besturen gaat en dat er één aanspreekpunt komt voor die gezinnen. Ik denk dat dat zeker een goede stap vooruit is.
Ik ben ook blij dat u zegt dat er aandacht zal zijn voor de lokale context. Ik denk dat we dat zeker niet uit het oog mogen verliezen, want elke gemeente of stad is toch wel anders. Ik hoop alleen dat die maatregel toch redelijk snel in werking kan gaan, opdat er toch niet te veel kostbare tijd verloren zou gaan, want er is echt wel vraag naar die ondersteuning en zeker naar dat ene aanspreekpunt.
Mijn bijkomende vraag is dus of er misschien al zicht is op de timing die daarop geplakt kan worden. Ik hoop dat dat een positief verhaal kan worden, dat we zeker ook positief zullen onthalen bij de lokale besturen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Collega Danen verwijst in de inleiding tot zijn vraag naar enkele maatregelen die deze regering neemt in het kader van de armoedebestrijding. Enkele daarvan genieten inderdaad onze steun. Ik verwijs naar de lokale binding die iemand moet hebben met de streek om een sociale woning te kunnen betrekken. Voor ons mocht het weliswaar wat meer zijn, maar goed, het is een eerste stap. Op die manier geef je voorrang aan de eigen bevolking om te kunnen genieten van een goede, conforme, sociale woning in eigen streek. Want vaak gaat armoede ook gepaard met een slechte woonsituatie.
Met uw verwijzing naar de energiefactuur legt u natuurlijk de vinger op een van de zwakke punten van deze regering. We betalen bijvoorbeeld zo’n 300 euro te veel voor de elektriciteitsfactuur aan zaken die niets met elektriciteit te maken hebben. Alle partijen die deze meerderheid vormen, beloofden voor de verkiezingen deze veel te hoge facturen aan te pakken, en ze niet meer enkel te laten stijgen. Ondertussen weten we dat dit niet zal gebeuren. Daarvoor zouden ze 1,3 à 1,4 miljard nodig hebben, die er niet is.
Maar hoe dring je de cijfers terug? In de eerste plaats natuurlijk door te zorgen dat ze niet toenemen. Er staat een olifant in de kamer, maar niemand wil die zien of benoemen. We importeren al jaren armoede uit de hele wereld, mensen die hier in de meeste gevallen om economische redenen naartoe komen en die voldoen aan alle armoede-indicatoren: woningnood, men leeft van een of andere vorm van vervangingsinkomen, er is een taalachterstand of helemaal geen kennis van onze taal en natuurlijk dan ook een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zo kunnen we nog wel even verdergaan. U somde al enkele van die indicatoren op. Als we de cijfers dus willen aanpakken en terugdringen, zullen we deze instroom moeten stoppen en dan verder de armoede grondig aanpakken.
Ik wil u dan ook vragen om deze bezorgdheid, naast die die u ook noemde en die federale bevoegdheden zijn, over te maken aan uw collega’s van alle andere partijen die bezig zijn een federale regering te vormen teneinde de armoede in dit land alvast niet meer te laten stijgen door armoede-import.
De heer Anaf heeft het woord.
Een korte repliek op twee zaken. Ten eerste zijn we ervan overtuigd dat die nominale armoede-indicator niet de grootste prioriteit mag zijn. Welke indicator er ook wordt gebruikt, dat zal het armoedeprobleem in Vlaanderen op zich niet oplossen. Dat wil niet zeggen dat het geen interessante oefening kan zijn. Deze regering zegt: ‘We voeren een armoedebeleid op basis van wat wetenschappelijk aantoonbaar werkt en hanteren hierbij de nodige vernieuwende concepten.’ Dan wil ik een oproep doen om, als je aan die nieuwe armoede-indicator werkt, dan ook effectief te luisteren naar die armoede-experten. Dat mogen geen holle woorden blijken te zijn, want als ik kijk naar een aantal maatregelen uit het verleden, bijvoorbeeld betreffende de kinderbijslag: daarvan hebben zowat alle armoede-experten gezegd dat ze de kinderarmoede amper zullen doen verbeteren. Verschillende wetenschappers hebben de voorbije maanden ook gezegd dat in dit regeerakkoord eigenlijk amper ambitie zit op het vlak van armoedebeleid. De wetenschappers zijn zeer kritisch ten aanzien van dit beleid. Ik hoop, minister, dat u hen met uw beleidsnota zult overtuigen van het tegendeel, maar ik vrees er een beetje voor. Luister dus ook effectief naar die wetenschappers.
Mijn tweede punt gaat over de gezinscoaches. Het is geen geheim dat wij daar wel een zeer grote voorstander van zijn. Er zitten ook zeer goede dingen in het regeerakkoord. Werken met gezinscoaches is, denk ik, een goede methodiek. Ik hoor u zeggen dat dit met Vlaamse middelen zal worden gefinancierd. Ik denk dat het belangrijk is om aan de lokale besturen snel duidelijkheid te geven over hoe die financiering dan juist zal gebeuren, hoeveel gezinnen zo’n coach zal kunnen begeleiden, hoeveel middelen er voor de gemeenten zullen zijn per inwoner en wat de rol wordt van de coach in de begeleiding. Ik denk dat het belangrijk is om daar snel duidelijkheid te brengen. Ik weet niet of u die nu al kunt geven, of dat dat iets voor later zal zijn.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Een beleidsdomeinoverschrijdende en inclusieve aanpak van armoede is ontzettend belangrijk, evenals een correcte meting ervan. De minister heeft het al aangehaald en het regeerakkoord liet het al uitschijnen dat dit een prioriteit is.
Zelf ben ik schepen van het OCMW en Welzijn in Bree en ik zie ook hoe complex armoedebestrijding is. Hier kunnen we gewoonweg geen simpele antwoorden op bieden. Het is dan ook een en-enverhaal: én vroegtijdige detectie, én intensieve begeleiding naar een job, naar een degelijke woning, naar sociale inclusie, naar een netwerk en zoveel meer. Daarom is het ook van belang dat de gezinscoaches worden ingezet. We zijn er ook voorstander van dat de lokale besturen hierin de regierol mogen opnemen. Er zijn vaak veel hulpverleners of maatschappelijk werkers actief bij gezinnen in armoede, die allemaal goed werk leveren, maar die vaak op hun eigen eilandjes werken. Daarom is het goed dat een gezinscoach hierin de rode draad kan zijn.
Ook de tegemoetkomingen die niet meer aan een statuut gekoppeld worden maar aan het inkomen, zorgen ervoor dat de maatregelen in de praktijk echt wel zullen werken. Ze verdienen dan ook alle kansen.
Minister, ik hoor dat u een aantal doelstellingen inzake armoedebestrijding zult opnemen. Kadert dit in een soort van actieplan, zoals het pas afgelopen Vlaams Actieplan Armoedebestrijding? Als we willen dat er op alle domeinen aandacht is voor armoede, dan is zo’n actieplan echt wel nodig.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, armoede is inderdaad een complexe problematiek. Armoede is ook niet iets dat in een cijfer te vatten is. Ik ga mij er dan ook niet aan laten vangen.
Er kunnen wel degelijk resultaten worden gehaald op het vlak van armoede als er op een goeie en fijnmazige manier aan gewerkt wordt. Het belang van de lokale besturen is hier naar voren gebracht. Dat belang is niet te onderschatten. Ik heb zelf als burgemeester met een armoedeplan gewerkt en op vier tot vijf jaar tijd is de armoede van 21,5 naar 15 procent teruggedrongen, ondanks de aanwezigheid van een asielcentrum. Je kunt er dus wel degelijk rond werken als je er wilt rond werken.
De lokale besturen hebben in de voorbije jaren autonomie gevraagd én gekregen. We komen uit een periode, vijftien jaar geleden, met SIF en SIF-plus, waarin alle middelen geoormerkt moesten worden en waarin de administratie meer bezig was met het schrijven van rapporten dan iets te doen op het terrein. Ik druk het uit met een karikatuur, maar het was wel een beetje zo. In de voorbije jaren hebben we die planlast weggelaten en de lokale besturen meer autonomie gegeven en ook meer middelen. De lokale besturen krijgen nu in de volgende vijf jaar om en bij 1 miljard euro extra. 3,5 procent groei uit het Gemeentefonds, de respobijdrage, de open ruimte: als je dat optelt, gaat het over 1 miljard euro. Dat betekent dat de lokale besturen daar ook mee aan de slag kunnen. We zullen waar we kunnen hen mee ondersteunen. Ik heb daarstraks ook al een aantal voorbeelden gegeven. Het is zo dat men daar lokaal sterk het verschil kan maken.
Over de gezinscoaches heb ik gesproken.
Wat betreft de kinderbijslag zou ik aan het lid willen vragen wat het alternatief is. Als ik de armoede-experten moet geloven, dan deugt het systeem van kinderbijslag waarbij elk kind gelijk is, niet. Ze zeggen dat dit op een andere manier ingezet moet worden. Wel, wij zijn het daar niet mee eens. Wij hebben gezegd dat kinderen wel gelijk moeten zijn. Dat was niet zo in het vroegere systeem. In het huidige systeem is dat wel zo. Als u dat systeem niet wilt en niet wilt dat iedereen 160 euro als basis krijgt, dan moet u dat ook durven zeggen.
Er zijn de sociale toeslagen en we komen later zeker nog terug op de resultaten. Die resultaten zijn er nu ook al, en veel sterker dan dat die experten bij aanvang van het systeem hadden vooropgesteld. De resultaten zijn vandaag na negen maanden al sterk zichtbaar. Als dat het geval is, moet u niet met het argument van de armoede-experten afkomen. Ik merk trouwens op dat Vlaanderen, dat dat systeem heeft geïntroduceerd, navolging heeft gekend in bijvoorbeeld Wallonië of Brussel, dat het systeem heeft gekopieerd. Ze hebben daar ook niet gedaan wat die armoede-experten hebben gezegd omdat het systeem van een kinderbijslag met een basis waarbij elk kind gelijk is een belangrijk uitgangspunt is.
Daarnaast zijn er twee belangrijke componenten die daar heel sterk op ingrijpen – wat vroeger niet het geval was –, namelijk de sociale component en de participatiecomponent. Als je kinderen kansen wilt geven, dan moet je ze zo vroeg mogelijk naar school laten gaan. Ook dat heeft te maken met armoede. Als we die participatietoeslag nu hebben die er vroeger niet was, dan is dat om daar de wortel voor te geven. Want je kunt dit doen met de stok of met de wortel. Waarschijnlijk zijn ze allebei nodig, maar met de hervormingen van de kinderbijslag hebben we ook wel degelijk die wortel voor ogen gehouden. Ik denk dat dat een goede en belangrijke hervorming is geweest op dat vlak.
Mijnheer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb gesuggereerd dat u een actieve coördinator zult zijn, die de andere collega’s achter de veren zit, zodat ze echt aandacht hebben voor armoede. Ik hoop dat dat het geval zal zijn, maar dat zal nog moeten blijken natuurlijk.
Ik heb ook begrepen dat er binnen de administratie ook aandachtsambtenaren armoede bestaan. Ik hoop dat u de eerste en de beste aandachtsminister armoede zult zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.