Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Gezinnen waar een kindje geboren wordt, kunnen een beroep doen op een vroedvrouw die aan huis komt. Maar ze kunnen ook kraamzorg aanvragen. Kraamzorg helpt gezinnen te wennen aan de nieuwe situatie door hulp te bieden bij de zorg voor de pasgeborene, of door lichte huishoudelijke taken over te nemen.
In zijn antwoord op mijn vraag om uitleg van 8 maart 2016 stelde de toenmalige minister dat, sinds het bekendmaken van de ambitie van de federale minister om het ziekenhuisverblijf na een bevalling te verkorten, er een toename van aanvragen voor kraamzorg binnen de gezinszorg en aanvullende thuiszorg merkbaar was. Ook uit de antwoorden op mijn schriftelijke vragen naar cijfers in verband met kraamzorg blijkt dat er jaar na jaar een stijging is in het aantal dossiers gezinszorg waarin zorg werd geboden aan een gezin met een pasgeboren kind.
Terwijl in 2013 op een heel jaar in zo’n 9700 dossiers kraamzorg werd verleend, ging het in 2018 over bijna 15.500. Dat is een stijging van maar liefst 58,8 procent. Kraamzorg wint dus enorm aan populariteit, en dat is goed. Maar wat ook opvalt, zijn de grote regionale verschillen. Ik zette het aantal dossiers kraamzorg voor 2018 per provincie af tegenover het aantal geboorten in diezelfde provincie. Dan blijkt dat in de provincie West-Vlaanderen in 2018 bijvoorbeeld een op drie gezinnen waarin een kindje werd geboren een beroep deed op kraamzorg. In de provincie Antwerpen deed slechts iets meer dan 15 procent of een op zeven hier een beroep op. In Oost-Vlaanderen ging het om 26,44 procent, in Limburg om 23,24 procent en in Vlaams Brabant om 21,50 procent.
Het is goed dat meer en meer jonge gezinnen de weg naar kraamzorg vinden. Door een goede afstemming en opvolging van de zorg in de kraamkliniek en thuis, geven we moeders en baby’s meer kansen op een goede start. Ongeveer 10 procent van de jonge moeders krijgt na de bevalling in meer of minder mate postpartumproblemen. Zeker in dergelijke gevallen is een goede opvolging van zowel moeder als kind van groot belang. We hebben daar in de vorige legislatuur ook twee resoluties over goedgekeurd.
Gezien de grote regionale verschillen, lijkt het ook aangewezen om na te gaan wat de mogelijke oorzaken hiervoor kunnen zijn. Zodra daar zicht op is, kunnen inspanningen worden gedaan om gezinnen te bereiken die er mogelijk nood aan hebben, maar die nu niet worden bereikt.
Minister, hoe verklaart u de sterke stijging in het aantal dossiers kraamzorg? Hoe verklaart u de regionale verschillen in het aantal dossiers kraamzorg? Acht u het nodig dat er verder wordt onderzocht wat de oorzaken kunnen zijn van de regionale verschillen, en zult u daartoe een initiatief nemen?
Hebt u meer informatie over de gezinnen die kraamzorg aanvragen? Ik denk dan aan het aantal kinderen, de sociaal-economische situatie enzovoort. Zijn daarin trends merkbaar? Welke conclusies trekt de minister daaruit? Acht u het nodig dat er verder wordt onderzocht welke gezinnen kraamzorg bereikt? Zal u daartoe initiatief nemen? Wordt er extra ingezet op het beter bekendmaken van kraamzorg bij meer kwetsbare gezinnen, en op welke manier gebeurt dit dan?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de sterke stijging van het aantal dossiers kraamzorg is vooral te verklaren door het feit dat verschillende diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg zich daarop de voorbije jaren meer en meer zijn gaan profileren. Meer en meer diensten maken veel promotie rond hun aanbod kraamzorg: via een aparte pagina op hun website, flyers enzovoort lichten de diensten deze vorm van gezinszorg er apart uit, en zorgen ze voor een gerichte en ruime bekendmaking.
De stijging kan ook deels te verklaren zijn door het verkorten van de ligduur in de ziekenhuizen na de bevalling. De sterke stijging van het aantal dossiers kraamzorg vond echter al plaats in de periode 2013-2016, terwijl de eerste zes pilootprojecten rond die verkorte ligduur pas in juli 2016 werden opgestart. De verdere uitrol naar heel Vlaanderen werd pas later doorgevoerd.
Het aanbod van kraamzorg was dus al sterk gegroeid bij de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg vooraleer de federale overheid begon met haar initiatieven voor het verkorten van de ziekenhuisopname na een bevalling.
Een mogelijke verklaring voor die regionale verschillen is dat een aantal grotere diensten die in een bepaalde provincie een ruim aanbod hebben zich – veel sterker dan de andere diensten – profileren in de kraamzorg.
Wanneer het aandeel kraamzorg per dienst bekeken wordt, valt het op dat er in Limburg, Vlaams-Brabant, West- en Oost-Vlaanderen telkens één of twee grote diensten actief zijn die veel kraamzorg aanbieden. Bij die diensten ligt het aandeel van dossiers kraamzorg dan ook veel hoger dan bij alle andere diensten. In de provincie Antwerpen is er geen grote dienst actief die zich sterk profileert op kraamzorg, wat zich vertaalt in een lager aandeel dossiers kraamzorg dan in de andere provincies.
Ik beschik niet over bijkomende informatie over de gezinnen die kraamzorg aanvragen. Om privacyredenen heeft de overheid geen toegang tot dergelijke persoonsgegevens over de gebruikers die een beroep doen op een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg.
Ik zal laten onderzoeken welke maatregelen nuttig zijn en op welke manier kraamzorg bij die prioritaire doelgroep beter bekend kan worden gemaakt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Kraamzorg kan een goede ondersteuning zijn in gezinnen waar pas een baby geboren is. Dat beseffen we allemaal en dat hebben we ook onderschreven in een resolutie die we daarover in de vorige legislatuur hebben goedgekeurd. Dan is het natuurlijk belangrijk dat gezinnen, en zeker gezinnen die het nodig hebben, kwetsbare gezinnen, daar ook een beroep op kunnen doen. Ik denk dan aan Huizen van het Kind of aan iedereen die betrokken is in het traject voor een geboorte: artsen, vroedvrouwen en dergelijke. Zij kunnen ook zorgen voor de bekendmaking. Ik begrijp dat u zegt dat er diensten zijn die zich daar meer op profileren en daar meer publiciteit aan geven.
Ik denk ook wel dat er heel wat mond-tot-mondreclame is. Mensen in dezelfde leeftijdscategorie die in de vrienden- of familiekring een baby zien geboren worden, vragen dat dan ook aan. Eigenlijk zou het niet van een dienst afhankelijk mogen zijn of het aanbod de gezinnen al dan niet bereikt. Voor mij is het belangrijkste dat zeker de kwetsbaarste gezinnen – waarvan we misschien denken dat zich mogelijk een aantal problemen zouden kunnen voordoen, of die toch echt ondersteuning nodig hebben – bereikt worden. Ik begrijp dat het niet zo gemakkelijk is om daar een eenduidig beleid rond te voeren, maar uw antwoord toont toch wel aan dat daar nood aan is. Ik zou u dus echt willen vragen om verder werk te maken van het onderzoek, om te achterhalen welke maatregelen nodig zijn om prioritair de kwetsbaarste gezinnen te bereiken met kraamzorg.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, u zegt dat het vooral komt door de profilering van bepaalde diensten. Wat mij vooral zinvol lijkt, is dat we als standaardvraag moeten implementeren dat zwangere vrouwen vaak meerdere consultaties hebben bij vroedvrouw of gynaecoloog en dan ook bij de bevalling zelf. We moeten voor en na de bevalling de mensen daarvan minstens op de hoogte brengen en de nodige informatie geven. Zo kunnen we ervoor zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op kraamzorg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.