Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, een gezinshuis is een nieuwe vorm van jeugdhulpverlening die in het jeugdhulplandschap een plaats krijgt tussen de pleegzorg en de residentiële jeugdhulp. We hebben daarover in de vorige legislatuur een conceptnota geschreven. Het is een nieuwe vorm van opvang in een gewoon huis voor kwetsbare kinderen. Die opvang wordt georganiseerd in een gezinssetting. Vorige legislatuur hebben we daarover een aantal keren van gedachten gewisseld. Er werd daarover een voorstel van resolutie goedgekeurd op 13 maart 2019. Dat gebeurde met unanimiteit in de plenaire vergadering. In het regeerakkoord staat een passage over gezinshuizen, die ik nu niet zal voorlezen.
Op 20 juli 2018 kwam er een ministerieel besluit over een projectsubsidie voor SOS Kinderdorpen, dat daarrond een pilootproject opstartte: het Simbahuis in Liedekerke. Dat project is een samenwerking met het agentschap Jongerenwelzijn. Het startte op 1 januari 2019 en duurt een jaar.
Minister, het pilootproject Simbahuis is bijna een jaar oud, dus dient de evaluatie zich aan. U kunt de vragen al raden. Wanneer zal die evaluatie plaatsvinden? Wie gaat ze doen en wanneer mogen we hiervan de resultaten verwachten? Heeft er een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden? Kunt u ons hiervan een terugkoppeling en eventueel ook al aanbevelingen geven?
Tijdens de hoorzittingen in de commissie bleek dat er nog een aantal zaken onduidelijk waren. Deze zijn ook opgenomen in de resolutie. Ze moesten onderzocht worden om een aantal oplossingspistes aan te reiken, bijvoorbeeld over de afbakening van de doelgroep, de indicatiestelling, welke vereisten we aan gezinshuisouders zouden vragen, hoe we de matchingprocedure het beste konden opzetten tussen kinderen die in aanmerking komen en gezinshuisouders. Minister, hoe zit het met dat onderzoek? Is het klaar? Zijn de resultaten ervan beschikbaar? Hoe houdt u er rekening mee in uw beleid?
Een heel grote hinderpaal in het opzetten van die gezinshuizen is het feit dat met de federale minister van Werk, u niet onbekend, het arbeidsstatuut van de gezinshuisouder moest worden bekeken. Ik ben heel benieuwd om te weten wat daar de stand van zaken is.
De reden waarom ik u dit vraag, minister, is dat in het voorstel van resolutie werd gevraagd om aan het Vlaams Parlement tegen 1 juli 2019 een aantal resultaten voor te leggen. Die zijn voor zover ik weet nog niet binnengekomen. Waarom niet? Kunt u ze vandaag wel onthullen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het project SOS Kinderdorpen betreft het organiseren van innovatieve opvang voor jonge kinderen en is op 1 september 2018 van start gegaan. Het project wordt opgevolgd door een stuurgroep… (Opmerkingen van Lorin Parys)
U hoort dat woord niet graag, hé?
Wie is de verantwoordelijke?
Die groep bestaat uit een initiatiefnemer, de administratie, academici en vertegenwoordigers van de private jeugdhulp met een bijzondere expertise in de begeleiding en de opvang van jonge kinderen, zoals de pleegzorg en het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (ckg). Deze groep volgt de voortgang van het project op en zal ook instaan voor het eerste evaluatierapport, dat tegen april 2020 wordt verwacht.
Op die groep hebben we ook de Nederlandse ervaringen ingebracht. Daar wordt al langer met het concept van gezinshuizen gewerkt. Ook wat het instrumentarium voor de werving en selectie van ouders betreft, kunnen we een beroep doen op de Nederlandse expertise.
Het project kent twee fasen. In de eerste fase vonden de voorbereidende acties plaats, zoals het onderzoeken van een goed profiel van en juridisch statuut voor de gezinshuishoudens; de werving, de vorming en training van de ouders; de screening en de werving van ondersteunende begeleiding en het opzetten van de nodige samenwerkingsverbanden. Deze fase liep door tot het voorjaar 2019.
Relevant is dat uit de analyse van het statuut van de gezinsouder blijkt dat een werknemersstatuut in de huidige context niet evident is, rekening houdend met de Belgisch wetgeving en de Europese werktijdenregeling. Daarom werd geopteerd voor een zelfstandigenstatuut, waarvoor een ruling bij de federale rulingscommissie werd verkregen. Rekening houdend met de selectieprocedure en de voorbereidingstijd konden in april 2019 de eerste kinderen aan een gezinshuisouder worden toevertrouwd.
Momenteel is er één gezinshuisouderpaar actief, aan wie vier kinderen werden toevertrouwd. Uit contacten met de initiatiefnemers blijkt dat dit goed verloopt. Er zitten ook nog drie kandidaat-gezinnen in de voorbereidingsfase.
Het concept van SOS Kinderdorpen vertrekt van een duidelijk profiel van kinderen. Het gaat over situaties van jonge kinderen van wie de problematiek een professionele omkadering vereist die de pleegzorg niet kan bieden, maar van wie toch ingeschat wordt dat ze op termijn terug naar huis georiënteerd kunnen worden.
In een volgende fase is het de bedoeling om het concept te verruimen naar oudere kinderen en langdurige trajecten. Ook hier zullen we ons kunnen inspireren op de Nederlandse praktijk. Daar worden al veel adolescenten in de gezinshuizen geplaatst.
We merken op dat er op het terrein verschillende initiatieven genomen worden die gelijkenissen vertonen met de gezinshuizen. Zo staat er een project op stapel waar er via een intensievere samenwerking tussen de pleegzorg en het ckg een omkadering en professionele ondersteuning geboden wordt. Dat moet een pleeggezin in staat stellen om ook met bijzonder complexe situaties een positief traject af te leggen. We verwachten van de stuurgroep dat ook deze initiatieven in de evaluatie worden meegenomen.
Binnen de huidige context is een werknemers- of bediendestatuut niet evident en het statuut van thuiswerken is ook niet waterdicht. Een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) met een specifiek statuut voor professionele zorgouders zou eventueel een oplossing kunnen bieden. Ook met betrekking tot de Europese werktijdenrichtlijn doet er zich een probleem voor. Die richtlijn bevat restricties inzake de werktijd, zoals de maximale arbeidsduur van acht uur per dag en de compensaties voor avond-, nacht- en weekendprestaties. Die zijn moeilijk verenigbaar met het gezinshuisouderschap. Daarom werd binnen het project gekozen voor een zelfstandigenstatuut, al dan niet in bijberoep.
We merken dat ook in Nederland meer en meer met zelfstandigen wordt gewerkt. Er wordt met de zelfstandige gezinsouders een dienstenovereenkomst gesloten die bepalingen bevat rond onder meer de kwaliteit, de samenwerking, de sturing, de intervisie en rond praktische afspraken en modaliteiten. Dit zelfstandigenstatuut is momenteel en binnen de contouren van het project sluitend door de ruling.
We verwachten op korte termijn een advies over de wijze waarop het concept van gezinsouders structureel en over heel Vlaanderen kan wordt uitgerold.
Zoals daarnet geschetst, voerde het project eerst op zorgzame wijze het voorbereidende traject uit. De effectieve praktijk van plaatsingen in de gezinshuizen is pas in het voorjaar gestart. We geven er dan ook de voorkeur aan om deze praktijk verder te ontwikkelen en in het voorjaar van volgend jaar hier een onderbouwde evaluatie voor te leggen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, eerst en vooral, ik vind het heel positief dat vandaag één ouderpaar vier kinderen begeleidt en dat er nog drie in de pijplijn zitten, als ik dat zo oneerbiedig mag uitdrukken. Het Simbaproject heeft een projectsubsidie gekregen. Dat loopt af op het einde van het jaar. Wat gebeurt er dan met die drie ouders die nu in het traject zitten om gezinshuisouder te worden?
Ik wil ook gewoon zeggen dat ik het bijzonder positief vind dat er een pleegzorginitiatief samen met het ckg wordt opgezet. Ik geloof immers echt wel dat, als je pleegouders voldoende ondersteunt, als zij weten dat ze in een moeilijke situatie of een crisissituatie een beroep kunnen doen op dienstverlening waarvan ze zeker zijn, zoals in een afsprakenkader met het ckg, je dan heel veel extra mensen zult motiveren om extra kwetsbare kinderen op te vangen. Dat wil ik dus heel graag ondersteunen.
Een andere vraag gaat over die ruling. Ik ben niet zo vertrouwd met het aspect ruling als het gaat over arbeidssituaties. Heb ik het goed begrepen dat de huidige ruling voor de gezinshuisouders van Simba en SOS Kinderdorpen geldt, maar dat die ruling binnenkort wordt uitgebreid, zodat iedereen die op zelfstandige basis gezinshuisouder wil worden, zich op die ruling zou kunnen beroepen?
Ik heb gehoord dat u in het voorjaar van 2020 met een rapport zult komen dat alles omvat dat in de resolutie staat. Ik vind het natuurlijk wel heel jammer dat, als het parlement vraagt dat op 1 juli daadwerkelijk in te schrijven, waarover er ook een consensus was in de plenaire vergadering bij alle partijen, dit parlement eigenlijk pas driekwart jaar later de gegevens krijgt. Dat zou ik in de toekomst graag willen vermijden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Parys heeft in de vorige legislatuur inderdaad het initiatief genomen om een conceptnota over die gezinshuizen in te dienen. We hebben daarover hier dan een heel interessante hoorzitting over gehad. Ik denk dat iedereen wel veel heil zag, een grote meerwaarde zag in het concept op zich, waarbij men kleinschalig die zorg op zich neemt voor kinderen en jongeren die niet thuis kunnen opgroeien en toch niet dadelijk voor pleegzorg in aanmerking komen. We hoorden toen echter toch ook wel dat er heel wat drempels zijn. Ik denk dat we allemaal heel positief stonden en staan tegenover het pilootproject van SOS Kinderdorpen. We hebben daar dan ook een uitvoerig voorstel van resolutie over goedgekeurd. Minister, als ik nu echter uw toelichting hoor, dan begrijp ik toch wel dat in de opstartfase natuurlijk nog wel een aantal vragen zijn gerezen en dat daar toch wel op een heel zorgzame manier mee moest worden omgegaan, inzake screening, matching, begeleiding van die gezinnen en dergelijke meer, om echt alle kansen te geven om er een succesverhaal van te maken. Dat heeft er dan inderdaad wellicht toe geleid dat die timing niet kon worden gehaald, maar voor mij zijn het verankeren met het oog op de toekomst en een goede evaluatie kunnen maken van een goed pilootproject belangrijker dan die strikte timing van 1 juli, die, gezien de verkiezingen en de onderhandelingen, natuurlijk sowieso al moeilijk lag, denk ik.
In het regeerakkoord hebben we daar inderdaad verder in voorzien. Het is ook goed dat er een aantal parallelle trajecten worden uitgewerkt, waaruit we kunnen leren. Ik denk dat die allemaal aansluiten bij een resolutie die we in dit parlement op het einde van de vorige legislatuur hebben goedgekeurd, om te proberen kinderen kleinschaliger op te vangen als ze residentieel moeten worden opgevangen. We voelen natuurlijk allemaal dat er nu nood is aan een verlenging van dit project, want het kan natuurlijk niet zijn dat je dit nu zou stopzetten. Dit moet voortgaan als pilootproject, en de gezinnen die daarmee bezig zijn en de jongeren die worden opgevangen, moeten natuurlijk ook zekerheid hebben. Daarom sluit ik me aan bij de vraag van collega Parys: op welke manier wordt die continuïteit gegarandeerd, minstens voor een zekere periode na de evaluatie, waarna er hopelijk structureel kan worden verankerd?
Minister Beke heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende vragen. Ter informatie, collega Parys, de voorzitter van de stuurgroep is het afdelingshoofd Voorzieningen van de administratie. Zo weet u dat ook.
Dat het project vertraging opgelopen heeft, heeft te maken met één belangrijke reden, namelijk dat er eerst een ruling afgesproken moest worden. Het heeft nogal wat tijd met zich meegebracht voor er daarover duidelijkheid was. Daardoor is er die vertraging, er is geen onwil of andere reden. Eerst moest dat uitgeklaard worden, dat heeft tijd gekost, en toen dat duidelijk was, is het geheel uitgerold.
Wat Simba betreft, lopen die subsidies eind 2019 inderdaad af. We bekijken het op dit ogenblik om die middelen ook voort te zetten.
De vraag over de ruling is interessant. Ik kan daar nu niet op antwoorden, maar we vragen dat eens op.
De heer Parys heeft het woord.
Ik denk dat het goed is dat we ervoor zorgen dat die drie kandidaat-ouders voor het Simba-project ook kunnen starten, dat die subsidie voortgezet zou worden, ook al is de evaluatie nog niet afgerond.
Wat de ruling betreft, zou ik voorstellen dat u het antwoord aan de secretaris laat weten, en dan wordt dat doorgestuurd aan alle commissieleden. Het zou mij zeer interesseren.
En dan is er het feit dat er in het Simba-huis met een goede screening van die gezinshuisouders gewerkt is. Het is interessant om in het evaluatierapport daar de nodige aandacht aan te besteden, om te kijken op welke manier ze dat gedaan hebben, wat we eruit kunnen leren en hoe we ervoor kunnen zorgen dat, zelfs op zelfstandige basis, die gezinshuisouders steeds ingebed worden in een organisatie die pedagogische en agogische ondersteuning geeft, zodat we geen vrije atomen hebben die aan gezinshuisouderschap beginnen te doen.
Het antwoord op de vraag over de ruling zal via de secretaris bezorgd worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.