Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Iedereen heeft natuurlijk het nieuws in Nederland gevolgd. Er is daar veel te doen naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State, die de PAS-regeling in Nederland heeft vernietigd. Hierdoor zijn heel wat bouwprojecten onvergunbaar geworden en we hebben allemaal de beelden gezien van de landbouwers en de bouwvakkers die naar Den Haag trekken om te protesteren.
Dit doet me denken aan de vraag hoe het in Vlaanderen zit. Ook Vlaanderen heeft een hoge stikstofdepositie, hoger nog dan in Nederland. Ook wij hebben een voorlopige PAS-regeling uitgewerkt met de bedoeling de stikstofdepositie in onze speciale beschermingszones terug te dringen en ervoor te zorgen dat we onze natuurdoelen kunnen halen zonder de economische ontwikkelingen te hypothekeren.
Zoals ik al heb vermeld, is de stikstofdepositie in Vlaanderen zeker niet lager dan in Nederland. In de tekst van mijn vraag om uitleg verwijs ik naar de cijfers voor 2016, maar ik heb gisteren gemerkt dat de cijfers voor 2017 beschikbaar zijn. Die cijfers zijn nog slechter. In 2017 viel in Vlaanderen 24,6 kilogram stikstof per hectare neer. In Nederland was dat 22,4 kilogram. De toestand is 6 procent slechter geworden. Van de totale hoeveelheid reactieve stikstof die jaarlijks neerslaat in Vlaanderen, komt 48 procent vanuit het buitenland aanwaaien, maar 52 procent wordt door binnenlandse bronnen geproduceerd. Landbouw en verkeer zijn goed voor de hoofdmoot van de emissies.
Stikstof oefent een vermestende en verzurende werking uit en heeft een nefaste invloed op onze biodiversiteit. Ook voor onze gezondheid is een te grote hoeveelheid stikstof niet goed.
Als we naar de natuur kijken, dan blijkt uit de cijfers van 2016 – en die van 2017 zijn op dit vlak ook minder goed – dat er maar liefst in 82 procent van de totale oppervlakte Vlaamse natuur een overschrijding is. Dat is toch wel heel erg. Dat is beter dan in 1990, maar dat is absoluut nog niet de toestand waar we naartoe moeten evolueren. En we hebben slechtere resultaten dan vorig jaar.
In Vlaanderen is er een voorlopige PAS-regeling uitgewerkt die gebruikt wordt om individueel vergunningen en hervergunningen te evalueren. Er werd een plan- milieueffectrapport (plan-MER) voorbereid om de voorlopige regeling te evalueren en aan te passen.
De Vlaamse PAS-regeling werkt in tegenstelling tot de Nederlandse met drempelwaarden. Ontwikkelingen die leiden tot een bijkomende betekenisvolle stijging van stikstof in Natura 2000-gebieden krijgen geen vergunningen. De Vlaamse voorlopige PAS-regeling heeft vooral impact op landbouwbedrijven die heel dicht bij deze natuurgebieden liggen en focust vooral op de doelstelling van de habitatrichtlijnen. Deze voorlopige PAS-regeling zou in 2019 worden omgezet in een definitieve PAS-regeling.
In welke fase zitten we in dit verhaal? In het regeerakkoord wordt aangegeven dat we het significantiekader en het flankerend beleid van de stikstofdepositie in de Speciale Beschermingszones (SBZ’s) zullen monitoren, maar we zien niet duidelijk wat daar precies nog zal gebeuren. We denken nochtans dat de omzetting van de voorlopige PAS-regeling naar een definitieve PAS-regeling echt belangrijk is. Ook de juridische verankering is heel belangrijk om te voorkomen dat we in dezelfde situatie als Nederland verzeilen.
Bestaat er een evaluatie van de Vlaamse voorlopige PAS-regeling? Wat zijn de conclusies?
Op dit moment is er geen juridisch vastgelegde PAS-regeling, en dat maakt dat we in een juridisch vacuüm zitten. We stellen ons vragen over de rechtszekerheid. Zult u de voorlopige PAS-regeling omzetten naar een definitieve PAS-regeling met juridische basis? Welke stappen zijn hiervoor nodig?
Nederlandse en Vlaamse juristen verwerpen het werken met drempelwaarden. Die methodiek passen we in Vlaanderen toe. Welk standpunt neemt u in ten aanzien van de wettigheid van het werken met drempels? Zullen we met het behoud van de Vlaamse aanpak met drempels rechtszekerheid kunnen garanderen?
Wat is de stand van zaken van het plan-MER voor de Vlaamse PAS in wording? Hoe zal men in Vlaanderen kunnen garanderen dat de natuur hersteld wordt voordat er nieuwe ontwikkelingsruimte wordt uitgedeeld?
Bent u van plan om de reductiedoelstellingen voor de belangrijkste bronnen, landbouw en verkeer, concreet te maken?
Minister Demir heeft het woord.
Dit is een zeer interessante vraag. Ik zal proberen om er zo correct mogelijk op te antwoorden, en dat op basis van de gegevens waarover ik al beschik.
Momenteel wordt er een plan-MER opgemaakt voor een definitieve PAS-regeling. De evaluatie van de voorlopige PAS-regeling is daar een onderdeel van. Conclusies zijn nog niet voorhanden.
Het definitieve PAS-programma zal rekening houden met de bevindingen uit het plan-MER, inclusief de passende beoordeling in het arrest van het Europees Hof van Justitie van 8 november 2018 inzake de Nederlandse PAS, en andere relevante arresten van het Hof van Justitie inzake de Habitatrichtlijn. Na het openbaar onderzoek van het plan-MER en het PAS-programma zal het PAS-programma definitief worden vastgesteld.
U verwijst naar de Nederlandse en Vlaamse juristen. Die verwerpen het werken met drempelwaarden. U vraagt naar hun standpunt. Ik wil wijzen op twee belangrijke verschilpunten tussen de vernietigde Nederlandse PAS en de aanpak in Vlaanderen. Je kunt het een niet zomaar met het ander vergelijken. In Vlaanderen is het niet gepland dat men zoals in Nederland het geval was voor de vergunningverlening van individuele projecten, terugvalt op de passende beoordeling van het PAS-programma, en dat er op individueel niveau in sommige gevallen geen passende beoordeling meer nodig is. In Nederland werd een drempel van 1 mol stikstof per hectare gehanteerd om projecten vrij te stellen van vergunningsplicht voor wat stikstofimpact betreft.
De drempels die in de Vlaamse significatiekaders worden gehanteerd, hebben niet tot doel projecten die onder een drempel vallen, uit te sluiten van de vergunningsplicht of van de passende beoordelingsplicht. Wel zijn ze bepalend voor de beoordeling van de significatie.
De impactbeoordeling van de stikstofdepositie – want daar gaat het eigenlijk over – gebeurt aan de hand van de kritische depositiewaarde die specifiek is voor elk habitattype. Indien die waarde wordt overschreden, wordt het bereiken van de gunstige staat van instandhouding gehypothekeerd. Het werken met impactbeoordeling op basis van kritische depositiewaarden wordt internationaal en wetenschappelijk gehanteerd als best beschikbare techniek.
Overigens is voor het bereiken van de gunstige staat van instandhouding van Europees te beschermen habitattypes en -soorten niet alleen de aanpak van overmaat aan stikstofdepositie belangrijk. Ruimtelijke condities, goed beheer, waterhuishouding en andere milieufactoren zijn eveneens van belang. In de passende beoordeling worden bijgevolg ook andere aspecten beoordeeld, niet alleen de verzuurde en/of vermestende effecten ten gevolge van stikstofdepositie.
Wat is de stand van zaken van het plan-MER voor een Vlaamse PAS in wording? Hoe zal men Vlaanderen garanderen dat de natuur wordt hersteld? In tegenstelling tot het Nederlandse PAS werkt de Vlaamse PAS niet met de concepten ontwikkelingsruimte of depositieruimte. Dat biedt de mogelijkheid om een deel van de totale depositiedaling van stikstof in te vullen met nieuwe economische activiteiten die stikstof veroorzaken. Op die manier bestaat er geen link tussen het herstellen of beheren van habitats en de vergunningverlening, wat in het Nederlandse PAS wel het geval was.
De vergunningverlening in Vlaanderen gebeurt binnen een kader waarbinnen de stikstofdepositie volgens een uitgezakt traject moet afnemen. De Vlaamse PAS voorziet in herstelbeleid met als doel de negatieve effecten van stikstofdepositie op habitats te milderen of weg te nemen. Dit herstelbeheer is al ten dele operationeel via het besluit dat de subsidiëring van het natuurbeheer regelt.
Tot slot, het PAS-programma wordt verder uitgewerkt, rekening houdend met de resultaten uit het nu nog lopende plan-MER-proces. Het moet een evenwichtige combinatie worden van brongericht beleid en herstelbeleid dat via nauwgezette monitoring kan worden bijgestuurd waar nodig. Hierbij zullen zoveel mogelijk koppelingen worden gezocht met andere gebiedsgerichte doelen op het vlak van klimaat, duurzame energie, waterkwaliteit, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit enzovoort.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik heb twee grote opmerkingen. U hebt gezegd welke stappen u zult ondernemen, maar niet wanneer. Staat dat eerstdaags op uw planning? Eigenlijk is er in alle communicatie rond de ontwikkeling van de voorlopige PAS meegegeven dat er op 1 januari 2019 een definitieve PAS zou zijn.
We zijn die datum toch wel al enige maanden voorbij. Het lijkt mij dus nodig om daar dringend werk van te maken. Zeker gelet op wat er in Nederland gebeurt, is het zeer belangrijk dat we naar een definitieve regeling gaan. Hoe concreet zijn uw plannen daarover? Ik heb nu wel een antwoord gekregen op het proces, maar niet op de timing.
Ten tweede, u geeft het verschil tussen de twee methodieken aan. Maar we moeten wel zeggen dat er in 84 procent van de gevallen een overschrijding is van de kritische depositieregeling. Onze natuur wordt ernstig bedreigd door de stand van zaken op dit moment. Ik hoor in uw antwoord eigenlijk niet echt wat u daaraan zult doen. U zult monitoren. Als u een resultaat haalt waarbij 84 procent fout is, dan is dat toch wel een zware buis.
Minister, welke concrete maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat wij onze doelstellingen halen en dat wij onze kritische drempelwaarden niet overschrijden in onze natuurgebieden? Op dit moment is dat in 84 procent van de gevallen wél zo. Het lijkt mij dus zeer belangrijk dat we daarvoor een actieplan opstellen. En ik had graag van u vernomen wat dat dan precies zal worden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u om in uw antwoord duidelijk aan te geven wat de verschillen zijn met het Nederlandse systeem.
Collega’s, het is heel duidelijk: op het vlak van stikstof staan we nog voor heel wat uitdagingen. Niemand trekt dat in twijfel. Maar ik vind het niet correct om te stellen dat het nog slechter gaat of dat we totaal geen stappen voorwaarts zetten. Ik verwijs daarvoor graag naar het jaarrapport lucht - Emissies 2000-2017 van VMM. Daaruit blijkt dat er in die periode een daling van 33 procent optrad van de ammoniakemissies door de landbouwsector. Tot 2008 daalde de NH3-uitstoot van de sector sterk en daarna bleef die een aantal jaren stabiel. We weten ook waarom. Sinds 2014 is er opnieuw een daling vast te stellen en ook in 2017 was er een daling van emissies uit stallen en mestopslag aan de orde.
Daaruit kunnen we heel duidelijk concluderen dat er wel nog inspanningen nodig zijn, maar dat de doelstellingen van 2020 en 2025 nog steeds binnen handbereik liggen.
Ik vind het dus niet correct om daar zeer dramatisch over te doen en om te zeggen dat we alles wat er tijdens de afgelopen periode is gebeurd, overboord moeten gooien en een totaal nieuwe koers moeten varen. Dat vind ik zeker ook telkens wanneer de vergelijking met Nederland gebeurt. Want, zoals de minister ook zegt, zitten we effectief met andere maatregelen, met een ander beleid. Nederland heeft zijn beleid en zijn vergunningenbeleid gevoerd op basis van algemene cijfers. In Vlaanderen hebben we er net heel bewust voor gekozen om een individuele beoordeling te doen, per bedrijf. Er is geen enkel bedrijf dat aan een beoordeling ontsnapt. Bij elke vergunning is er dus ook effectief een beoordeling.
En het is niet het feit dat er nog een stikstofprobleem is in Nederland dat werd aangeklaagd, maar wel hun beleid. En net op het vlak van dat beleid zitten we hier in Vlaanderen op een heel ander spoor.
Minister, ik ben dus blij dat u hiervan een heel duidelijk kader hebt aangegeven. Ik betreur het dat er in de communicatie heel wat mensen de Nederlandse problematiek naar Vlaanderen trekken, dat ze proberen te doen alsof het hier nog veel erger is en dat er helemaal geen positieve evoluties zouden zijn. Ik betreur dat zeer sterk.
U hebt dat kader hier heel duidelijk aangegeven. Ik hoop dat u diegenen die, waarschijnlijk vanuit bepaalde opportuniteitsredenen, die communicatie zo voeren, heel duidelijk uw standpunt meegeeft en dat u zich daartegen afzet.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Dit dossier heeft een lange voorgeschiedenis. Al jaren wordt er gewerkt. Er is zeer veel overleg geweest met alle betrokkenen in een poging dat op te lossen. We zijn gestart met ons wat te spiegelen aan Nederland. Maar we hebben hier inderdaad een andere aanpak gevolgd.
Het belangrijkste punt voor iedereen lijkt mij werkzekerheid te zijn.
De intentie van de vraag die wij stellen, is te weten wanneer er rechtszekerheid zal zijn voor de bedrijven. Mevrouw Rombouts, u verengt de discussie tot de landbouw. Wij hebben hier niet specifiek over landbouw gesproken. Landbouw is maar een deeltje van het probleem. Voor ons gaat het over een veel ruimere problematiek. (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Wij zien een even grote problematiek rond mobiliteit. Ik denk dat het belangrijk is dat we de focus op de landbouw een beetje verruimen en inzien dat dit een probleem is voor heel veel andere activiteiten als we daar geen oplossing voor vinden. Ons pleidooi is te werken aan een oplossing die juridisch standhoudt. We weten dat we in de tussenfase lang zijn blijven zitten, weliswaar onder een soort gentlemen’s agreement, waarbij iedereen wist dat we aan een oplossing moeten werken. Maar het wordt nu wel tijd dat we een sluitende oplossing vinden die juridisch standhoudt op alle niveaus en die rechtszekerheid biedt voor alle initiatieven die zullen worden genomen. Dan gaat het niet alleen over landbouw maar ook voor een belangrijk deel over andere initiatieven rond mobiliteit en dergelijke meer.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Gewoon ter verduidelijking: aangezien het over PAS gaat en de PAS-beoordeling effectief toepassing heeft op de landbouw, heb ik gereageerd op dit verhaal en op de problematiek van Nederland die u hierbij betrekt. Dat het ruimer is, daar ben ik het volledig mee eens. (Opmerkingen van Chris Steenwegen)
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil niet vooruitlopen op de feiten. Ik ga het proces van het plan-MER afwachten, als u mij dat niet kwalijk neemt. Ik hoop qua timing in de loop van 2020 naar een definitieve PAS te kunnen gaan. Straks hebben we nog vragen over het luchtbeleidsplan, waarin een hele reeks maatregelen zijn opgenomen die twee weken geleden door de regering zijn goedgekeurd. Daar komen we straks op terug. Maar ik kan niet vooruitlopen op dat proces. Ik wil dat afwachten om vervolgens een definitieve PAS goed te keuren die voor iedereen zal gelden.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik wil ook nog eens benadrukken dat we hier de landbouw niet willen viseren. Voor ons is het, naast de rechtszekerheid, zeer belangrijk hoe we tot de toestand zullen komen waarbij we onze kritische overschrijdingsdrempels niet meer bereiken voor de verschillende soorten natuur. We zitten nu in 84 procent van de totale oppervlakte Vlaamse natuur met een overschrijding. Vorig jaar was dat 82 procent. Dat is dus minder goed, voor alle duidelijkheid. Heel vroeger, in 1990, was het nog slechter. Dat klopt. Maar onze vooruitgang gaat opnieuw achteruit. We moeten daar echt werk van maken. Ik wil echt graag voorstellen horen hoe we dat gaan bereiken. Dat heb ik vandaag jammer genoeg nog niet gehoord.
Ik geef u natuurlijk wel alle krediet om de PAS-regeling te evalueren, de plan-MER op te maken en deze discussie nog verder te voeren, maar ik zou toch ook echt graag heel duidelijke, heel concrete oplossingen en voorstellen willen horen om te zorgen dat we niet naar 84 procent, niet naar 83 procent maar naar veel minder overschrijding gaan en dat dat de uitzondering wordt in plaats van de regel. Anders gaat de toestand van onze natuur er niet op vooruit en blijft het dweilen met de kraan open. Dat is een oproep om heel concrete maatregelen te treffen zodat we onze mooie natuur kunnen behouden en verder ontwikkelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.