Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Op donderdag 24 oktober hebben ouders van uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen een petitie met driehonderd handtekeningen overhandigd aan de Vlaamse Kinderrechtencommissaris. Dit omdat ze vinden dat die uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen geen passend onderwijs krijgen. Ze stellen dat deze uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen onderwijsnoden hebben die ver afwijken van wat ons standaard onderwijs biedt.
In het regeerakkoord staat dat excellent onderwijs de belangrijkste hefboom is om elk talent te ontwikkelen en om er als samenleving collectief op vooruit te gaan. Verder staat er ook in het regeerakkoord dat de regelgeving zal worden aangepast zodat deze uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen ook gebruik kunnen maken van hulpmiddelen om het lesaanbod op hun specifieke behoeften af te stemmen.
Hebt u plannen om de minimumleeftijden voor de verschillende onderwijsniveaus af te schaffen? Welke maatregelen zullen er concreet genomen worden om deze leerlingen onderwijs op maat te bieden? Hoe staat u tegenover de oprichting van scholen voor hoogbegaafden? Voorziet u stimulerende maatregelen om de oprichting van zulke scholen makkelijker te maken? Welke andere initiatieven neemt u?
Minister Weyts heeft het woord.
Als minister van onderwijs vind ik het belangrijk dat ook hoogbegaafde en uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen voldoende uitgedaagd worden en dat ze hun plaats vinden in ons onderwijsveld. De huidige regelgeving biedt al wel wat mogelijkheden. Zowel in het basisonderwijs als in het secundair onderwijs laat de regelgeving heel wat flexibiliteit toe in het leertraject. De basisscholen zijn ook niet meer verplicht om met leerjaren te werken. Ze hebben hier de maximale vrijheid om alle vormen van differentiatie uit te werken.
Ik bekijk welke andere maatregelen, conform het regeerakkoord, genomen kunnen worden die noodzakelijk zijn om te kunnen inspelen op de behoefte van die doelgroep. Ik heb daarvoor in de onderwijsbegroting 500.000 euro aan recurrente middelen op jaarbasis ingeschreven. Daardoor kunnen we effectief op het terrein proberen om iets extra’s te betekenen zodat de positie van die hoogbegaafde leerlingen kan worden verbeterd. Dit budget kan bijvoorbeeld gaan naar materiaalontwikkeling om leerkrachten te ondersteunen en te stimuleren in het begeleiden van hoogbegaafde en uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen.
Er bestaat vandaag al een handelingsgericht diagnostisch protocol voor cognitief sterk functionerende leerlingen, dat de scholen samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) kunnen opstellen. Ik zal ervoor zorgen dat dit voldoende verspreid wordt en maximaal wordt toegepast. Dat protocol laat toe dat leraren en begeleidende instanties, zoals het CLB, deze leerlingen snel herkennen en kunnen signaleren wanneer extra ondersteuning nodig is. Binnen het kader van het begeleidingsdecreet en een nieuw ondersteuningsmodel zullen we met die nieuwe middelen onderzoeken hoe we de ondersteuning van deze leerlingen verder kunnen intensifiëren.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Kunt u ook klaarheid scheppen of er al dan niet werk zal worden gemaakt van aparte scholen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Het is een uitdaging om leerlingen die het wat moeilijker op school hebben, te begeleiden, maar dat geldt ook voor leerlingen die extra uitdagingen nodig hebben in de klas. Dat is een boutade, maar we kunnen naar de resolutie verwijzen die in de vorige legislatuur werd goedgekeurd. Ik neem een aantal puntjes mee die ik toch wel belangrijk vind.
Het eerste gaat over kennis delen over het omgaan met kinderen die heel gemakkelijk leerstof opnemen. Dat gaat ook over kennis delen over de mensen die expert zijn in het begeleiden van die leerlingen, en er zijn op de werkvloer heel veel experten. Ik denk dat het belangrijk is dat we die mensen ook horen, hen bundelen en hun kennis delen. Ook bij de pedagogische begeleidingsdiensten en de CLB’s heeft men al heel wat informatie ter zake.
Het tweede punt is de vroegdetectie. Het is heel belangrijk dat leerlingen heel snel worden erkend als heel gemakkelijk lerenden of hoogbegaafden. Dat hoeft niet altijd met heel uitgebreide testen, maar daardoor weet de leerkracht wie er in zijn of haar klas zit.
Er is eigenlijk al heel wat mogelijk. De minister verwees er ook naar: de flexibele leerlingentrajecten die mogelijk zijn, zowel voor leerlingen die het gemakkelijker hebben als leerlingen die het moeilijk hebben op school. De autonomie van de school is daarin zeer groot. Ik zou dus zeggen dat we de school daarin zeker moeten blijven stimuleren, om breed naar de wetgeving te kijken.
Ik ben tot slot heel benieuwd naar hoe die 0,5 miljoen euro expliciet verdeeld zal worden over de scholen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Mevrouw Beckers, ik dank u heel hartelijk voor uw vraag. U zult nog wel merken dat hoogbegaafdheid ook een van mijn stokpaardjes is, omdat ik in het verleden het genoegen heb gehad om met deze kinderen te kunnen werken, waardoor zij uiteraard ook mijn hart gewonnen hebben. Zoals de voorzitter hier zit voor de planlastvermindering, zit ik hier onder andere voor de hoogbegaafden. U weze gewaarschuwd, minister, ik ga dat onderwerp niet lossen voordat er effectief maatregelen genomen zijn.
Ik wil even ingaan op de vraag die mevrouw Beckers stelde over aparte scholen. Ik weet dat er zeker geen eenvormigheid is over wat nu wel of niet het beste is, maar ik hoor wel dat daar steeds meer stemmen voor opgaan. Ik denk dat het wel belangrijk is om naar die stemmen te luisteren, niet zozeer om daar dan direct al gevolgen uit te trekken, maar wel om te kijken wat nu het beste is.
Collega Vandromme verwees terecht naar de kennis, die heel belangrijk is. De leerkrachten van nu hebben nog te weinig kennis over die hoogbegaafden. Daar loopt het eigenlijk al mis. Leerkrachten beseffen vaak niet dat er hoogbegaafde kinderen in hun klas zitten. Die kinderen gaan zich misdragen. Die vertonen soms gedragsmoeilijkheden of ze vertonen heel asociaal gedrag, soms omdat er een problematiek is, maar soms ook gewoon omdat ze zich vervelen in de klas, uitdagingen zoeken, aandacht zoeken op de verkeerde manier. Het is dus echt heel belangrijk dat we inzetten op die kennisdeling. Dat is een eerste uitdaging, minister, waar – mits misschien wat meer middelen, maar ook niet zoveel – al direct aan kan worden gewerkt.
Ik zeg dat omdat er eigenlijk al veel organisaties zijn, zoals Arkades en andere, die ons daarin kunnen ondersteunen en helpen. Zij hebben de knowhow, de middelen en de kennis. Zij kunnen partner zijn voor ons, om ervoor te zorgen dat de kennis die zij hebben, gemakkelijker gedeeld wordt en gemakkelijker binnen raakt in de school. Die kennis moet gedeeld raken onder de leerkrachten onder elkaar, maar moet ook binnenkomen in de school. Want we kunnen wel inzetten op nascholing, maar dan moeten we het natuurlijk ook organiseren, en dat kost inderdaad veel middelen. Maar als anderen het voor ons kunnen doen, kan het natuurlijk interessanter zijn. Dat kan een win-win zijn voor ons beiden.
Een tweede zaak waar we op moeten inzetten – en u hebt er zelf een beetje naar verwezen met de koppeling aan het eventuele ondersteuningsmodel – is de basiszorg die sowieso al in scholen gegeven wordt. Die moet de mogelijkheid krijgen om verder uitgewerkt te worden, voor de kinderen binnen het M-decreet, die het uiteraard ook nodig hebben, maar zeker ook voor de hoogbegaafden.
Met de basiszorg alleen gaan we er niet komen, vandaar dat we die stemmen horen om kinderen meer te groeperen en samen te zetten, omdat dan alle knowhow aanwezig kan zijn. Dan heb je natuurlijk ook leerkrachten nodig die voldoende kennis hebben om daarmee aan de slag te gaan. We moeten bekijken wat daar de beste mogelijkheden zijn, maar als we al inzetten op kennis en op de basiszorg in de school, eventueel via het ondersteuningsmodel, zoals u voorstelt, dan moet dat zeker kunnen.
U sprak over een flexibiliteit die er nu al is in het basisonderwijs en het secundair onderwijs. In het basisonderwijs kan men vrij gemakkelijk, mits enige ondersteuning, versnellen. Maar in het secundair onderwijs merken we dat dat toch nog veel moeilijker is, door de grote variatie aan vakken en vakleerkrachten die je uiteraard hebt. Flexibiliteit om te versnellen in het secundair, is niet zo evident. Soms wordt er dan wel samengewerkt met de examencommissie, maar ook daar merken we dat er meer flexibiliteit mogelijk is. Ik denk dat dat gewoon door regelgeving kan worden veranderd en dat daar niet echt veel middelen aan moeten worden gekoppeld.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik bekijk het ook nogal onbevangen, hoor. Ik denk dat het geen ideologische kwestie is. Maar voor de duidelijkheid van deze discussie: ik denk wel dat er een aantal elementen door elkaar lopen, in die zin dat de vraag in kwestie, naar de oprichting van een aparte onderwijsinrichting, zich beperkt tot de groep van de uitzonderlijk hoogbegaafden. En het woord zegt het zelf: dat is betrekkelijk uitzonderlijk. Men spreekt hier over een IQ van 145. Dat is dus een zeer kleine groep.
Dan ben ik ook vatbaar voor de ratio die we ook toepassen op de discussie rond het M-decreet: je moet altijd uitgaan van het basisbeginsel van inclusief onderwijs, maar je kunt niet elk kind op elk moment in elke klas opvangen in de gewone klas. En dus moet je soms ook voorzien in uitzonderingssituaties, op basis van een beslissing van de klassenraad. En je kunt diezelfde redenering evengoed hanteren ten aanzien van die uitzonderlijk hoogbegaafden.
Je kunt ook te consequent zijn. Het gaat hier echt over kinderen die niet zomaar kunnen worden bediend met een beetje sterk reken- en taalwerk. Je spreekt over een totaal andere groep, die je volledig anders moet benaderen.
Er is de vrijheid van onderwijs, en de vrijheid van onderwijsinrichting. Wie ben ik om dat tegen te houden? Men zal dan kunnen rekenen op de ondersteuning, net zoals men dat zal kunnen doen voor elke andere onderwijsinrichting. Maar wat de extra financiële middelen betreft: ik denk dat die zich dan in eerste instantie op dat inclusief onderwijs zullen richten, om te zorgen dat de zogenaamd normaal hoogbegaafden maximaal kunnen rekenen op het inclusie-idee ten aanzien van ons onderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil nog even tussenkomen voor het verslag. Ere wie ere toekomt: ik ben mevrouw Krekels vergeten te vermelden toen ik het had over de resolutie. Dat stond in mijn voorbereiding, maar ik was het vergeten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.