Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Ook hier weer een een-tweetje met de commissievoorzitter.
Collega’s, op 16 oktober jongstleden was het de wereldwijde ‘herstartdag van het hart’ – om het in het Nederlands te zeggen. Voor het zevende jaar op rij organiseerden de Belgische Reanimatieraad (BRC) en de Belgische Cardiologische Liga deze dag om de bevolking meer bewust te maken van een plotse hartstilstand.
Ik heb in het Waasland Shopping Center zelf aan die dag deelgenomen. Er waren eigenlijk heel vele mensen die geïnteresseerd waren om te weten hoe dat nu werkt, maar bij een groot aantal mensen bestond nog een zeer groot misbegrip rond die AED-toestellen (automatische externe defibrillator). Mensen denken dat ze dat ding eruit halen, de pads erop leggen en dan klaar zijn, omdat we in films natuurlijk niets anders zien dan mensen die neerliggen, gereanimeerd worden en twee minuten later weer spreken en verder wandelen. Maar helaas is het veel belangrijker om, één, reanimatie, zijnde hartmassage en beademing, op te starten en te blijven doen tot er gespecialiseerde medische hulp is, en, twee, te weten of het zinvol en nodig is om op dat moment effectief reanimatie toe te passen.
Dat is een belangrijke dag, zowel voor onze leerlingen als voor alle volwassenen in dit land. Want in België zijn er dertig plotse hartstilstanden per dag – dertig per dag! –, waarvan er maar drie mensen die zullen overleven. Ongeveer 80 procent van de plotse hartstilstanden gebeurt thuis of op openbare plaatsen, meestal waar iemand bij is. Met campagnes zoals deze kan men de overlevingskans van de mensen die buiten het ziekenhuis een hartstilstand vertonen, twee tot vier keer verhogen. Collega’s, dat zijn eigenlijk immense cijfers. In dit land zouden we daardoor elk jaar tot drieduizend levens kunnen redden.
We hebben in dit verband al stappen gezet in het onderwijs. Zo wordt sinds september 2019 voor het vijfde jaar op rij, in alle secundaire scholen van de Vlaamse Gemeenschap minstens twee lesuren cardiopulmonale reanimatie (CPR) gegeven aan de leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar. De Task Force CPR-AED van het Vlaams ministerie van Onderwijs zet zijn werk verder teneinde enerzijds de CPR-lessen te veralgemenen naar alle leerjaren van het secundair onderwijs en anderzijds automatische externe defibrillatoren op de buitenmuren van de scholen te plaatsen.
Collega’s, nieuwe collega’s, we moeten opletten dat we niet alles naar het onderwijs proberen te brengen. Want telkens wanneer er iets gebeurt in de maatschappij, is er in elke fractie, ook de mijne, wel iemand die zegt: ‘Dat zouden ze nu toch moeten zien in het onderwijs.’ En dan zeggen we: ‘Welja, we steken het bij in het onderwijs.’ En zo is iedereen content. Alleen is het natuurlijk wel zo dat die onderwijstijd beperkt is. Daarvan ben ik mij ten zeerste bewust. En daarom hebben we die twee lesuren daar ingevoerd.
Minister, hebt u zicht op een evaluatie wat betreft de invoering van die twee lesuren in het vijfde en zesde jaar van het secundair onderwijs? Met andere woorden, gebeuren die of gebeuren die niet? Hebt u daar enig zicht op?
Kunnen de lessen CPR en gebruik van AED – en bij uitbreiding EHBO – ook worden aangeboden in andere leerjaren in het secundair onderwijs, zonder dat dit een belasting moet zijn op het lessenrooster? Als leraar in het secundair onderwijs denk ik heel specifiek aan de lesuren tijdens de deliberaties en examens voor de schoolvakanties. Tijdens die periode is er vaak luxeverzuim. Ouders zeggen dan dat er niets meer te doen is in die school. Misschien kunnen we die momenten gebruiken om zulke zaken aan te brengen? Het is geen belasting op een lessenrooster, geen belasting op inhoud. Misschien kunnen we dat dan organiseren voor de leerlingen, eventueel met externe mensen? Is dat een mogelijkheid?
Hoe kunnen scholen worden gestimuleerd of ondersteund om AED-toestellen te plaatsen die dan ook voor de ruimere gemeenschap kunnen worden gebruikt? Een school bevindt zich meestal in een centrum. Er passeert veel volk. Leerlingen en ouders weten dat het daar hangt. Kunnen we die scholen daarin betrekken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst wat corrigeren, in het kader van een een-drietje.
U gaat ervan uit dat vanaf september 2019, of zelfs voordien al, minstens twee lesuren CPR worden gegeven aan leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar. We hebben bepaalde resultaten, maar we kunnen niet met zekerheid zeggen dat dat specifiek voor CPR overal gebeurt.
Wel is het zo dat er minimaal twee uren nodig zijn, zowel in het vijfde als in het zesde jaar. Er is enige herhaling nodig, vooral als je wilt dat de kinderen kennis, attitudes en vaardigheden worden bijgebracht die ze nodig hebben om levens te redden. Uit onderzoek blijkt dat de leerlingen die twee lesuren levensreddende handelingen met oefeningen in reanimatie en defibrillatie in het vijfde leerjaar van het secundair onderwijs en een herhaling ervan in het zesde leerjaar hebben gekregen, sneller geneigd zijn om te reageren en vooral om correct te reageren en zelf een defibrillator op te starten. Het is van belang dat leerlingen daarbij leren hoe ze een slachtoffer moeten benaderen, wat er snel moet gebeuren. Want een EHBO-opleiding is nog altijd iets anders. Dat is ook aan bod gekomen tijdens een discussie over de hervorming van de rijopleiding. We moeten daarin duidelijk zijn.
Maar het is wel belangrijk dat we met z’n allen – leerlingen of anderen – leren hoe we een slachtoffer moeten benaderen, wat er snel moet gebeuren, wat we kunnen doen, maar vooral – vooral – wat we niet moeten doen. In het kader van de rijopleiding gaat het vooral over wat je niet moet doen. Soms moet je de mate van tussenkomst beperken en bijvoorbeeld niet onmiddellijk proberen om een slachtoffer te verplaatsen. Je moet je daar soms van weerhouden.
Werken rond EHBO gebeurt natuurlijk idealiter al vanaf de kleuterklas. Het Rode Kruis Vlaanderen heeft daarvoor al een leerlijn gemaakt. Er zijn natuurlijk ook de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor CPR en EHBO, die perfect toelaten dat scholen daar al vanaf de kleuterklas tot op het einde van het secundair onderwijs aan kunnen werken. Het is echter aan de scholen zelf om te bepalen hoe ze dat doen. Het is de onderwijsinspectie die nagaat hoe de scholen daaraan werken.
De cijfers zijn een beetje gedateerd, maar in 2017 was er een bevraging van het Vlaams Instituut Gezond Leven. Die toont aan dat EHBO ruim aan bod komt in het secundair onderwijs, met een focus op het vijfde en zesde jaar. Ik geef enkele resultaten mee. 88 procent van de secundaire scholen geeft aan dat EHBO aan bod komt in het secundair onderwijs en dit vooral in het vijfde – 59 procent – en het zesde – 62 procent – jaar. In de andere jaren komt het telkens in meer dan een kwart van de scholen aan bod. In ruim negen op tien scholen komt EHBO aan bod in een of meerdere vakken. De helft van de scholen organiseert klasoverstijgende initiatieven rond EHBO. Dat zijn dus alleen maar positieve geluiden.
De lessen CPR kunnen volgens mij zeker ook aangeboden worden in andere leerjaren in het secundair onderwijs zonder dat dit een belasting moet zijn op het reguliere curriculum. Ik denk dat er bij die leerlingen wel nieuwsgierigheid genoeg is om dat op andere momenten te doen, bijvoorbeeld tijdens pauzes of andere momenten dat er geen les wordt gegeven. Ik denk dat daar wel interesse voor bestaat. Verschillende scholen doen dat ook al.
Op de website ‘EHBO in onderwijs’ worden ook tips gegeven over methodes, momenten, de wijze waarop dat in een betrekkelijk aangename sfeer georganiseerd zou kunnen worden, dus zonder extra belasting op het lessenrooster. Ook daar zijn het natuurlijk de scholen die zelf beslissen wanneer ze die lessen EHBO of CPR organiseren.
Om toe te laten dat scholen AED’s ter beschikking kunnen stellen van de ruimere gemeenschap, worden op die website concrete tips gegeven. In eerste instantie gaat het natuurlijk over de locatie. Als men overgaat tot de aankoop van een AED, moet vanzelfsprekend een locatie gekozen worden die niet alleen toegankelijk is voor mensen aan de binnenzijde van een school maar ook aan de buitenzijde. Er moet dus gekeken worden naar de beschikbaarheid voor de bredere gemeenschap. Daarnaast kan er ook op gelet worden dat er bijvoorbeeld een incentive wordt gegeven aan oproepen tot het delen van schoolsportinfrastructuur, zodat scholen gestimuleerd worden om een AED ter beschikking te stellen van meerdere gebruikers. Dat gebeurde ook bij de laatste oproep tot het delen van schoolsportinfrastructuur. Als er nog oproepen tot het delen van infrastructuur volgen, kan er overwogen worden om de aanwezigheid van AED-toestellen mee te nemen als subsidievoorwaarde. Ik zal alleszins ook aan het Agentschap voor Onderwijsinfrastructuur (AGION) en het gemeenschapsonderwijs (GO!) vragen of zij in hun richtlijnen naar de onderwijsinstellingen de aandacht voor het ter beschikking stellen van AED’s voor de ruimere gemeenschap nog kunnen meenemen als aandachtspunt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is inderdaad zo dat het, als het vanaf september 2019 is ingeschreven, moeilijk is om daar op 24 oktober 2019 al uitspraken over te doen. Maar ik ben wel blij te horen dat 88 procent van de scholen al aangeeft mee te doen. Dat wil dus eigenlijk zeggen dat we de regel invoeren voor die laatste 12 procent van de scholen, om die mee te krijgen om effectief mee te doen, zodat alle leerlingen daarin betrokken zijn.
Wat die levensreddende handelingen betreft, denk ik dat wat u zegt juist is: we moeten studenten net aanzetten om in te grijpen als er iets is. Collega’s, we hebben allemaal onlangs het nieuwsbericht gelezen over die man die in Kortrijk op het marktplein in elkaar zakte. Daar is heel veel volk gepasseerd, maar niemand heeft ingegrepen. Dat is het experiment van de sociale diffusie: als men met velen is, denkt men altijd wel dat iemand anders iets zal doen, en er gebeurt niets. Het zal uw vader, uw moeder, uw zoon, uw dochter maar zijn. Dat is al een belangrijke reflex.
Wat die AED’s betreft, minister, heeft de Commissie zorgvuldig bestuur op 11 maart 2019 een belangrijke uitspraak gedaan in verband met sponsorborden bij hartstarters aan schoolgebouwen. De vzw HeartSaver probeert met lokale sponsoring inderdaad AED’s aan scholen te hangen en te zorgen dat die onderhouden en geconnecteerd blijven. Heel veel scholen hebben dit ondertussen al gedaan. Dat is zeer interessant. Dit wordt eigenlijk gedaan met sponsorgeld. Op die manier heeft de school relatief weinig kosten, maar bereikt men wel leerlingen, ouders, leerkrachten. Ze geven daarrond ook opleidingen, dus eigenlijk is dat een win-winsituatie voor iedereen. Ze plaatsen daar natuurlijk een sponsorbordje bij. In scholen moet je enigszins terughoudend zijn, maar de Commissie zorgvuldig bestuur heeft daar eigenlijk een heel wijs besluit genomen, namelijk dat dat wel degelijk kan, als dat bescheiden is, en dat bepaalde zaken uiteraard niet kunnen. Minister, misschien is het wel handig om op de ‘EHBO op school’-website dat advies van de Commissie zorgvuldig bestuur nog toe te voegen, en eventueel ook een link naar HeartSaver. Dat kan wel handig zijn voor scholen die op die zeer goede website terechtkomen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik kan collega Daniëls alleen maar bijtreden. Alles wat hij vertelt, bestaat al in een van de Vlaamse gemeenten, een gemeente die ik vrij goed ken. Mijnheer Daniëls, misschien moet u eens komen. Wij zijn de meest hartveilige gemeente, we hebben 25 AED-toestellen. We hebben dat inderdaad gedaan met sponsors, met de lokale UNIZO-afdeling.
Ik denk echt dat we dat moeten doen, maar we hebben ondertussen ook vastgesteld dat er nog een vrij groot hiaat is in deze materie. In Vlaanderen hebben we heel wat mensen opgeleid, niet alleen studenten, maar ook meerderjarigen. Maar heel dat kapitaal dat opgeleid is, kan vandaag niet benut worden. Ik geef u dat mee, minister, om de hand te reiken naar minister Beke en naar de federale collega’s. Want vandaag gebeurt het dus dat er ergens te velde een hartfalen is – het voorbeeld in Kortrijk wordt gegeven – en er gebeld wordt naar 112. Maar al de mensen die vandaag in Vlaanderen een erkende opleiding gevolgd hebben, worden niet gecontacteerd. In Nederland bestaat dat vandaag wel, daar wordt al dat kapitaal aangeboord. Van al de mensen die een erkende opleiding gevolgd hebben, krijgt de dichtstbijzijnde persoon een signaal per sms. Die kan reageren en gaat snel ter plaatse. We stellen vandaag dit zeer belangrijk hiaat vast in het beleid rond de eerste hulp. Het kan een zeer mooie aanvulling zijn die u kunt meenemen als vervolg op de vraag van collega Daniëls, in de richting van minister Beke en de federale minister van Volksgezondheid, want daar hebben ze nog altijd de houding dat het enkel de erkende gezondheidszorgberoepen zijn die mogen tussenkomen. Maar in die eerste minuten kan men eigenlijk weinig verkeerd doen als het gaat over reanimatie en het gebruik van AED-toestellen. Ik wil dus een groot pleidooi houden om al de kennis die er is, al de ervaring die opgebouwd is door al die opleidingen – in mijn gemeente van 12.000 inwoners zijn er ondertussen 1500 inwoners die de opleiding gevolgd hebben, en we hebben 25 AED-toestellen – in te zetten, zodat we nog veel meer levens kunnen redden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Bedankt voor de suggesties en alle concrete voorstellen. Het overschrijdt natuurlijk mijn bevoegdheid inzake Onderwijs in ruime mate, maar ik zal het zeker meenemen in het desgevallend overleg met de minister van Welzijn. Misschien zit dit zelfs op het niveau van Binnenlands Bestuur: alarmsystemen, een community van EHBO-assistenten, ik denk dat er daar iets gelijkaardigs bestaat, een soort van alertsysteem in iets vergelijkbaars.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kan alleen maar blij zijn dat we hier allemaal samen onze schouders onder zetten, en ook de scholen maximaal ondersteunen zodat ze dit niet ervaren als een extra last, maar wel als een meerwaarde voor leerlingen in de gemeenschap.
Als u dan toch uw collega, minister Beke, aanspreekt: niet alleen die app, maar bijvoorbeeld ook een app waarop we alle onderhouden AED-toestellen registreren, dus één app, zodat we weten waar het toestel hangt. Momenteel hebben we immers een aantal apps, die echter niet altijd up-to-date zijn – maar dat zou ons te ver van Onderwijs leiden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.