Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
In de Zembla-reportage op de Nederlandse televisie van 26 september wordt het beeld geschetst van een trafiek van licht vervuild slib- en baggermateriaal naar Nederlandse natuurplassen. In het kader van de zogenaamde ecologische ontdieping van die plassen worden na eventuele zandwinning de plassen opgevuld met door de Nederlandse overheid toegelaten vervuild slib en bagger. Daar zit visuele vervuiling tussen, zoals piepschuim en plastics, maar evenzeer onzichtbare vervuiling, zoals arsenicum en asbest.
Uit de reportage blijkt dat deze operaties binnen de Nederlandse wetten zouden gebeuren, al wordt ook gezegd dat de controles door Rijkswaterstaat niet of indien wel, niet of nauwelijks volgens het boekje verlopen.
Op wat de Nederlanders in hun plassen mogen dumpen, hebben we in Vlaanderen geen vat. Maar het is wel zo dat de Nederlanders om bagger en slib verlegen zitten en daarvoor naar Vlaanderen kijken.
De Nederlandse staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat bevestigde recent in een brief aan de Tweede Kamer de massale invoer van grond en baggerspecie uit België: 1,7 miljoen kuub in 2018. Met andere woorden, we hebben in Vlaanderen grond en specie te veel en de Nederlanders zijn dankbare afnemers.
Bij ons zijn twee erkende bodembeheerorganisaties actief, die grondstromen opvolgen in het transport, de opslag en de reiniging, en ze ook traceerbaar maken. Dat zijn de Grondbank vzw en de Grondwijzer vzw. Alle stromen gaan dus door hun handen. OVAM is toezichthouder. De in de reportage genoemde vervuilde stromen moeten dus met andere woorden door de handen van een van beide organisaties gaan.
Tegen die achtergrond heb ik een aantal vragen. Minister, in hoeverre wordt de door Zembla gevonden vervuiling door de Grondbank of de Grondwijzer geconstateerd, of net helemaal niet? Is het mogelijk dat visuele vervuiling in Vlaanderen aan het oog van de bodembeheerorganisaties ontsnapt? Is dat evenzeer mogelijk voor asbest-, arseen- en andere vervuiling met zware metalen? In hoeverre werden er onregelmatigheden vastgesteld bij de controle van de Grondbank en de Grondwijzer door de overheid? Hebt u de bevoegdheid om dit vervuilde slib niet te laten vertrekken als u weet dat de nuttige toepassing in Nederland meer dan discutabel is? Zult u in dezen actie ondernemen?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal uw vraag beantwoorden met het oog op mogelijke gelijkaardige knelpunten in de toekomst, vanuit de optiek dat de Grondbank of Grondwijzer deze zaken opvolgt.
Vooraleer bodemmaterialen mogen worden gebruikt, moeten die onderzocht worden. Dat gebeurt door een erkende bodemsaneringsdeskundige die de resultaten vastlegt in een technisch verslag. Daarin wordt ook bepaald hoe die materialen kunnen worden gebruikt. Het technische verslag wordt conform verklaard door een erkende bodembeheerorganisatie. Die staat ook in voor de traceerbaarheid van de bodemmaterialen. De erkende bodembeheerorganisaties hebben enkel kennis van verontreiniging die in het technische verslag is gerapporteerd door de erkende bodemsaneringsdeskundige. Visuele verontreinigingen worden daarin ook vermeld, maar zijn minder gemakkelijk vast te stellen dan bijvoorbeeld een verontreiniging met zware metalen.
Verontreinigingen zoals met zware metalen zullen zich met slibdeeltjes min of meer gelijktijdig verspreiden over een zekere oppervlakte. Via steekproeven is de kans dan ook zeer groot dat men die aantreft. Visuele verontreinigingen zoals stukjes plastic of zelfs een fietsband zijn lastiger. Aangezien men het slib onder water bemonstert, kan men daar vanuit de boot niet veel visueel aan vaststellen. Men neemt een staal van het slib en men heeft dan ofwel een visueel deel vast, of men grijpt ernaast. Het is dus alles of niets. De kans is dus veel groter dat men ernaast grijpt en dat men niets merkt, ook al zit er visuele verontreiniging in die men dan wel merkt zodra het slib wordt gelost. Het plastic zal dan makkelijker loskomen uit het slib en gaan drijven.
OVAM heeft het toezicht en de controle op de werking van de bodembeheerorganisaties via de aflevering en opvolging van erkenningen. In het kader van het toezicht werd de traceerbaarheid van bodemmaterialen verscherpt met de invoering van een systematische opvolging van de volumebalans bij de bodembeheerorganisaties. Tot op heden werden daarbij geen onregelmatigheden vastgesteld.
Wat de Europese verordening betreft voor de uitvoer van nuttige toepassingen naar Nederland in functie van een bodemtoepassing eisen we dat onder andere een technisch verslag aanwezig is dat is opgesteld door een bodembeheerorganisatie. De Nederlandse normen voor hergebruik van dergelijk bodemmateriaal om putten op te vullen waren minder streng dan de onze. Onder meer naar aanleiding van het probleem dat hier is vastgesteld, zijn ze recent verstrengd en zijn ze in Nederland gelijkaardig aan die van ons.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat de blik op de toekomst wordt gericht en dat er oog is voor opvolging. Het is dubbel om te zeggen, maar ik vind het positief dat de zware metalen makkelijker worden opgepikt, zeker door het effect op de gezondheid. Aangezien de technologie niet stilstaat, wil ik u vragen wanneer het mogelijk zal zijn om ook voor die plastic delen een accuratere controle uit te voeren dan nu mogelijk is. Het zou goed zijn indien dit zou kunnen worden geoptimaliseerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.