Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Tijdens het openingscollege aan de UGent, gegeven door de minister-president, kwamen de praktijktests op de Vlaamse arbeidsmarkt aan de orde. Hij stipuleerde dat het regeerakkoord dat mogelijk maakt. De heer Bothuyne vulde in de media aan dat er tijdens de onderhandelingen afspraken zijn gemaakt over acties tegen discriminatie en verwees daarbij naar de systemen in de dienstenchequessector en de woonsector.
Als ik het regeerakkoord erbij neem, lees ik: “Om elk talent een kans te geven, zonder onderscheid, blijven we elke vorm van discriminatie bestrijden. We gaan verder in op de ingeslagen weg van sensibilisering, zelfregulering door de sectoren, opleiding en gerichte controles vanuit sociale inspectie. We reageren kordaat op discriminatie op de arbeidsvloer. Daarom zal de Afdeling Toezicht en Handhaving van het Departement Werk en Sociale Economie aandacht besteden aan het vermijden van alle vormen van wettelijk verboden discriminatie. Daarnaast dragen we de parketten op om de nodige aandacht te geven aan de strijd tegen discriminatie.”
Het concept praktijktests, waarbij een erkende instantie of inspectiediensten gemachtigd zijn om op wetenschappelijk en juridisch omschreven basis gerichte controles uit te voeren zonder zich kenbaar te maken, evenwel zonder uitlokking, vind ik in het regeerakkoord niet terug. Nochtans bestaat er in de academische wereld, bijvoorbeeld bij professor Stijn Baert en het middenveld, een grote vraag naar die praktijktests. Onder andere mevrouw Kherbache heeft daartoe tijdens de vorige legislatuur een stevige aanzet gegeven, met het voorstel van decreet nummer 303, waardoor de invoering van praktijktests mogelijk wordt gemaakt.
Bij het systeem van de dienstencheques gaat het evenwel om een soort van ‘self ruling’, waarbij de werkgeverskoepels op een niet gereglementeerde wijze zelf een soort mysterycalls doet. De resultaten daarvan zijn niet publiek en zelfs de syndicale organisaties hebben geen inzicht in de resultaten ervan.
Minister, mag ik de uitspraak van de minister-president zo interpreteren dat er een decreet zal komen dat gereguleerde praktijktests, met juridische kracht van bewijs en uitgevoerd door erkende onafhankelijke instanties en de inspectiedienst mogelijk maakt? Ik laat niet na eraan toe te voegen dat we daar graag onze medewerking aan verlenen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal beginnen met een stukje historiek te schetsen, om dan te zien waar we naartoe kunnen evolueren. Bij het antidiscriminatiebeleid op de werkvloer starten wij niet van een wit blad. Dat is mijn eerste punt. Sedert 2007 is er een Actieplan ter Bestrijding van Arbeidsgerelateerde Discriminatie (ABAD) opgemaakt. Afgelopen legislatuur werd dit actieplan geüpdatet.
In het ABAD worden drie pijlers naar voren geschoven waarop het antidiscriminatiebeleid op de werkvloer geschraagd wordt. Pijler 1 is sensibilisering. De Vlaamse overheid lanceerde samen met de sociale partners de sensibiliseringscampagne ‘het is gauw gebeurd’ met als doel discriminatie bespreekbaar te maken op de werkvloer en slachtoffers en getuigen van discriminatie te informeren over de verschillende meldpunten waar ze terecht kunnen. Pijler 2 is een versterkte controle door de Vlaamse Sociale Inspectie. Pijler 3 is de zelfregulering via de sectorconvenanten. Hierin wil de Vlaamse overheid de sectoren stimuleren om zelf initiatieven uit te werken om discriminatie op de werkvloer tegen te gaan. Wij vragen dus aan de sectoren dat ze zélf gaan nadenken over discriminatie en hoe ze dit kunnen aanpakken.
De sectorconvenanten van 2016-2017 zijn de eerste die discriminatie op het werk expliciet als thema hebben opgenomen. Hierin werden de sectoren aangespoord om sectorale gedragscodes op te stellen, klachtenprocedures uit te werken en systemen van zelfregulering en zelfcontrole op te zetten.
In het kader van de zesde staatshervorming werd Vlaanderen intussen bevoegd voor de dienstenchequesector. Dat liet toe om met de dienstenchequesector een specifiek actieplan op te stellen. Dat leidde tot het invoeren van praktijktesten door de werkgeversorganisaties en een aanpassing aan de antidiscriminatiewetgeving van de erkenningsvoorwaarden voor dienstenchequebedrijven.
In de sectorconvenanten van 2018-2019 die nu nog lopen, werd de sectorale gedragscode rond discriminatie een minimumvoorwaarde. Sectoren zetten in deze convenantperiode in op de verspreiding ervan binnen hun sector, de organisatie van opleiding en vorming, de promotie van tools zoals eDiv, dat je wegwijs maakt in onder andere het opstellen van een antidiscriminatiebeleid. We zitten al in een hele evolutie, die, wat mij betreft, goed en noodzakelijk is.
Het vertrekpunt voor mijn beleid op het vlak van non-discriminatie is het regeerakkoord. Ik zal u twee passages citeren die mij ruimte geven om het beleid rond praktijktesten verder te zetten en – eventueel – uit te breiden. Mevrouw Gennez, u moet dat begrijpen, ik zou eerst uitgebreid in overleg gaan met de sectoren. Ze zijn nu zelf een aantal zaken aan het doen. We moeten hun de kans geven om dat verder te zetten, en dan kunnen we kijken wat we nog kunnen doen.
In het regeerakkoord staat op pagina 10: “Er komen extra acties om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken.” Dat is hefboom nummer 1. Op pagina 80 – afhankelijk van de versie, gisteren kreeg ik een gedrukte versie met een andere pagina-indeling – wordt dat: “In de (inter)sectorconvenanten zetten we de aandacht voor anti-discriminatie en diversiteitsbeleid verder. De resultaten hieromtrent zullen worden gemonitord en worden meegenomen bij de onderhandelingen van de volgende sectorconvenanten. (...) Om elk talent een kans te geven, zonder onderscheid, blijven we elke vorm van discriminatie bestrijden. We gaan verder in op de ingeslagen weg van sensibilisering, zelfregulering door de sectoren, opleiding en gerichte controles vanuit sociale inspectie. We reageren kordaat op discriminatie op de arbeidsvloer. Daarom zal de Afdeling Toezicht en Handhaving van het Departement Werk en Sociale Economie aandacht besteden aan het vermijden van alle vormen van wettelijk verboden discriminatie. Daarnaast dragen we de parketten op om de nodige aandacht te geven aan de strijd tegen discriminatie.”
Wat het regeerakkoord zegt, is evolutief. We zetten stappen, en de volgende stappen zullen gezet kunnen worden bij de onderhandelingen over de nieuwe convenanten. Zoals gezegd vind ik het goed – dat zal jullie niet verbazen – dat de sectoren zelf, met ondersteuning van de Vlaamse overheid, een beleid voor non-discriminatie ontwikkelen.
Het is ook van belang dat alle sectoren ervan worden overtuigd dat wat ze doen belangrijk is. We hebben dit al vaak gezegd. Als we de drempels voor nieuwkomers wat verhogen en als we de lat inzake de kennis van het Nederlands wat verhogen, mag daartegenover staan dat die mensen alle kansen wordt geboden om op de arbeidsmarkt een job te vinden. Iemands naam of wie hij is, mag nooit een reden zijn om een job niet te krijgen. Daar zal heel fors op worden toegezien, en er is absoluut nog werk aan de winkel.
Ik sluit niet uit dat dit een nieuw decretaal kader zal worden, maar ik wil eerst het overleg met de sectoren voeren. Ik wil nagaan hoever ze al zijn geraakt en waar we bijkomend kunnen ondersteunen. Dit past in de woorden van de minister-president tijdens de openingszitting. Hij heeft duidelijk gesteld dat hij absoluut niet wil dat er op de arbeidsmarkt wordt gediscrimineerd en dat we daar alle tools voor moeten inzetten. Ik vind het echter fout bruusk op te treden ten opzichte van de afspraken die met de sectoren zijn gemaakt. Ik wil die afspraken honoreren, wat betekent dat we beide kanten goed gebalanceerd zullen aanpakken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik vind het een bemoedigend antwoord. Ik vind dat de aanpak van discriminatie op de werkvloer effectief een zeer grote prioriteit moet zijn, zeker als we ook meer mensen op de werkvloer willen krijgen. Eigenlijk houdt de strijd tegen discriminatie ook in dat mensen die aan de slag geraken, zich goed voelen in hun job. Dit past dan weer in het belang dat we aan werkbaar werk hechten.
We scharen ons uiteraard achter de principes van geleidelijkheid en doelmatigheid. Het is een en-enverhaal. Sensibilisering ten opzichte van zeer flagrante, directe en gewilde discriminatie is uiteraard één zaak, maar daarnaast zijn er nog heel wat vormen van verholen discriminatie en is er nog een gebrek aan bewustzijn. Ook daaraan moet worden gewerkt bij de werkgevers en bij de andere actoren. Het is een goede zaak dat de sociale inspectie hier een prioriteit van maakt. De sectorconvenanten en de bestaande vormen van zelfregulering zijn ook een goede zaak, maar ik denk dat we de doelmatigheid en de efficiëntie van de strijd tegen discriminatie nog sterker kunnen voeren met het instrument van de praktijktests.
Minister, ik ben blij dat u eventueel overweegt hieraan mee te werken. Er zijn al een aantal goede praktijken gekend, ook op het lokale bestuursniveau. In Gent, bijvoorbeeld, gaat het meer over de woonmarkt, maar misschien moeten we daar inspiratie opdoen om dit te transponeren naar een hoger bestuursniveau en om dit instrumentarium uit te werken. In de stad Antwerpen zijn praktijktests in het bestuursakkoord opgenomen. Er zijn verschillende modaliteiten en we staan open voor deze discussie, maar de strijd tegen discriminatie moet een zeer breed uitgerold beleid zijn. Naast de sectorconvenanten, de sensibilisering en de zelfregulering kunnen praktijktests de ultieme stok achter de deur vormen om iedereen gelijke kansen op de arbeidsmarkt te geven.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, een van de opvallendste zaken is dat bijna alle meerderheidspartijen het er de afgelopen jaren en tijdens de campagne over eens waren dat praktijktests nodig zijn, maar dat dit woord geen enkele keer in het Vlaams regeerakkoord staat. Ik vind dat jammer, wat er is zuivere discriminatie op de arbeidsmarkt.
Minister, u hebt het voorbeeld van de nieuwkomers aangehaald, maar een van de grootste stijgers inzake discriminatie betreft de mensen die vanwege hun leeftijd of een functiebeperking worden gediscrimineerd. Ook discriminatie vanwege afkomst en geaardheid kan niet op onze arbeidsmarkt. Daarover zijn we het allemaal eens.
Dit debat woedt echter al zeer lang. Ik ben tevreden met uw antwoord dat u dit wilt onderzoeken, dit niet uitsluit en stappen vooruit wilt zetten. We hebben daarnet echter een debat over VDAB gevoerd. Indien mensen zich niet voldoende inspannen, moeten sancties een goed sluitstuk vormen. Ik denk dat de maatschappelijke urgentie om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, ondertussen al voldoende is bewezen om met doortastende maatregelen te komen. De praktijktests kunnen ons een heel duidelijk beeld geven van waar de problemen in Vlaanderen zitten en hoe we die problemen kunnen aanpakken. In die zin zou ik u, ondanks uw antwoord dat u hier positief tegenover staat, willen vragen niet te veel te talmen.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we hier hoorzittingen gehouden. Verschillende academici, waaronder professor Baert, hebben verklaard dat dit een noodzakelijk instrument is. Indien we met de sectoren het gesprek willen aangaan over hoe ze dit willen aanpakken, moeten we op het niveau van de Vlaamse overheid over duidelijke cijfers beschikken. Daar kunnen die praktijktesten ons bij helpen. Minister, ik roep u dus op om daar in de Vlaamse Regering zo snel mogelijk werk van te maken.
De heer Ongena heeft het woord.
Discriminatie is uiteraard onaanvaardbaar, discriminatie op de arbeidsmarkt is absoluut onaanvaardbaar. Het is ronduit verwerpelijk dat we mensen die willen werken, die niet van een uitkering willen leven, maar willen bijdragen aan onze samenleving, die kans niet geven wegens hun achtergrond, hun afkomst, hun overtuiging of wat dan ook. Velen van ons zijn het er toch over eens dat dat niet door de beugel kan, denk ik. Het moet daarom ook efficiënt bestreden worden. We hebben daar als overheid een zware verplichting om dat aan te pakken. Voor ons moet dat vooral een efficiënte en een effectieve bestrijding zijn. De manier waarop dit juist gebeurt, is daaraan ondergeschikt. Ik denk niet dat we een fetisj- of symbolenaanpak nodig hebben, maar vooral een efficiënte aanpak. Dat ligt ook in de lijn van de resolutie die we hier in de vorige legislatuur goedgekeurd hebben, waarin ook heel duidelijk staat dat we discriminatie op de arbeidsmarkt gaan aanpakken, toch in die sectoren waarvoor Vlaanderen bevoegd is: de dienstenchequesector en de interimsector. Daar moeten we dat zeker aanpakken. Men kiest daar voor sensibilisering, maar toch ook al voor verdere stappen in de vorm van de mystery calls.
Ik verwijs naar die resolutie omdat daarin ook stond dat we dat geregeld gingen evalueren. Ik kom dan tot een bijkomende vraag. Elk jaar zouden de cijfers rond die aanpak komen, onder andere ook met die mystery calls, en na twee jaar zouden we het beleid inzake bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt ook evalueren. Minister, hebt u de intentie om daarmee ook naar het parlement te komen, zodat we dat debat op dat moment grondig kunnen voeren en samen kunnen nagaan of we extra stappen moeten zetten in de bestrijding van discriminatie?
Minister, u hebt al verwezen naar het regeerakkoord. Daar staan inderdaad passages in die aangeven dat we verder willen gaan, dat we volgende stappen willen zetten. Ik besef dat het misschien nog wat vroeg is – we kijken in elk geval uit naar het debat over de beleidsnota, hoe u dat concreet gaat doen – maar ik doe toch al een oproep om in uw beleidsnota specifiek ook aandacht te besteden aan de aanpak van discriminatie.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik hoop dat er andere prioriteiten zijn binnen dit regeerakkoord dan het invoeren van praktijktesten. Om te beginnen vind ik dat de overheid zich niet moet bemoeien met wie men aanneemt of tewerkstelt, of aan wie men zijn huis verhuurt. Daar vind ik dat het nog altijd de verantwoordelijkheid is van de verhuurder. Stel dat ik mijn huis wil verhuren, dan mag ik zelf kiezen aan wie. Ik vind dat een overheid zich daar niet mee moet bemoeien. Hetzelfde voor wie ik tewerkstel: uiteindelijk ben je als werkgever verantwoordelijk voor wie je tewerkstelt, je moet hen tenslotte ook betalen, het zijn zij die voor je moeten werken. Ik vind zeker dat we dat niet moeten aanmoedigen. Het is, ook in de dienstenchequesector, nog altijd de verantwoordelijkheid van de huiseigenaar om te beslissen wie hij tewerkstelt als poetsvrouw, bijvoorbeeld. Stel dat er iemand met een hoofddoek, die de taal niet spreekt, voor je deur staat – ik geef maar een voorbeeld – , dan vind ik dat je als burger en bewoner nog altijd het recht hebt om te zeggen dat je daar niet mee akkoord gaat. Hoe kun je nu iemand uitleggen welk werk ze moeten doen als ze je niet begrijpen? De overheid heeft daar voor ons eigenlijk geen rol in.
Minister, waarom zou u als overheid zich daarmee moeten bemoeien, als al die verantwoordelijkheden bij de burger zelf liggen?
Dat is een citaat dat in vele zaken kan gebruikt of misbruikt worden, collega Malfroot.
De heer Ronse heeft het woord.
Laat me beginnen met te zeggen dat competentie altijd moet tellen, in elke aanwerving. Voor ons mag gender, leeftijd, afkomst geen rol spelen, daarom zijn we ook geen voorstander van quota, maar zijn we ook tegenstander van discriminatie. Zeker in tijden van arbeidskrapte is het compleet onzinnig om mensen op willekeurige factoren, waar ze zelf niet voor gekozen hebben, te beoordelen. Competentie moet altijd tellen.
Er zijn hier een aantal zaken gezegd waar ik het niet mee eens ben. Ik schets eerst even de voorgeschiedenis. De minister heeft verwezen naar de zelfregulering. Deze Vlaamse Regering is, sinds ze bevoegd is voor de sector van de dienstencheques en de interimsector, de allereerste geweest die iets fundamenteels heeft gedaan aan discriminatie in die sector, namelijk door het invoeren van een systeem van zelfregulering. Dat systeem werkt, trouwens. Eind vorig jaar hebben we het in de plenaire vergadering gehad over de eerste resultaten daarvan. We hebben voor de dienstenchequesector vastgesteld dat maar liefst een derde van de bedrijven uit die sector tegen de lamp is gelopen. Dat betekent dat als iemand zich voordoet als een klant en zo’n bedrijf opbelt, een op de drie ingaat op een discriminerende vraag, zoals: ‘we willen niet dat u een man stuurt om ons huis te poetsen’ of ‘we willen niet dat u iemand met een andere huidskleur stuurt’. Blijkbaar was de discriminatie het grootst met betrekking tot gender, en als tweede tot afkomst. Dat toont aan dat zo’n zelfregulering wel degelijk foute zaken die in die sector aan bod komen, naar boven brengt. In de interimsector zijn we al wat langer bezig met de zelfregulering. Daar hebben we gezien dat het ook gestart is met een derde en dat we nu richting 13 procent zijn gegaan. Die zelfregulering werkt dus.
Dan zijn er de praktijktests. Daarover wil ik een aantal zaken rechtzetten. Er is hier meermaals verwezen naar Stijn Baert. Hij is door het parlement uitgenodigd voor een hoorzitting. Collega Annouri was daar ook bij aanwezig, en we hebben beiden een andere lezing van wat professor Baert daar heeft meegegeven. Ik heb vooral onthouden dat professor Baert duidelijk heeft gesteld, in reactie op het voorstel van decreet van mevrouw Kherbache, dat het wetenschappelijk compleet onverantwoord zou zijn om valse cv’s te sturen naar bakkers, slagers en noem maar op. Als je wilt uitmaken of ze discrimineren, moet je om statistisch significant te zijn, er minstens vijftig gestuurd hebben. Het is wetenschappelijk, maar ook moreel onverantwoord om die mensen zo’n bombardement aan valse cv’s te sturen. Dat heeft hij daar zeer duidelijk gesteld.
Bovendien is er ook juridisch advies ingewonnen over het voorstel van decreet. En dat advies was ondubbelzinnig. Het gaf aan dat de klassieke relatie werknemer-werkgever en de inspectie en alles wat daarmee te maken heeft op het vlak van discriminatie, een federale bevoegdheid is. En laat nu net de Federale Regering, toen ze nog niet in lopende zaken was, beslist hebben dat in het kader van een gerechtelijk onderzoek, als de inspectie effectief vaststelt dat er fouten gebeuren, dat instrument kan worden gebruikt. Wat onze fractie betreft, is dit regeerakkoord zeer duidelijk: we gaan verder met de zelfregulering. Daar wordt verder in geïnvesteerd. En de volgende stap is effectief, zoals de minister aangaf, om in de sectorconvenanten, generatie 2018 en 2019, maximaal en heel proactief en voluntaristisch stappen rond antidiscriminatie te zetten.
Er wordt ook verwezen naar wat de minister-president zou hebben gezegd tijdens de openingszitting. Hij heeft verwezen naar die stappen rond de sectorconvenanten en naar het feit dat er wettelijk al in een mogelijkheid is voorzien op federaal niveau om dergelijke testen te doen.
Het regeerakkoord gaat heel sterk uit van rechten en plichten, waarbij we kansen willen geven. We zetten bijvoorbeeld in op taal. Dat is bijzonder belangrijk. En tegelijk hebben we die stok achter de deur, de sanctionering waar we net nog met de mensen van VDAB over spraken. Tegelijk moet er ook een stok achter de deur zijn om die kansen af te dwingen. En daar heeft de overheid wel degelijk een belangrijke rol in, collega Malfroot. Wij zijn degenen die, via VDAB, de arbeidsmarkt regisseren. Daarbij hebben alle actoren een rol te spelen: werkgevers, werknemers, sectoren, private organisaties. Discriminatie is wat ons betreft volledig uit den boze en moet op alle mogelijke manieren bestreden worden. En daaromtrent zijn wij blij met de offensieve houding van minister-president Jambon, die daar in zijn toelichting bij het regeerakkoord duidelijk over was: discriminatie kan en mag niet.
De overheid heeft daar zeker een rol in te spelen. Niet alleen de overheid, natuurlijk. Ook werkgevers, werknemers, sectoren en sociale partners. Zij zijn in eerste instantie aan zet. Ik hoop dus dat er snel overleg kan worden gevoerd met de betrokkenen om hierin stappen vooruit te zetten. Iedereen is nodig op de arbeidsmarkt. Iedereen heeft een rol te spelen op de arbeidsmarkt. Ik hoop dat iedereen kan worden aangesproken op zijn of haar rol.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u voor alle aanvullingen. Er zit in het parlement een grote spagaat, gaande van ‘doe heel snel praktijktests’ tot ‘bemoei je er niet mee’. Ik wil één iets meegeven, en het zal hier nog aan bod komen. Volgens mij is zelfregulering een zeer goed instrument. Het is zeer belangrijk dat we ons ervan bewust zijn dat vooringenomenheid ook goede kwaliteit in je onderneming kan laten mislopen. Die sensibilisering en bewustmaking vind ik zeer belangrijk, belangrijker dan statistieken. Dat verrast u misschien. Als je sensibiliseert, kun je mensen in een kader brengen waarin ze bereid zijn om het op een andere manier aan te pakken. Dat wil ik bereiken.
Er loopt inderdaad een onderzoek ‘Antidiscriminatiebeleid op sector- en organisatieniveau’ in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) . Het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) werkt dit af en het wordt straks vrijgegeven. De onderzoekers komen op basis van de cases in de dienstencheque- en uitzendsector tot het nog voorzichtige besluit dat monitoring positieve effecten heeft op het proces binnen ondernemingen. Dat is van belang. Ik wil bereiken dat je je bewust bent van wat er gebeurt en dat je daardoor effectief een nondiscriminatiebeleid doet ontstaan. Dat kan een enorme hefboom zijn. Daar ga ik me voor inzetten.
Ik gruw van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het zit soms in kleine dingen. Mevrouw Gennez, we hebben dat in de scholen ook gezien, hoe je soms zonder het te beseffen discrimineert. Erop wijzen welke de mechanismen zijn kan helpen om ervoor te zorgen dat het niet meer gebeurt. Dat is stap 1 in het geheel.
Collega’s, als je voelt dat dit onvoldoende resultaten zou hebben – maar je moet het veld minstens kansen geven om daar stappen in te zetten – kun je bekijken wat er extra nodig is. We zitten nu nog in die eerste fase. De sector probeert aan zelfregulering te doen. Dat is een uitstekende zaak. Laat ons de sector de kans geven om daarin te evolueren.
Voorzitter, ik zal zeker overleg plegen met de sectoren. Mevrouw Gennez, ik vind het motto ‘geleidelijk maar doelmatig’ de juiste weg om te bewandelen. U hebt het over praktijktesten. Bestaat het? Kan het? Uiteraard kan het! Maar laat ons in Vlaanderen het pad van de geleidelijkheid blijven bewandelen. Het onderzoek zal jullie, zodra het is opgeleverd, ter beschikking worden gesteld. Dan kunnen we er een gedachtewisseling over houden. Ik denk dat het tot zeer nuttige en zeer goede inzichten kan leiden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, het is ook mijn gevoel dat dit debat in deze commissie nog niet ten einde is. Helaas. Er is nog altijd sprake van discriminatie. Het is een zaak van heel gecibleerd werken op basis van statistieken. Die kunnen wel degelijk heel veel vertellen. We zijn geen goede leerling in Vlaanderen als het op discriminatie aankomt, maar ook op het vlak van zelfregulering en op het vlak van een goed uitgebouwd instrumentarium, waar zowel de wortel van de sensibilisering wordt gehanteerd om aan de mentaliteitswissel te werken als de stok achter de deur belangrijk is om effectief resultaten te boeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.