Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) kwam onlangs naar buiten met de eerste tussentijdse resultaten van een onderzoek naar het welbevinden van de Vlaamse land- en tuinbouwers. Uit die resultaten blijkt dat landbouwers en landbouwsters, wanneer ze langdurige stressklachten ondervinden, meestal niet op zoek gaan naar hulp. Daarnaast stelt 48 procent van de landbouwers dat hun job leidt tot mentale uitputting.
Ondertussen heeft ook de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) hierover onderzoek gedaan. We weten dat zelfstandigen sowieso onderhevig zijn aan stress. Ze ervaren een heel grote druk. Dat baart me zorgen, want de zelfstandigen zijn heel belangrijk in onze hele economie. Daarom moeten we hen versterken en ondersteunen om hun job op een geënthousiasmeerde manier te blijven uitoefenen.
Wat me in dit verhaal van ILVO opvalt, is het niet zoeken naar hulp. Dat baart me ook zorgen. Enerzijds haalt men aan dat er nog altijd een beetje een taboesfeer hangt rond psychische problemen. Men haalt ook aan dat men het gevoel heeft dat daar weinig bij stilgestaan wordt tijdens bijeenkomsten, beurzen of andere activiteiten. Anderzijds heb ik al wel ervaren dat er de afgelopen jaren wel degelijk acties gevoerd zijn om dat toch wel bespreekbaar te maken, ook op beurzen en bijeenkomsten. Toch geeft men blijkbaar nog aan het gevoel te hebben dat dit te weinig aan bod komt.
Bovendien is er ook nog het voor zichzelf niet willen of durven erkennen van problemen en is er ook nog onwetendheid over de mogelijkheden tot hulpverlening. Dat zijn toch zaken waar we volgens mij eens bij stil moeten staan.
Het onderzoek focuste zich ook op de redenen van deze stressklachten. Ik vind het minstens even belangrijk om daarbij stil te staan. Vermijden is namelijk het eerste wat we moeten proberen te doen. Uit het onderzoek volgde een lange lijst van oorzaken waarvan de combinaties van meerdere factoren vaak de emmer deed overlopen: een moeilijke financiële situatie, de gevaren en risico's van de job, de steeds wijzigende regelgeving en beleidsmaatregelen en het negatieve imago dat aan de land- en tuinbouwers wordt gekoppeld.
Dat zijn de belangrijkste factoren die naar voren worden geschoven. Als we dat lijstje eens bekijken, moeten we vaststellen dat we niet alles zelf in de hand hebben, maar dat er tegelijk ook elementen naar voren worden geschoven waar we als maatschappij, maar ook als beleid, wel een rol in spelen. De vraag is hoe we daar een positievere bijdrage aan kunnen leveren.
Minister, wat is uw reactie op die resultaten? Welke mogelijkheden ziet u om meer aandacht te vestigen op het psychische welzijn van onze land- en tuinbouwers?
Uit het onderzoek blijkt dat er nog veel angst en onwetendheid is rond psychische hulpverlening in de landbouwsector. Er kan zelfs een tweedeling worden vastgesteld. Over generieke hulporganisaties, zoals centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) of openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s), wordt aangegeven dat zij weinig voeling hebben met de sector, waardoor er vaak een drempel is om met hen effectief tot gesprekken en oplossingen te kunnen komen. Daarnaast zijn er de specifieke organisaties die we in het leven hebben geroepen, zoals Boeren op een Kruispunt, dat al ongelooflijk goed werk geleverd heeft. Maar blijkbaar heeft dat toch een beetje het imago dat het vaak over de economische problemen gaat. Bij economische problemen zetten ze wel de stap daarnaartoe, maar minder als het over psychische problemen gaat. Ziet u mogelijkheden om die tweedeling weg te werken? Hoe kunnen we die organisatie daarin versterken, om nog beter klaar te staan voor de land- en tuinbouwers?
Een andere opvallende vaststelling is dat landbouwers veel stressfactoren zelf niet in de hand hebben. Ook wij als maatschappij kunnen daar niet altijd heel gericht op inspelen. Denk bijvoorbeeld aan prijszetting. Maar aan de andere kant heb je de bijkomende complexiteit naar aanleiding van nieuwe regelgeving. Daar hebben we misschien wel zelf een rol in te spelen. Hoe kijkt u daar zelf naar, minister? Kunnen we in meer begeleiding voorzien bij nieuwe regels? Kan er in maximale regelrust worden voorzien? Moet of kan die oefening ook doorgetrokken worden naar andere departementen die regelgevende invloed hebben op de land- en tuinbouwsector?
Mijn laatste vraag gaat over het imago. Er ligt daar een hele uitdaging. Het is een ongelooflijk mooie sector, maar we moeten inderdaad vaststellen dat er heel vaak ten onrechte afbreuk wordt gedaan aan die land- en tuinbouwsector. Hoe kunnen we dat imago van onze land- en tuinbouwers versterken? Ziet u daar eventueel concrete acties?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Rombouts, het psychische welzijn van onze land- en tuinbouwers is een problematiek die mij nauw aan het hart ligt en waar ik de komende jaren absoluut op wil inzetten. Het is ook een al lang gekende problematiek.
We hebben de eerste tussentijdse resultaten van een ILVO-studie. Ik heb die ook gelezen. Die zijn gebaseerd op een bevraging van 650 landbouwers van het Landbouwmonitoringsnetwerk. Dat is een bestaand netwerk van landbouwers die hun bedrijfsresultaten delen met het Departement Landbouw en Visserij. 285 landbouwers hebben de enquête beantwoord. Dat is dus minder dan de helft. Daarnaast heeft een 80-tal landbouwers of gezinsleden een vertrouwelijk gesprek aangevraagd. Dat is voor mij dan weer opmerkelijk, dat, als je een aanbod doet, daar toch ook op wordt ingegaan.
De studie is een eigen initiatief van ILVO, dat past in een nieuwe onderzoekslijn. ILVO zal ook altijd communiceren over de deelresultaten. ILVO werkt ook aan maatregelen om landbouwers te helpen om stressfactoren aan te pakken. Daarover worden dan contacten gelegd met de Europese partners. Want nog belangrijker dan de resultaten, is de vraag wat je ermee doet. Ten eerste moet je onze boeren aan het spreken krijgen. Het feit dat ze een enquête invullen en een gesprek aanvragen, is positief. Dat is het eerste. Je moet kunnen detecteren dat er überhaupt een probleem is. En ten tweede moet je met die resultaten aan de slag gaan, en bekijken op welke manier je beter kunt begeleiden of kunt zorgen voor – zoals u het heel mooi uitdrukt – regelrust.
Samengevat blijkt dat veel van onze boeren en hun gezin last hebben van oververmoeidheid, prikkelbaarheid, frustratie, sombere of angstige gevoelens, paniekaanvallen. U herkent het wel: dat zijn tekenen van mentale uitputting of zelfs burn-out. Het is iets dat we in vele beroepssectoren meemaken, maar typisch voor de land- en tuinbouwsector is wel dat er minder hulp wordt gezocht bij persoonlijke problemen dan bij problemen op het bedrijf. Er is jammer genoeg nog een sterk taboe rond mentale klachten in deze sector. De vzw Boeren op een Kruispunt heeft dit vroeger ook al aangekaart, en dat wordt nu bevestigd door wetenschappelijk onderzoek.
De vzw Boeren op een Kruispunt zet al twaalf jaar in op begeleiding van landbouwbedrijven in moeilijkheden en sensibilisering van het brede publiek. Zij ontvangen hiervoor jaarlijks een subsidie waarop we totaal niet zullen besparen. Zij gaan ook in op specifieke noden van de geestelijke gezondheidszorg bij land- en tuinbouwers. Maar wat mij betreft, moeten we daar de volgende jaren nog veel sterker op inzetten. Alles begint met detectie, maar we moeten mensen kunnen overtuigen om deel te nemen aan enquêtes.
Ik zie een viertal mogelijkheden. Ten eerste kan de maatschappelijke zichtbaarheid van het probleem worden verhoogd door breed te communiceren, specifiek naar onze landbouwers, maar ook breder naar de hele maatschappij. Het is ook belangrijk om de resultaten van ILVO en de vaststellingen van de vzw Boeren op een Kruispunt nog meer gericht te verspreiden bij relevante organisaties uit de welzijns- en landbouwsector.
Ten tweede moet de dialoog tussen en met relevante actoren uit de landbouw- en welzijnssector sterker worden. Boeren op een Kruispunt ijvert ervoor om landbouwers als specifieke doelgroep bij welzijnsorganisaties te laten definiëren. Ik zal me er persoonlijk voor inzetten dat dit ook gebeurt.
Ten derde hebben de landbouworganisaties ook een rol op te nemen om de problematiek van stress en welbevinden bespreekbaar te maken en bestaande taboes weg te werken in landbouwmiddens. Zeker in West-Vlaanderen is daar nog veel werk aan de winkel. Ook elders is dat nog het geval maar ik kom uit een streek waar het al helemaal niet gewoon is om over emoties te praten.
Om psychische problemen bespreekbaar te maken in landbouwmiddens kunnen tot slot tools ontwikkeld worden ter ondersteuning van het gesprek. Voorbeelden zijn een vragenlijst die zelfanalyse stimuleert, een zelfscan, gespreksmomenten voor landbouwers over de problematiek en praktische tools die de veerkracht van landbouwers en hun gezinnen verhogen. Ook dit wordt verder onderzocht door ILVO.
In het onderzoek van ILVO kwam dit knelpunt inderdaad naar boven. Het is dan ook belangrijk dat we traditionele hulporganisaties zoals OCMW’s en centra voor algemeen welzijnswerk (CAW’s) nog meer vertrouwd maken met de landbouwcontext. Dat kan door opleidingen, videomateriaal en brochures aan te bieden. Daarnaast is het belangrijk dat we erfbetreders zoals veeartsen, handelaars activeren en motiveren om problemen op landbouwbedrijven te signaleren. Ik besef wel dat daar ook een verplichte discretie wordt gehandhaafd, maar op een of andere manier is het toch belangrijk dat de hulpverlening op zijn minst de kans krijgt om naderbij te komen.
De erfbetreders en alle ambtenaren van gemeenten en sociale huizen krijgen al de publicatie Vlaamse Agrozorgwijzer van Boeren op een Kruispunt. De problematiek is dus niet compleet nieuw voor hen. Boeren op een Kruispunt werkt zelf met freelance psychologen die zelf de boer op gaan en andere geestelijke gezondheidszorgverstrekkers informeren over de specifieke situatie waarin landbouwers zitten.
Het grote probleem voor de landbouwer die zorg opzoekt, is dat bij opname in een zorginstelling, de zorgen over de dieren en teelten thuis niet kunnen worden stilgelegd. Landbouwers kunnen hun productie niet zomaar stilleggen – er worden nu eenmaal kalveren en biggen geboren – en dat is iets wat een belangrijke rol speelt in het hoofd van onze landbouwers wanneer zij extern een zorgtraject zouden willen volgen. We moeten proberen daarvoor een oplossing te vinden.
Een andere opvallende vaststelling is dat veel stressfactoren niet door de land- en tuinbouwers zelf veroorzaakt worden. Ik verwijs nog eens naar het wat mevrouw Rombouts heeft gezegd, namelijk dat regelrust belangrijk is. Landbouwers moeten veel regelgeving toepassen. Er is niet alleen de sectorale wetgeving, waarvoor ik bevoegd ben. Er is ook bijzondere niet-landbouwwetgeving: omgevingsrecht, omgevingsvergunningen, mestregelgeving, fiscaliteit, sanitaire wetgeving, regels inzake voedselveiligheid enzovoort. Een aantal van die materies zijn federaal, maar het gros is ook onze eigen gewestbevoegdheid.
Ik wil u wel melden dat ik een zeer ruime regelgevende ervaring heb opgedaan tijdens mijn vijf jaar als onderwijsminister. Ik heb ook vastgesteld dat, wanneer je als Vlaamse overheid probeert om regelrust te brengen, er heel veel regels van elders bij komen en dat die rust dus moeilijker te vinden is.
Maar nogmaals, de landbouwsector zit met een heel specifieke context, namelijk dat je je bedrijf niet zomaar met rust kunt laten.
In het nieuwe regeerakkoord zetten we in op innovatievriendelijke regelgeving en op minder regeldruk. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal tijdens deze legislatuur moeten worden ingevuld en uitgevoerd. Daar zullen een aantal reglementaire initiatieven bij komen. Het is van belang dat we erop toezien dat we die regeldruk niet verhogen en dat we proberen om een aantal dingen af te schaffen. Ik hoop dat ik hiervoor in jullie, commissieleden, medestanders vind. Het is wel zo dat je, wanneer je iets afschaft, er zeker van moet zijn dat het resultaat niet is dat er nog meer stress bij komt kijken. Een goed, helder en duidelijk kader om te werken, kan rust brengen. Maar als het permanent verandert, zorgt dat vaak voor grote onrust.
In het regeerakkoord staat ‘no gold plating’. Dat vind ik al rustgevend. Verder ligt de nadruk op een verder doorgedreven digitalisering. Bij een andere vraag heb ik al gezegd dat ik die digitale platformen wil inzetten om tot minder papierlast te komen. Maar daarin moeten we nog stappen voorwaarts zetten.
De verbetering van het imago van de boer is zeker iets waaraan we de komende jaren willen werken. Het is een moeilijk verhaal. De sector doet elke dag zijn best om te voldoen aan alle regelgeving en om zorgzaam om te gaan met dieren en een inkomen te verkrijgen, maar er komen dagelijks berichten in de media die dat imago tenietdoen.
Ik heb de voorbije weken uitgebreid kennisgemaakt met mijn administratie. Het is spectaculair hoe innovatief de land- en tuinbouwsector op dit ogenblik bezig is. Zeker voor de nieuwe commissieleden kan het interessant zijn dat, bijvoorbeeld naar aanleiding van de beleidsbrief, ILVO hier eens uitgebreid komt uitleggen wat er allemaal gebeurt. Het is een suggestie voor de regeling van de werkzaamheden, omdat mijn mond daar toch van openvalt. Als ik zie wat er allemaal wél gebeurt en hoe weinig dat gekend is …
Verder moeten we inzetten op onafhankelijk onderzoek om de effecten op de volksgezondheid en de impact op het milieu objectief in te passen. Dat is ook van groot belang.
Ten slotte moeten de resultaten worden gebundeld en naar buiten worden gebracht.
Er is dus nog heel wat werk. Maar u hebt zeker mijn engagement om voldoende aandacht aan de problematiek te besteden, samen met onze sectororganisaties en ILVO.
Mijn antwoord is vrij lang, maar de problematiek is dan ook belangrijk.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik dank u om de nodige tijd te nemen om stil te staan bij deze problematiek. Het is een zeer terechte en belangrijke uitdaging. Eenieder moet bekijken wat we daarin kunnen betekenen en op welke manier we de mensen daarin kunnen helpen en versterken.
Ik ben heel blij met een aantal actiepunten die u heel duidelijk hebt opgesomd en die u verder wilt vormgeven. U wilt de brug leggen naar andere sectoren, met name naar de welzijnssector, voor de hulpverlening. Ik kijk zeker uit naar die verdere stappen.
Ik heb inderdaad heel bewust gevraagd naar het element van regelrust, omdat dat heel duidelijk wordt aangegeven als een van de uitdagingen en het iets is dat in onze eigen macht ligt. We houden hiervoor zelf de pen vast.
Deze commissie Landbouw is één element, maar zoals u en ikzelf terecht hebben aangehaald, zijn er ook nog andere bevoegdheden hierin betrokken. Ik denk ook, minister, dat het misschien ook interessant zou zijn om de resultaten ook met uw collega-ministers en verschillende administraties te bespreken, want de administraties hebben ook veel contact met de sector en met de land- en tuinbouwers zelf. Ook de manier waarop zij omgaan met hen en de dossiers behandelen heeft een grote impact op het welbevinden van de Vlaamse land- en tuinbouwers.
Specifiek wat betreft Boeren op een Kruispunt ben ik zeer blij dat u aanhaalt dat u hun middelen zeker niet wilt inperken, maar net wilt gaan kijken hoe die organisatie versterkt kan worden. Ik denk dus dat we misschien ook met hen een belangrijke oefening moeten maken. We moeten duidelijk maken dat men ook al bij Boeren op een Kruispunt terechtkan voor er financiële problemen zijn, eigenlijk al zodra er bezorgdheden of psychologische problemen zijn. Dank u wel dus voor uw ondersteunende insteek en het actieplan met wat u wilt doen op dat vlak.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, landbouw is ook voor mij een nog ietwat onbewerkt perceel – om het met de passende terminologie te zeggen. (Gelach)
Wat ik wel weet, is dat boeren anno 2018 op veel fronten worden uitgedaagd, economisch, ecologisch en sociaal. Deze morgen las ik nog in Boer&Tuinder dat Nederlandse boeren massaal betogen, omdat ze zich in de verdomhoek gezet voelen. De Vlaamse boeren gaan dan wel niet betogen, maar zij voelen dat toch ook zo wat aan.
Het regeerakkoord heeft dat goed begrepen en wil de vele uitdagingen aangaan. Het belangrijkste is dat ze dat wil doen via een niet-polariserend debat, op basis van objectieve parameters. Dat is alvast een goede aanzet, zowel voor het welbevinden van boeren en boerinnen als voor het image van de hele sector.
Wat collega Rombouts met haar vraag aankaart, kan ik alleen maar beamen. De psychologische druk bij onze landbouwers is hoog, heel hoog, en we weten ook uit de verslagen van Boeren op een Kruispunt, een vzw die heel nuttig werk verricht, dat zij inderdaad vaak geen bijstand durven te vragen. We merken ook op dat het vaak de echtgenoten zijn die aan de alarmbel trekken en dat het voor mannen vaak nog wat moeilijker is om de stap te zetten, dus die drempel moeten we echt wegwerken, het liefst zo volledig mogelijk. Daarom ben ik ook heel tevreden dat u de middelen voor die vzw onaangeroerd laat. Ik hoor collega Rombouts graag zeggen dat u ze zelfs zult versterken. Laat ons dus die weg inslaan.
Wat me wel is opgevallen – en daarmee wil ik eindigen –, is dat er tot 31 december 2018 een leaderproject liep, ‘Zot van (‘t) Boeren’, dat zich net focuste op dat sociale aspect, die sociale problemen en de samenwerking met het reguliere zorgaanbod. Dat landbouwers nu aangeven dat ze Boeren op een Kruispunt eerder zien als een economische hulplijn, verbaast me enigszins, gezien dat project drie jaar lang gelopen heeft. Hoe percipieert en analyseert u dat?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Er is al heel veel aangehaald, maar het psychisch welzijn van onze landbouwers is voor ons uiteraard ook uiterst belangrijk. Ik denk dat we dat inderdaad in een groter kader moeten zien, dat hele welzijnsverhaal, want het is natuurlijk bij veel doelgroepen zo dat spreken over het psychisch welzijn of psychische problemen nog een groot taboe is. Ik denk dat we daar zeker als regering een punt rond kunnen maken, zodat we dat bespreekbaar kunnen maken.
Specifiek voor de landbouwsector is het belangrijk om die informatie ook te verschaffen bij die organisaties waar landbouwers al heel vertrouwd mee zijn. Ik veronderstel dat er bij het Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen (KVLV) bijvoorbeeld al heel wat vormingen worden gegeven. Misschien kan aan dit thema nog extra aandacht geschonken worden. Heel wat gemeentes werken dit jaar ook rond veerkracht, dus ik denk dat er rond bespreekbaarheid al veel aandacht is.
Ik ben heel blij, minister, dat u heel wat mogelijkheden ziet om dit probleem aan te pakken. Ik ben dus heel benieuwd naar uw beleidsnota en wat daarin zal staan over de aanpak van dit probleem.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, iedereen deelt hier dezelfde bezorgdheid. Het is een lang bestaand gegeven dat er veel boeren in problemen zijn. Er zijn binnen de landbouw bijvoorbeeld ook hogere zelfmoordcijfers, wat illustreert hoe erg het vaak is en hoe moeilijk mensen de weg vinden naar hulpverlening. Ik steun zeker de initiatieven die u opnoemt om daar meer zicht op te krijgen en om mogelijkheden te creëren waardoor mensen geholpen kunnen worden.
Ik wil toch ook meer naar de grond van de zaak gaan. In uw antwoord hebt u gesproken over regelrust. We zijn daar allemaal voor, maar ik heb in het verleden vaak vastgesteld – de mestwetgeving is daar een goed voorbeeld van – dat in de discussie om tot een oplossing te komen, er ook vanuit de sector heel veel vragen zijn die de regelgeving eigenlijk complexer maken. Het is voor ons allemaal echt een uitdaging. Ook uit de sector zelf komen vragen naar een vereenvoudiging van de regelgeving, bestaande of nieuwe. Op die manier weten mensen nog wat van hen verwacht wordt. Dat is vandaag in een aantal gevallen echt niet meer zo.
Een andere externe factor waarover gesproken is, is de financiële toestand. Daar hebt u eigenlijk niets over gezegd. Volgens mij zit daar ook een heel belangrijk aspect van de moeilijkheden bij landbouwers. Veel boeren hebben hoge schulden door investeringen die ze hebben moeten doen. Ze maken zich enorm veel zorgen over hoe ze van die schulden af kunnen geraken. Heel veel boeren die daarin niet meer slagen, hebben ondertussen hun zelfstandig statuut moeten opgeven en zijn loonwerker voor een integrator.
Een ander aspect is de prijszetting. Dat is volgens mij de basis. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze landbouwers een eerlijke prijs krijgen voor de producten die ze op de markt brengen? Als je met boeren spreekt, merk je dat geen enkele boer per se nog heel groot wil worden en van alles extra wil doen en nog meer financiële zorgen op zijn nek wil halen, als hij maar een deftig inkomen kan genereren met zijn bedrijf.
Minister, er is al heel lang met verschillende sectoren ketenoverleg. Het was onze hoop dat dit overleg tot doel zou hebben dat in de hele keten de producenten of de landbouwers een correcte vergoeding zouden krijgen voor hun producten. Op die manier zouden ze een waardig inkomen kunnen hebben op basis van hun werk. Hebt u zicht op de effecten van dat ketenoverleg? Is er ook een evaluatie gepland in de volgende jaren?
Zoals de minister al zei, komen we heel snel in de bredere problematiek van de sector. Alles hangt eigenlijk aan elkaar. We vragen aan de minister om zo goed mogelijk te antwoorden, maar we kunnen het haar natuurlijk niet kwalijk nemen als ze niet alles kan beantwoorden. Het is natuurlijk ook stof voor vragen in de toekomst. We kunnen zeker terugkomen op een aantal aspecten van de problemen die hier aan bod zijn gekomen.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, dank u voor uw steun. Ik vind alle vragen interessant, maar straks komt ook de beleidsnota waarin het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de komende jaren zal worden besproken.
Ik kan onmogelijk al op alle vragen antwoorden, maar dat neemt niet weg, mijnheer Steenwegen, dat het juist is dat het ook voor een deel over financiering gaat. Er zijn heel veel problemen die ertoe leiden dat men het plots niet meer ziet zitten. We kunnen daar preventief aan werken met heldere regelgeving, met een goed kader waarbinnen men kan werken. Als men problemen heeft, moet men ze bij zichzelf detecteren en hulp willen zoeken. De vraag van mevrouw Rombouts gaat voor een deel over het preventieve maar ook over hoe het meer bespreekbaar maken van de problemen. Boer ben je bijna nooit alleen. Daar is een heel gezin bij betrokken, en de problemen kunnen ook op gezinsniveau vrij aanzienlijk zijn.
Mevrouw Rombouts, ik neem zeker het idee mee om de administraties meer te sensibiliseren. We zullen zeker met Welzijn proberen om daar een volwaardige poot van te maken.
‘Zot van (‘t) Boeren’ was een zeer mooi en nuttig project. Er wordt nu met de partners gekeken om daar een vervolgtraject aan te breien.
U zei dat het veel te economisch bekeken wordt. (Opmerkingen)
Ik weet dat niet. Dan moeten we Boeren op een Kruispunt daar nog eens uitgebreid over bevragen om na te gaan hoe dat zou komen. Ik kan me ook wel inbeelden dat als je veel problemen hebt, je psychisch welzijn het laatste is waaraan je denkt, bijvoorbeeld als je schulden hebt die je niet kunt afbetalen. De twee zijn natuurlijk relevant. De regelrust zal sowieso belangrijk zijn bij het uitwerken van het nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Financiële zorgen zijn een gekend probleem. Bedoeling is om het ketenoverleg sowieso te versterken op Vlaams niveau om zo een eerlijke prijs te verkrijgen voor iedere schakel. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Ik moet u daar niet van overtuigen.
Er is een nieuwe Europese richtlijn ‘oneerlijke handelspraktijken’. Het is van belang om onze federale collega, minister Muylle, daarover aan te spreken en om onze ondersteuning aan te bieden om die zo snel mogelijk om te zetten. De deadline is 1 november 2021. Dat kan misschien ook soelaas bieden als het gaat over prijszetting in de toekomst.
Het klopt natuurlijk dat heel veel zaken aan elkaar zijn gekoppeld, maar ik hoop dat we toch een focus kunnen leggen. De andere aspecten zijn minstens even belangrijk, maar in dezen was het de bedoeling om de focus te leggen op de resultaten van het onderzoek. We hebben een aantal dingen zelf in de hand, zoals ik aangaf. We moeten onszelf verplichten om daar oog voor te hebben.
Ik hoor bij collega's veel bijval. Ze delen de bezorgdheid. Ik hoop dat we dit vanuit deze commissie als een uitdaging zien om het welzijn van onze land- en tuinbouwers op te krikken. We hebben met deze commissie te maken met een strategische en innovatieve sector die ongelooflijk mooi is. Ik hoop dat we elkaar daarin kunnen vinden.
Ik wil nog even stilstaan bij het imago. Ik hoop dat we met z'n allen het imago mee versterken. In debatten voel ik mij soms heel ongemakkelijk als er een beperkte belichting gebeurt, zeker ook in de media. Het is voor ons allen een uitdaging om mee te werken aan dat imago. Ik hoop dat we elkaar daar ook in de volgende jaren in blijven vinden.
Vzw Boeren op een Kruispunt heeft al heel goed werk geleverd, maar blijkbaar zet men de stap ernaar pas op het moment dat er echt economische knelpunten zijn. Misschien zijn de psychische problemen er al vroeger. Ik zou het zeker interessant vinden om daarover met hen van gedachten te wisselen en de resultaten van het onderzoek erbij te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.