Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Deckmyn heeft het woord.
Vorige week stond volop in het teken van de invasie van de Turkse staat in Noord-Syrië. We hebben daar tijdens de plenaire vergadering al over van gedachten kunnen wisselen. Maar er is natuurlijk nog een element dat nog niet volledig aan bod is gekomen, namelijk de terugkeer van bepaalde IS-jihadisten en hun familie naar Vlaanderen, naar België.
U weet dat de Verenigde Staten hebben aangekondigd dat zij hun leger uit Syrië zouden terugtrekken. Dat is ondertussen ook gebeurd; ze zijn volledig verdwenen uit het Koerdisch gebied. Dat was blijkbaar een afspraak die de Amerikanen met de Turken hadden gemaakt. Dat zorgt er nu voor dat Turkije vrij spel krijgt in Syrisch-Koerdistan.
Dat is uiteraard slecht nieuws voor de Koerden in het algemeen, en voor bepaalde milities in het bijzonder. We zien nu wel dat zij steun krijgen van het Syrische leger, maar de hele situatie zorgt er natuurlijk voor dat er grote onzekerheid ontstaat rond de IS-gevangenen en de detentiecentra ter plaatse. Want die vallen niet meer onder de eindverantwoordelijkheid van enerzijds de Amerikanen, en anderzijds de Koerden, die nu wel andere zaken aan hun hoofd hebben.
Diverse bronnen laten weten dat deze instabiele situatie zware gevolgen zal hebben voor de landen waar deze IS-strijders vandaan komen. We hebben de laatste dagen in de kranten kunnen lezen dat er inderdaad een mogelijkheid bestaat dat IS-strijders terug naar hier komen, en dat zorgt voor grote druk.
De kampen worden nu veel minder goed bewaakt, en die strijders zullen heel gemakkelijk de vlucht kunnen nemen – niet alleen door de oorlogssituatie op zich, maar ook door de handel die ter plaatse wordt opgezet. Wie genoeg geld heeft, kan effectief sneller op vrije voeten komen. Het is daar niet het wilde westen, maar het wilde oosten geworden.
Welk beleid zal daarrond worden gevoerd? Dat beleid moet er alles aan doen om de terugkeer van deze terroristen naar ons land tegen te houden. Maar het risico blijft bestaan dat we nu met een terugkeergolf te maken krijgen, en we moeten daarop voorbereid zijn. Er zijn verschillende elementen in dit verhaal. Is er bijvoorbeeld al overleg geweest met de federale overheid? Welke initiatieven zullen er binnen de diverse beleidsdomeinen worden genomen om de gevaren te neutraliseren, die verbonden zijn aan de terugkeer van deze jihadisten?
Ik heb in de kranten gelezen dat er verschillende instanties, ook op Vlaams niveau, betrokken worden bij die eventuele terugkeer. Over welke instanties gaat dat dan? Ook het lokaal bestuur wordt met deze problematiek geconfronteerd: bij bepaalde steden of gemeenten bestaat immers het risico op een terugkeer van IS-strijders. Welke communicatie hebt u hieromtrent reeds gevoerd met het lokale bestuur?
Minister-president Jambon heeft het woord.
In een vorig leven werd ik regelmatig met dergelijke vragen geconfronteerd, maar deze materie achtervolgt me natuurlijk altijd.
De situatie in Noord-Syrië is inderdaad zorgwekkend. We hebben het offensief van de Turken tegen de Koerdische YPG-strijders met klem veroordeeld. Maar zoals u terecht aangeeft, is het voor ons belangrijk om dit conflict van nabij te blijven opvolgen.
In het getroffen gebied worden IS-strijders gevangen gehouden in kampen, die door de Koerden werden bewaakt. In die kampen zitten, volgens onze informatie, een 50-tal IS-strijders die uit ons land afkomstig zijn.
Wat het overleg met de federale overheid betreft, is het natuurlijk zo dat de terugkeer van foreign terrorist fighters (FTF’s) in de eerste plaats een veiligheidsprobleem betreft. En dan gaat het concreet over de bewaking van de toegang tot het grondgebied. Dat is federale materie; daarvoor zijn wij niet bevoegd.
Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) volgt de situatie op de voet op, en ik weet uit een vorig leven dat zij daar ernstig werk van maken. Voorlopig schat het OCAD het risico op directe gevolgen voor ons land zeer laag in. Naar aanleiding van dit conflict tussen de Turken en de Koerden hebben zij het veiligheidsniveau ook niet verhoogd.
Het OCAD monitort dat permanent, dus wat ik nu zeg, kan bij wijze van spreken morgen al achterhaald zijn. Op dit moment heeft de risicoanalyse, dus de dreigingsanalyse van het OCAD niet geleid tot een verhoging van het veiligheidsniveau. Het OCAD zit ook mee in het Vlaams Platform Radicalisering.
Welke initiatieven en welke instanties zijn betrokken? Vanuit Vlaanderen volgen we de evoluties op het terrein en de risico-inschatting van de bevoegde federale diensten. Ze hebben de middelen en de vooruitgeschoven posten. Het OCAD wordt gevoed door zeven veiligheidsdiensten om hun analyse te maken. Dat zijn stuk voor stuk federale veiligheidsdiensten. Ik heb er veel vertrouwen in dat we niet dezelfde uitrusting hebben omdat noodzakelijkerwijze beter te doen. Het is ook die bevoegde federale dienst die ervoor zorgt dat de betrokken Vlaamse overheidsdiensten te gepaste tijde voorbereid zijn op een eventuele terugkeer van IS-strijders.
We werken al enkele jaren met verschillende diensten samen onder het Vlaamse actieplan. Het Vlaams Platform Radicalisering bereidt het beleid voor, volgt het op en stuurt het bij waar mogelijk.
Wie zit er in het Vlaams Platform Radicalisering? Dat is het Agentschap Binnenlands Bestuur, het Agentschap Integratie en Inburgering, het Departement Onderwijs en Vorming, het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Sport Vlaanderen, het Departement Cultuur, Jeugd en Media, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Dit zijn de Vlaamse entiteiten. Andere organisaties die in dat platform zitten, zijn de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid en het OCAD zelf.
Binnen de beleidslijn zijn de nodige permanente overleg- en communicatiestructuren uitgebouwd tussen de verschillende beleidsniveaus. Zo is het OCAD daarin vertegenwoordigd, maar de Vlaamse overheid is evengoed vertegenwoordigd in de federale platforms zoals de nationale taskforce en een aantal werkgroepen onder het Plan R. Dat is een federaal plan om radicalisering tegen te gaan. Ook daarin is de Vlaamse overheid vertegenwoordigd. Dan zijn er nog de structuren van de lokale taskforce en de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s). Daar is ook de link met het lokale bestuur verzekerd.
Verder zet het actieplan ook in op het versterken van de expertise binnen de sectoren. Hiervoor zijn specifieke tools ontwikkeld. Een goed voorbeeld is het draaiboek dat door Jongerenwelzijn werd ontwikkeld dat ook een luik omvat rond terugkerende minderjarigen en hun gezin. Dat vind je terug op hun website onder de naam draaiboek radicalisering.
Terugkeerders zullen eerst strafrechtelijk worden vervolgd alvorens ze onderwerp worden van diensten en voorzieningen van de Vlaamse overheid. Eerst komen ze hier naar het gerecht. Mochten ze om de een of andere reden worden vrijgesproken of na een gevangenisstraf vrijkomen, dan komen ze in het vizier van de Vlaamse overheid. De coördinatie van dat platform valt onder de bevoegdheid van mijn collega Bart Somers. Voor meer concrete zaken kunt u hem het best persoonlijk bevragen.
De inval van de Turken in de Koerdische gebieden is heel recent, en dat wijzigt nog elke dag. Er is nu een bestand afgekondigd. Dit wordt elke dag opgevolgd. We moeten daar zeker alert voor blijven, maar paniek en angst zijn op dit moment ook geen goede raadgever. Er is op dit moment geen garantie op ons grondgebied. Er heerst natuurlijk een onrustwekkende situatie ginds, maar niet op ons grondgebied.
Welke communicatie wordt er gevoerd in de richting van de gemeenten? De terugkeer van foreign fighters is voor de gemeenten geen nieuw fenomeen. In 2015 zijn verschillende gemeenten gestart met het installeren van LIVC’s. De vorige federale minister van Binnenlandse Zaken heeft die LIVC’s in 2018 verplicht gemaakt. Dat was een goede maatregel. In de LIVC’s zitten de politie en de nodige stakeholders met knowhow over de zaken bijeen. De link met het veiligheidsapparaat in zo’n LIVC is dus de lokale politie. Andere politie- of veiligheidsdiensten zitten daar niet rond de tafel. De bedoeling is een vroege detectie van radicalisering of van terugkeer.
Als er een indicatie is via de veiligheidsdiensten dat iemand is teruggekeerd in een bepaalde gemeente, wordt de LIVC via de lokale politie daarvan op de hoogte gebracht. Dat is doorstroming van informatie. Zo krijgen de gemeente- en stadsbesturen de nodige informatie, net zoals van hun vertegenwoordiging van het VVSG binnen het platform. Er zijn dus wegen genoeg naar de lokale besturen om hen te informeren. We volgen de zaken op de voet, maar op dit moment is er hier geen urgente, verontrustende situatie.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, u besluit met een geruststellende gedachte, maar in uw antwoord hebt u ook een paar keer vermeld dat de situatie elke dag kan veranderen. Het is natuurlijk niet mijn bedoeling om paniek te zaaien, maar om de alertheid in deze kwestie te steunen. Het is zeer belangrijk dat we die zaak verder opvolgen. Ik heb nu een heleboel informatie gekregen. Ik zal het verslag nog eens nalezen, want u hebt zeer interessante zaken gezegd.
Ik ben alleszins ook blij dat u de inval in Syrië nogmaals krachtig veroordeelt. Dat is heel belangrijk. U hebt gezegd dat er nu vijftig IS-strijders uit ons land in detentiecentra zitten. Daar heb ik een bijkomende vraag over. Ook daar kan dat elke dag veranderen. Hebt u zicht op die zaak?
Vooral in de bufferzone van 30 kilometer die Turkije wil inzetten in Noord-Syrië, zijn er wel een paar detentiecentra. Het is bekend dat er mensen zitten die op vrije voeten willen komen. Bovendien is er met geld veel mogelijk. Ik heb dat via de media vernomen. Er zijn in Noord-Syrië lucratieve handeltjes aan de gang om IS-strijders en hun eventuele familie vrij te kopen. Dat zijn heuse handeltjes die nu aan de gang zijn.
Er wordt hier nu gesteld dat er vijftig IS-strijders uit ons land in detentiecentra in Syrië zitten. Ik vraag me af hoe dat echt gecontroleerd is. Hoe kan men dag aan dag zicht houden op de situatie? Sta me toe om daarover een klein beetje twijfel te hebben. Dat is natuurlijk niet uw schuld. Dat zijn gewoon de omstandigheden die mij nopen tot deze bedenkingen.
Op basis van hun risicoassessment stelt het OCAD dat het risico voorlopig vrij laag is. Het debat over de terugkeer van familieleden van IS-strijders is echter toch wel hevig aan de gang. Er zijn hieromtrent initiatieven die vanuit Vlaanderen worden genomen. Er zijn, zoals ik zei, wel degelijk IS-strijders op vrije voeten. Ik geloof wel in een zeker assessment, maar natuurlijk gaan we dat zeer goed moeten blijven opvolgen.
Ik besluit met nog even terug te komen op die opsomming van al die Vlaamse instanties. Ik heb ze u gevraagd, en u hebt ze gegeven. Ik ga nauwlettend bekijken hoe dat allemaal zit. Zeker de piste van die lokale integrale veiligheidscellen was mij gedeeltelijk bekend, maar ik wist niet dat die zo krachtdadig in deze situatie werden ingeschakeld.
Mevrouw Van Cauter heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw uitvoerige uiteenzetting. Ik noteer dat, gelet op de dreigingsanalyse die vandaag heeft plaatsgevonden, we niet onmiddellijk ongerust moeten zijn over de situatie. Ik heb het dan over het veiligheidsniveau in België. Dat betekent echter niet dat we niet voorbereid moeten zijn. U geeft een goede uiteenzetting van hoe er op een integrale manier – Vlaams en federaal – wordt samengewerkt en hoe de verschillende diensten met elkaar informatie uitwisselen.
Ik had daarbij nog één korte vraag. Wij maken dus geen deel uit van de Nationale Veiligheidsraad, zoals die zeer recent is bijeengekomen. Heb ik het goed begrepen dat er, in de mate dat er actie of reactie van Vlaanderen of zijn diensten verwacht wordt, via de taskforce teruggekoppeld wordt, zodat wij ten minste weten waar, op welk niveau en hoe er op een integrale manier – en terugkoppelend naar de Nationale Veiligheidsraad – moet worden gereageerd?
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Er zijn twee aspecten aan heel deze problematiek. Uiteraard zijn er federale aspecten, die de minister-president beter kent dan wie ook. Ik verwijs naar het aanhoudingsmandaat. Ofwel is men al veroordeeld, ofwel kan men onmiddellijk in voorhechtenis. Dat is heel duidelijk een federale bevoegdheid, en dat is federaal ook glashelder.
Voor de minderjarigen is het alleen een Vlaamse problematiek. Met het jeugdsanctierecht is er ook in de vorige legislatuur een heel plan en een batterij aan maatregelen klaargezet om die minderjarigen op te vangen, vooral dan in het beleidsdomein Welzijn, met ook een hele mechaniek van overleg per geval.
Dan zijn er nog de lokale integrale veiligheidscellen – een bijzonder goed systeem trouwens – die opgericht zijn door de federale wet. Die veiligheidsscreening gebeurt op federaal niveau en sijpelt dan door naar het lokale bestuur, waar het dan weer voor een stuk een Vlaamse zaak wordt.
Daar staat u dan letterlijk en figuurlijk op een kruispunt. U hebt de expertise van de federale overheid als minister van Binnenlandse Zaken, waar u heel actief bent geweest. U bent nu Vlaams minister-president, waar u ook net opsomt dat er een heel aantal betrokken partners zijn in dat Vlaams Platform Radicalisering, waar ook het OCAD deel van uitmaakt. U zegt ook – hopelijk terecht – dat er geen sense of urgency moet zijn en dat er geen ongerustheid moet zijn.
Dat zijn twee verschillende dingen.
Ja, dat is waar: wel een sense of urgency, maar er is geen ongerustheid nodig.
Ik wil aansluiten op wat mevrouw Van Cauter heeft gezegd, maar ik ga nog iets verder. Zij vraagt of er wel voldoende wisselwerking is tussen de twee. Mijn vraag is dan of het niet nodig is om een interfederaal veiligheidsoverleg te organiseren. Wij zijn immers geen vragende partij voor nog een extra overlegplatform. Er zijn er immers al genoeg. Dat hebt u voldoende geschetst. Er is een Vlaams overlegplatform. Er zijn op federaal niveau verschillende mechanieken. Kunnen we toch niet zoeken naar een manier waarop Vlaanderen en de federale overheid actiever kunnen samenzitten, en dan vooral met de bedoeling om de expertise die in onze Vlaamse departementen zit, ook meer te laten doorstromen naar het lokale niveau? Ik vraag dus eigenlijk meer kruisverbanden en meer interfederaal veiligheidsoverleg.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister-president, het debat over het al dan niet actief of passief laten terugkomen van die Syriëstrijders en hun families woedt volop aan de overkant van de straat. Mijn mening daarover is alvast heel duidelijk, namelijk dat het niet onze taak is om die problemen hier te importeren. Laat ze daar berecht worden. Ik hoop alvast dat de federale overheid de gesprekken met de buurlanden voortzet om dat effectief uit te voeren.
Het is inderdaad niet uitgesloten dat op een dag die mensen aan onze voordeur staan, en dat is het moment waarop de Vlaamse bevoegdheid in werking treedt, namelijk de begeleiding van die mensen in de gevangenis, maar ook nadien. In de vorige legislatuur hebben we daar vaak debatten over gehad met ex-minister Vandeurzen.
We moeten daar nog meer aandacht aan geven omdat die begeleiding intensiever moet. Er zijn maar een handvol radicaliseringsexperts in die gevangenissen actief in heel Vlaanderen. Dat is te weinig. Ik hoop dat we daar in deze legislatuur naar gaan kijken. Het is nog niet helemaal duidelijk naar wie ik me daarvoor moeten richten. Blijft dat bij hetzelfde departement of zal er een andere minister verantwoordelijk voor zijn? Minister-president, kunt u daarover duidelijkheid verschaffen?
Mijnheer Deckmyn, als ik het had over vijftig, dan is dat een cijfer dat bij het OCAD ter beschikking is. Dit zijn de meest recente gegevens, en die kunnen elke dag wijzigen. Men weet ongeveer in welke kampen die zitten. Als in zo'n kamp de deuren opengaan, dan weet het OCAD dat daar een probleem is.
Hoe komt het OCAD aan die informatie? Het OCAD wordt gevoed door zeven federale steundiensten. Een van de steundiensten is de inlichtingendienst van de militairen, de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV), en die is echt op het terrein actief. Dat zijn niet noodzakelijk Belgische militairen, maar de militairen van de verschillende landen wisselen die gegevens uit onder elkaar. Via de militaire inlichtingendiensten hebben we voeten op de grond om die informatie op te volgen. Niets des mensen is perfect, dit zal ook wel niet perfect zijn, maar de mazen van het net zullen toch zeer nauw zijn. Tot natuurlijk het tegendeel wordt bewezen.
Mevrouw Van Cauter en mevrouw Partyka, in de nationale taskforce zitten ook de gewesten. In de Nationale Veiligheidsraad hebben we in de vorige legislatuur een keer de ministers-presidenten rond de tafel gebracht. Dat was na de aanslagen in Brussel en na de aanslagen in Parijs, toen we moesten beslissen over de lockdown in Brussel. Dat werd beslist in de Nationale Veiligheidsraad, waar ook de ministers-presidenten bij waren. U zult in mij een pleitbezorger vinden om ervoor te zorgen dat dat op een min of meer permanente basis gebeurt.
Ik denk als de Veiligheidsraad zich nationaal wil noemen, zeker nu jeugddelinquentierecht naar de deelgebieden gaat, dat die deelstaten ook hun plaats hebben in die Nationale Veiligheidsraad, maar daarvoor hebben we eerst een slagkrachtige federale overheid nodig om dat debat mee te kunnen voeren, wat op dat moment niet echt het geval is.
Mevrouw Partyka, ik weet niet of u hierop doelde. Kijk, de LIVC is bij federale wet opgericht. Die bepaalt eigenlijk niet zo veel. Die zegt: de LIVC is verplicht, het wordt voorgezeten door de burgemeester en de lokale politie zit erin. Dat is een ‘information officer’ van de politie die zorgt voor de doorstroming van informatie. Wie daar verder nog rond de tafel zit, dat zijn bijna allemaal competenties op Vlaams niveau. We onderzoeken op dit moment of we hier aan die wet een decreet of een samenwerkingsakkoord, of welk legistiek middel we daar ook hebben, moeten koppelen om dat te verankeren. Zo zouden die Vlaamse competenties een of andere verplichting hebben. Voor 2018 waren de LIVC’s op vrijwillige basis. Ik hoor dat dat overal wel marcheert. Misschien zijn we een probleem aan het oplossen dat er niet is. Maar het kan ook geen kwaad, want op een bepaald moment verwatert dat misschien. We bekijken dat, of en welk legistiek middel we in stelling zouden brengen om de Vlaamse component van de LIVC’s toch wat bindender te maken.
Mevrouw Sminate, inzake de bevoegdheidsverdeling zit jeugddelinquentie bij minister Demir. De gesloten instellingen, de gemeenschapsinstellingen, zitten bij Welzijn, bij minister Beke. Bij het beheer en de capaciteitsuitbreiding van die gesloten instellingen wordt de minister van Justitie en Handhaving, minister Demir, betrokken. Dat zit op die twee poten daar.
Dank u voor de aanvullende antwoorden.
Ik noteer dat mevrouw Sminate vindt dat de IS-strijders en die problematiek niet mogen worden geïmporteerd. Het is niet de eerste keer dat ik dat van jullie hoor. Ik sta daar natuurlijk volledig achter. Ik ben akkoord met de stelling van de collega dat die IS-strijders berecht moeten worden in eigen land, of dat nu Syrië is of Irak, mij om het even. Ze moeten berecht worden in de landen waar ze hun misdaden hebben begaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.