Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Collega’s, mijn vraag betreft misschien een wat saaiere, maar daarom niet onbelangrijkere, materie.
Minister, staatssteunmaatregelen zijn reeds geruime tijd een hot topic. Toch bestaat er vandaag veel onduidelijkheid over de toepassing van deze complexe regelgeving. Een grote moeilijkheid is dat staatssteun verschillende vormen kan aannemen. De staatssteunregels golden lange tijd als een onontgonnen gebied binnen het mededingingsrecht. Zeker op het niveau van de lidstaten bestond er de afgelopen jaren weinig animo om op te treden tegen onrechtmatige steun. Dit kan wellicht worden verklaard door de bijzondere prerogatieven van de Europese Commissie in het staatssteunrecht. De commissie is immers als enige bevoegd om te verifiëren of een bepaalde steunmaatregel met de interne markt verenigbaar kan worden verklaard.
In 2007 had de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed in Nederland een klacht ingediend bij de Europese Commissie met betrekking tot staatssteun voor sociale woningcorporaties. De vereniging klaagde aan dat door een gebrek aan een klare definitie van de scope van hun activiteiten, de sociale woningcorporaties te veel activiteiten toelieten buiten hun sector van sociale huisvesting. Dit had als gevolg dat de private actoren in de Nederlandse vastgoedmarkt een concurrentieel nadeel ondervonden van de gesubsidieerde woningcorporaties.
In deze context volgden heel wat discussies tussen de Commissie en de Nederlandse overheid, wat uiteindelijk leidde tot een recentelijk arrest van het Europees Hof, op 15 november 2018. Dit arrest verleent belangrijke hefbomen om unfaire competitie aan te klagen ten nadele van de private actoren. Het arrest van het Europees Hof is zo van vitaal belang om een gelijk speelveld te garanderen in de Europese vastgoedmarkt. Dit is voornamelijk het geval voor lidstaten met zogenaamde gesloten systemen, waaronder België, waar sociale huisvesting bijna uitsluitend wordt gebouwd door een gelimiteerd aantal sociale woningcorporaties of huisvestingsmaatschappijen. Belangrijk om te vermelden is dat België zich partij verklaarde in deze zaak tegen de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed in Nederland.
Minister, wat zijn de gevolgen van dit arrest voor Vlaanderen? Heeft dit budgettaire gevolgen? Kunt u navragen waarom de Belgische staat is tussengekomen in deze Europese rechtszaak aan sociale huisvestingsmaatschappijen in Nederland?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, ik kan u een lang en saai antwoord geven of een heel kort.
Eigenlijk komt het erop neer dat men in Nederland blijkbaar niet met een omschreven doelgroep werkte. Bij hen kon iedereen dus een sociale woning betrekken. De hoogte van de huurprijs werd dan natuurlijk wel afgestemd. Maar het was een open systeem, in die zin dat iedereen dat kon. Zij hebben dat ondertussen geremedieerd en dus ook een specifieke doelgroep vastgelegd, sinds 2011. Ze krijgen nu enkel nog staatssteun voor het huisvesten van huishoudens met een beperkt inkomen, als doelgroep. Wij hadden dat al in Vlaanderen. In die zin heeft dat arrest geen enkel effect voor ons.
De vraag was dus of men steun verleende aan mensen die het nodig hadden of aan iedereen. En in Nederland was dat zonder gespecifieerde doelgroep.
Waarom is de Belgische staat tussengekomen? Dat gebeurde op initiatief van de FOD Sociale Zekerheid en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, op verzoek van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. Wij, als het Vlaamse Gewest, hebben die vraag niet gesteld.
Voor Brussel was het blijkbaar belangrijk te kunnen bewaken dat de overheid over een grote appreciatiemarge van diensten van algemeen economisch belang rond sociale huisvesting blijft beschikken.
U weet dat er daarover een hele discussie woedde. Je kunt daarvoor zelfs teruggaan naar de Bolkesteinrichtlijn, de DAEB-systemen (dienst van algemeen economisch belang). Er was voldoende appreciatie voor de overheid om dat in te schatten.
En daarom was er de vraag aan België om zich aan te sluiten.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad zo dat Nederland sinds 2011 ook een wetgeving heeft ingevoerd waarbij sociale woningen kunnen worden toebedeeld aan mensen in een bepaalde inkomensgroep. Daar heb ik destijds ook de mosterd gehaald. Ook daar krijgen mensen die sociale woning niet levenslang toebedeeld, maar tijdelijk. Daar voorziet men ook veel sneller in aanpassingen aan de huurprijs dan in Vlaanderen. Nederland is op dat vlak een voorbeeld.
Mijn interesse ging uit naar de effecten en ook – en vooral – naar de redenen van de tussenkomst van het federale niveau. En nu heb ik van u het antwoord daarop gekregen, waarvoor dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.