Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, vooreerst mijn hartelijke felicitaties. Ik ben ook zeer blij dat we elkaar terugvinden in alles wat met de Brusselse Rand te maken heeft. Ik kijk ernaar uit om even fijn met u in debat en in discussie te gaan. Al zitten we nu niet meer naast elkaar, maar tegenover elkaar.
Ik heb mijn vraag over het Denderfonds en het Randfonds aan de beide ministers gesteld. Ik ga ervan uit dat zij onderling hebben afgesproken wat ze gaan antwoorden.
In het kader van de toenemende grootstedelijke uitdagingen in de ruime rand rond Brussel wordt in het regeerakkoord melding gemaakt van de oprichting van een Vlaamse Randfonds. De Vlaamse Regering wil dat dit Randfonds, naar analogie met het Vlaams Brusselfonds, “inspeelt op de grootstedelijke effecten en gerichte ondersteuning biedt. Bepaalde problemen stellen zich nu eenmaal scherper of anders in de Rand dan elders. Denken we o.a. aan de achterstand inzake zorg of de problemen in het onderwijs door de grote toestroom aan anderstaligen.”
De analyse van deze problematiek deel ik volmondig. Dat er extra middelen zouden vrijkomen om de specifieke uitdagingen van de Vlaamse Rand aan te pakken, juich ik toe, maar de creatie van een apart fonds roept bij mij ook enkele vragen op. Eerlijk is eerlijk, het heeft minister Weyts in de vorige legislatuur nooit ontbroken aan enthousiasme om veranderingen te trachten te bewerkstelligen voor de rand rond Brussel, alleen kreeg hij bij zijn collega-ministers niet altijd de nodige centen los om zijn ambities waar te maken. Ook nu rijst de vraag of de creatie van een apart Randfonds effectief gepaard zal gaan met een broodnodige, extra financiële injectie voor de ruime rand.
Bovendien mogen we inderdaad niet blind zijn voor het feit dat de verstedelijking en de gevolgen hiervan een veel ruimer gebied beslaan dan de 19 officiële randgemeenten. In het regeerakkoord lees ik dat er voor 2020 4 miljoen euro extra uitgetrokken wordt voor de gemeenten Denderleeuw, Ninove, Geraardsbergen en Zottegem, via een zogenaamd Denderfonds.
Dat bedrag wordt ter beschikking gesteld voor “de problematiek van de uitdijende effecten van het grootstedelijk gebied”. Dit creëert in mijn ogen een scheve situatie. De uitdijende grootstedelijke problematiek wordt wel erkend in de ruime rand, en tot aan de Dender, inclusief de Denderstreek. Maar er zit toch een hiaat tussen de gemeenten die onder het Denderfonds vallen, en de gemeenten die tot het Randfonds behoren.
In welk budget wordt voorzien voor het Vlaamse Randfonds? Welke noden zullen via dit fonds prioritair worden aangepakt, en op welke manier zal de verdeling gecoördineerd worden?
In welke mate zullen er bij de departementen Welzijn, Onderwijs, Integratie en Inburgering extra budgetten worden vrijgemaakt om tegemoet te komen aan de historische achterstand inzake welzijn, de capaciteitsproblemen en de grootstedelijke problemen die de instroom van anderstaligen met zich meebrengt?
Wat zullen de gevolgen zijn van de generieke besparingen op subsidies en op het overheidsapparaat en de niet-indexering van werkingsmiddelen op vzw ‘de Rand’? Want die vzw zal toch een grote rol moeten spelen in dat Randfonds.
Het lijkt mij dat de twee fondsen, ondanks hun gelijkaardige omschrijving, een andere lading dekken. Kunt u toelichten voor welke doeleinden en gerichte acties de middelen uit het Denderfonds en het Randfonds aangewend zullen worden?
Bent u ten slotte bereid te onderzoeken op welke manier het Denderfonds en Randfonds beter op elkaar afgestemd kunnen worden, opdat ook de naburige gemeenten in de streek rond de Dender nabij Brussel bijhorende middelen zouden kunnen ontvangen om met dezelfde problemen te kunnen omgaan?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is goed om te beginnen met een vraagstelling over de Vlaamse Rand. We hebben in de afgelopen regeerperiode regelmatig gediscussieerd over het beleid rond de Vlaamse Rand. Dat beleid was enigszins een lege financiële doos. Het is een horizontale bevoegdheid, maar er zijn weinig middelen voor. Ik heb altijd enigszins moeten pleiten of zelfs bedelen bij mijn collega-ministers om binnen hun beleidsdomein Rand toch aandacht te hebben voor de Vlaamse. Dat was financieel een betrekkelijk lege doos met heel beperkte middelen.
Gelukkig is dat veranderd. We zijn erin geslaagd om in het Vlaams regeerakkoord een hele passage in te schrijven met ambities rond de Vlaamse Rand. Daar zijn ook wel financiële middelen aan gekoppeld, namelijk het Vlaamse Randfonds dat ik al lang bepleitte en dat in dezen gerealiseerd is. We hebben voor de beleidsperiode ongeveer 20 miljoen euro, waardoor we effectief wel wat cash hebben voor de beleidsmateries die zich specifiek of met een andere intensiteit afspelen in de Vlaamse Rand. Zo moet ik niet bedelen, maar kan ik zelfs een extra euro in de schaal leggen bij de collega’s. Dat is een heuse stap vooruit voor het Vlaamse Randbeleid. We kunnen ons daar met ons allen over verheugen.
U vraagt naar de band met het Denderfonds. Er is geen band. (Opmerkingen)
Ik geef antwoord op uw vraag.
Het fonds heeft een andere beheerder en is gericht op andere thematieken. Ik ben verantwoordelijk voor de Vlaamse Rand en ik zal de 20 miljoen euro die de Vlaamse Rand toekomt, besteden vanuit een Vlaamse Randbril. Het Denderfonds heeft een andere beheerder en houdt zich met andere dossiers bezig. U mag uw vragen ook altijd richten aan minister Somers.
De thematieken die zich afspelen in de Vlaamse Rand zijn enigszins anders; er zullen ongetwijfeld gelijkenissen zijn, maar er zijn ook grote verschillen. Wij gaan uit van een specifieke focus op de Vlaamse Rand. Dat zullen we ook doen dankzij die extra budgettaire middelen, wat mij niet zal ontslaan van mijn ambitie en plicht om bij de collega-ministers te blijven pleiten voor specifieke aandacht binnen hun beleidsdomein voor de Vlaamse Rand. We zijn er in het verleden wel in geslaagd om bijvoorbeeld extra inspanningen te krijgen van de minister van Omgeving inzake de inplanting van extra groen in de Vlaamse Rand. Dat zijn specifieke middelen bestemd voor de extra aanplanting van bomen in de Vlaamse Rand, onder andere in het Hallerbos.
Daarnaast zijn er ook extra capaciteitsinvesteringen op het vlak van Onderwijs. Mogelijk is de huidige minister van Onderwijs iets gevoeliger voor dat pleidooi voor investeringen in de Vlaamse Rand. Dat kan meevallen. Ik denk dan ook dat het een zegen is dat het onderwijsluik van het regeerakkoord zo’n nadruk legt op taalbaden, -integratietrajecten, -troebels en dergelijke. Ook daar zijn extra budgettaire middelen aan gekoppeld. Verhoudingsgewijs zullen die waarschijnlijk een tikje meer terechtkomen daar waar ze nodig zijn, zoals in de Vlaamse Rand, dan in andere gebieden in de rest van Vlaanderen die misschien minder kampen met die taalachterstand in het onderwijs.
Er is een impact van de besparingen op vzw ‘de Rand’ inzake de generieke lijn, namelijk de 6 procent besparing op de subsidies. Dat heeft een budgettaire impact van ongeveer 340.000 euro. Gelukkig is de vorige minister van de Vlaamse Rand betrekkelijk gul geweest en heeft die onder andere voorzien in 4,5 miljoen euro extra vanuit het Klimaatfonds ten voordele van de Vlaamse Rand.
Daarenboven voorzag hij ook nog eens in een soort recurrente oorlogskas van een half miljoen euro extra voor de Vlaamse Rand. Met het oog op de inkanteling van bevoegdheden was er, zoals u weet, een soort vigilant fonds opgericht om te kunnen optreden in de faciliteitengemeenten, wanneer bepaalde doelstellingen niet zouden worden nagekomen. Daarvoor was dus een budget voorzien van 500.000 euro. Daarvan heeft men gelukkig niets of niet veel moeten gebruiken, waardoor die middelen voorhanden zijn voor vzw ‘de Rand’. Eenvoudige rekenkunde leert dat 500.000 nog altijd meer is dan 340.000. Ik denk dus dat de impact van die generiek besparing uitermate beperkt is, wat op zich opnieuw een heel goede zaak is voor de Vlaamse Rand.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb een heleboel vragen en opmerkingen. Minister, eerst en vooral proficiat voor die 20 miljoen euro die u gevonden hebt om te investeren in de Vlaamse Rand. Ik begrijp dat dat voor vijf jaar is, dus is dat eigenlijk hetzelfde bedrag als van het Denderfonds, waarvoor ook 4 miljoen per jaar wordt voorzien. Dat zal nodig zijn. Die analyse delen we namelijk wel degelijk: de achterstand in welzijnsvoorzieningen en op allerlei terreinen in de brede rand rond Brussel is historisch groot. De uitdagingen zijn bijzonder groot. De regering stelt voorop om op het vlak van mobiliteit naar 50 procent duurzame vervoersmodi te gaan. Op het laatste colloquium van de Vlaamse Rand hebben we echter geconstateerd dat er tussen Brussel en de rand heel weinig alternatieven voor de auto zijn.
Op het vlak van onderwijs zullen vooral de onderwijszones Halle, Dilbeek en Vilvoorde tegen 2024-2025 met heel grote capaciteitstekorten kampen. Op dat colloquium werd ook gesteld dat er een structureel tekort is aan welzijnszorgvoorzieningen, zeker in de regio Halle-Vilvoorde. De noden zijn dus bijzonder hoog. Die analyse delen we. Laten we hopen dat die 20 miljoen euro die noden voor een stukje zal kunnen dekken. Ik voorspel echter dat u voor de rest voor extra investeringen heel vaak aan de mouw zult moeten trekken van uw collega’s.
U zegt dat u niets te maken hebt met dat Denderfonds, omdat dat een andere finaliteit heeft. Dat klopt niet, want de bewoordingen in het regeerakkoord over dat Denderfonds zijn dezelfde als die voor het Randfonds. Het gaat namelijk over het indammen van de grootstedelijke problematiek.
In De Standaard stond een mooi overzicht van de situatie in de vier gemeenten die kunnen rekenen op het Denderfonds, namelijk Zottegem, Ninove, Denderleeuw en Geraardsbergen. Wat daarbij opvalt is dat Ninove, Denderleeuw en Geraardsbergen een gelijkaardig profiel hebben: een vrij laag gemiddeld inkomen per inwoner, een groot aantal leefloners per duizend inwoners, relatief veel kinderen in kansarmoede, relatief veel werkloosheid, veel mensen geboren buiten de EU, enzoverder. Ook de score van het Vlaams Belang werd daarbij opgenomen. In de gemeentemonitor was er de stelling ‘de verschillende culturen leven goed samen in mijn gemeente’. Als je de antwoorden daarop bekijkt, zie je voor Ninove, Denderleeuw en Geraardsbergen een gelijkaardig profiel. Voor Zottegem geldt dat echter helemaal niet. Op zich is het heel bizar dat Zottegem daarbij zit. Heeft het ermee te maken dat minister Diependaele uit Zottegem komt? Ik weet het niet.
Minister, het belangrijkste punt dat ik wil maken, is het volgende. Als je de kaart bekijkt, dan zie je, tussen de 18 of 19 gemeenten die behoren tot de Vlaamse Rand en de gemeenten die aanspraak zullen kunnen maken op het Denderfonds, een gat dat bestaat uit onder andere Liedekerke, Roosdaal, Lennik en Gooik. Als je de cijfers echter analyseert, zie je dat het profiel van Liedekerke exact hetzelfde is als dat van Denderleeuw. Ze behoren tot twee verschillende provincies, maar Liedekerke en Denderleeuw zijn sociodemografisch zeer nauw aan elkaar verwant. Als je de cijfers van Ternat en Affligem ernaast legt, dan zie je dezelfde cijfers als Zottegem. Mijn vraag is dus heel simpel. Hoe zullen de gemeenten die op het Randfonds noch op het Denderfonds een beroep kunnen doen, moeten omgaan met dezelfde, heel belangrijke grootstedelijke problematieken?
Op vzw ‘de Rand’ wordt er 340.000 euro bespaard. Vijf jaar geleden bent u ook gestart met besparingen bij vzw ‘de Rand’. Dat leidde er bijvoorbeeld toe dat de Randkrant in de helft van de gemeenten niet meer verdeeld kon worden. Uiteraard zullen ze die 340.000 euro besparingen opnieuw voelen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ook wij juichen toe dat er extra middelen worden voorzien voor die erg specifieke uitdagingen waar de Vlaamse Rand mee wordt geconfronteerd, maar we hebben toch vragen bij de creatie van een apart fonds. We vragen ons vooral af volgens welke parameters de middelen verdeeld zullen worden en of u dat eigenhandig zult beslissen. Voor ons is het erg belangrijk dat in kaart wordt gebracht waar de noden het hoogst zijn en dat dat gebeurt op basis van objectieve parameters. In die zin betreuren we het dat het regeerakkoord geen gewag maakt van de erkenning van Halle-Vilvoorde als centrumregio. Dat was een meer heldere beslissing geweest om de Vlaamse Rand meer te ondersteunen en bovendien is het een vraag die wordt ondersteund door alle burgemeesters van de Vlaamse Rand, en voor de verkiezingen ook nog door CD&V en Open VLD. Wij vinden het jammer dat u daar als minister van de Vlaamse Rand niet voor hebt gekozen. We hopen dat het Randfonds de noden kan lenigen en dat er objectieve parameters gehanteerd worden om te bepalen aan welke sectoren en aan welke gemeenten de middelen van het Randfonds gespendeerd zullen worden.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, ik wil u eerst van harte proficiat wensen, omdat u opnieuw de bevoegdheid voor de Vlaamse Rand hebt gekregen in deze regering. In deze regering ademt niemand meer de Vlaamse Rand uit dan uzelf. U woont in en bent afkomstig van de Vlaamse Rand.
Ik wil u ook danken voor het oprichten van het Vlaamse Randfonds. Eindelijk komen er extra middelen vrij om de specifieke problemen in onze regio aan te pakken. En die specifieke problemen zijn er effectief. Collega Segers heeft er een aantal opgesomd op het vlak van mobiliteit, welzijn en onderwijs, maar ook op het vlak van taal is er nog heel wat werk. Het blijkt toch uit de laatste taalbarometer dat we moeten werken aan de kennis van het Nederlands van de mensen in onze regio, in de Rand. Het is goed dat daar middelen tegenover staan en uiteraard dat die middelen prioritair worden ingezet daar waar de noden het hoogst zijn in die echte Randgemeenten. Dat lijkt mij de logica zelve. Uiteraard deel ik de bezorgdheid van collega Segers dat die problemen niet stoppen aan de grenzen van die negentien gemeenten. Ik ben ervan overtuigd dat dit Vlaamse Randfonds ook ten goede zal komen aan de bredere Rand rond Brussel. Tot daar mijn aanvulling.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, ook vanwege onze fractie oprechte felicitaties voor de mooiste bevoegdheid, namelijk de Vlaamse Rand.
Uiteraard hebben wij de passage over het Randfonds met bijzondere aandacht gelezen. Voor de duidelijkheid: elke euro die naar de Rand vloeit, is er een gewonnen, maar in tegenstelling tot andere collega’s misschien moet het me toch van het hart dat 4 miljoen euro – en 20 miljoen euro op de volledige legislatuur – misschien toch een beetje te weinig zal zijn, om niet te zeggen symbolisch. Als je dat bekijkt op de totale begroting – misschien mag ik dat niet doen – is dat 0,00008 procent. Per Randgemeente gaat dat over ongeveer 210.000 euro. Dat kan zelfs niet zorgen voor een woonzorgcentrum op de hele legislatuur. Dat zal te weinig zoden aan de dijk brengen.
Vandaag is er een compensatie voor onder meer Halle-Vilvoorde en Dilbeek, maar u weet ook dat die middelen ontoereikend zijn om te voldoen aan de grootstedelijke noden die daarjuist door mevrouw Segers zijn aangehaald. Dat zeggen wij trouwens niet alleen; dat zegt ook het Toekomstforum, waar verschillende leden van uw partij deel van uitmaken en waarmee zij campagne hebben gevoerd en stemmen vergaard. Maar nu de klus moet worden geklaard aan de regeringstafel, zijn zij zonder meer naar huis gestuurd en blijft alles eigenlijk zoals het was, op die 4 miljoen euro na dan.
In die zin was het natuurlijk ook beter geweest – ook een eis van het Toekomstforum – dat Halle-Vilvoorde zou erkend worden als centrumregio, zoals collega Bex hier juist aanhaalde. Vandaag behoren steden als Sint-Niklaas en Turnhout tot de categorie centrumstad. Ze krijgen daardoor veel meer financiering via het Gemeentefonds en eigenlijk kampen zijn niet met de grootstedelijke problemen inzake demografie en diversiteit. U kent de cijfers beter dan ik. Wat dat betreft is het jammer dat er geen bijkomende middelen zijn gekomen voor Vlabinvest, dat het vandaag moet doen met 3 tot 4 miljoen euro. Zij slagen er zelfs niet in om een woning per gemeente per jaar te realiseren.
Ik heb drie concrete vragen. Waarom is die erkenning er niet gekomen? Is ze al onderzocht en waarom is ze er dan niet gekomen? Blijven de middelen van Vlabinvest wat ze zijn, namelijk tussen de 3 en 4 miljoen euro, of gaan we naar een substantiële verhoging om wonen in eigen streek gemakkelijker te maken voor jonge Vlaamse gezinnen in de Rand?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik vind de vraag van mevrouw Segers heel terecht. We hebben een Randfonds, een Denderfonds, een Brusselfonds, de centrumsteden en een Open Ruimtefonds. Het is onduidelijk welke steden en gemeenten om welke reden onder welk fonds vallen. Het is een terechte vraag dat er afstemming nodig is, temeer omdat er nog een aantal steden en gemeenten tussen de mazen van het net vallen. Ik ben het ermee eens dat het arbitrair lijkt om Geraardsbergen, Ninove en Denderleeuw met daarbij Zottegem af te bakenen als gemeenten die kunnen rekenen op steun van het Denderfonds en bijvoorbeeld Liedekerke niet. Minister, ik zou graag van u horen waarom is gekozen voor die gemeenten in het Denderfonds.
Het bedrag van 4 miljoen euro lijkt me ook weinig om de uitdagingen aan te kunnen. Mijn belangrijkste vraag is hoe die middelen zullen worden toegekend. Zal het de volledige autonomie van de steden en gemeenten zijn om die te besteden? Waarom vraag ik dat? Er is in De Standaard van 11 oktober een heel interessante opiniebijdrage verschenen van professor Oosterlynck van de Universiteit Antwerpen. Hij zegt dat we in 1995 een gelijkaardige situatie gekend hebben, met heel veel boze kiezers en foertstemmen. Toen heeft men het Sociaal Impulsfonds, opgericht met als bedoeling om in die gemeenten en steden waar de boze kiezers zaten en waar een heel duidelijk signaal is gegeven, echt te investeren in onderwijs, spijbelcoaches, infrastructuur, openbaar vervoer enzovoort. Dat heeft ervoor gezorgd dat die wijken, steden en gemeenten uit het slop zijn gekomen en de sociale cohesie versterkt is. Dat is de weg die we moeten gaan.
Minister, kijkt u ook in die richting? Zijn het de investeringen in sociale cohesie die u wilt versterken of gaat u gewoon een envelopje geld geven dat dan vrij te besteden is?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik onderschrijf vanzelfsprekend uw enthousiasme voor het Vlaams regeerakkoord waarbij zelfs wordt geopperd om bepaalde voorstellen die daarin vervat zitten, uit te breiden naar andere gemeenten. Het puntje van kritiek is dat het te weinig is. Oké. Ik heb ook een grote adhesie aan de Vlaamse Rand en het zal altijd wel te weinig zijn, maar voor het eerst wordt hier een substantieel budget toegekend aan de Vlaamse Rand, boven op de vier bestaande financiële regelingen. In de vorige regering waren we er ook al in geslaagd om de gemeenten Halle, Dilbeek en Vilvoorde een extra budget toe te kennen, namelijk 3 miljoen euro, waarbij we die middelen niet gekleurd hebben. Men kon die besteden naar eigen inzicht. Nu willen we specifiek met het Vlaams Randfonds kunnen investeren in thematieken die wij als belangrijk beschouwen. Ik wil daarvoor verwijzen naar de Stand van de Rand, een jaarlijkse organisatie waarop het middenveld, de politiek, de verenigingen en alle belangrijke spelers welkom zijn en waar we focussen op specifieke beleidsthema's die zich op een aparte wijze manifesteren in de Vlaamse Rand.
Voordien hebben we het vooral gehad over Onderwijs, maar ook over Welzijn – we hebben de achterstand inzake welzijnsinvesteringen in kaart gebracht. Bij de Rand beperkte zich dat vroeger tot het vaststellen van de bestaande gang van zaken, gevolgd door een pleidooi voor bijkomende maatregelen rond die specifieke thematiek.
Maar nu hebben we daarvoor ook specifieke middelen voorhanden. We moeten niet alleen prediken in de woestijn of bedelen aan de poort bij collega-ministers. Nu kunnen daar ook concrete middelen tegenover staan. We vinden bepaalde zaken belangrijk, en voortaan kunnen we daar ook middelen aan spenderen, vanuit dat Vlaamse Randfonds.
Dit lijkt mij dan ook een heel nuttig instrument, waarbij we op weerkerende basis beslissingen kunnen nemen, natuurlijk in samenspraak met de betrokken vakministers. Ook zij kunnen hierbij worden betrokken.
Waarom heb ik hiervoor gekozen, en niet voor de erkenning van Halle-Vilvoorde als centrumregio, waarbij men ervoor pleitte om een beroep te doen op het Gemeentefonds? Vanuit tactisch-strategisch onderhandelingsoogpunt leek mij dat heel onverstandig, omdat dat natuurlijk een gesloten enveloppe is. Als je vraagt om extra middelen vanuit het Gemeentefonds, dan ga je daar weinig steun voor vinden. Want het is natuurlijk altijd een ‘zero-sum game’: het budget dat je vrijmaakt voor de Vlaamse Rand, neem je af van de anderen. Politiek-strategisch gezien is dat dus een weinig productieve werkwijze.
Daarom heb ik dat Vlaamse Randfonds op tafel gelegd, en we hebben dat uiteindelijk ook verworven. Op die manier beschik je over bijkomende middelen, zonder dat je iemand anders pijn doet. Anders zou je elke euro die je uit het Gemeentefonds haalt, dubbel en dik moeten terugbetalen. Daarom kiezen we liever voor deze werkwijze.
Ik herhaal ook nog eens dat de extra financiering die de vorige regering had vrijgemaakt voor drie betrokken gemeenten, ook nu behouden blijft. Het gaat, geloof ik, om 3 miljoen euro voor Dilbeek, Halle en Vilvoorde. Bovendien beschikken we ook nog over een aparte financiering vanuit de – beperkte – bevoegdheid van de Vlaamse Rand. Die is gericht op initiatieven rond integratie, maar ook sociale cohesie. Ook dat budget blijft vanzelfsprekend behouden. We hebben dus verschillende en bijkomende financieringsinstrumenten kunnen verwerven voor de Vlaamse Rand, waarmee we aan de slag kunnen.
Ik ben het er niet mee eens dat we die middelen over nog meer gemeenten moeten spreiden. Ik geloof ook niet in een poedersuikerbeleid, waarbij je elke gemeente iets geeft, om iedereen tevreden te houden. Want dat heeft ook geen effect. Zo sla je nog geen deuk in een pakje boter. Je kunt dan wel zeggen dat die 20 miljoen euro nog te weinig is, maar het zal tenminste een opstap zijn. En als we vakkundig aan de slag gaan met de huidige financieringsmiddelen, dan is dat een pleidooi voor nog extra budget. We gaan die middelen niet uitstrooien over zo veel mogelijk gemeenten; we kiezen voor geconcentreerde investeringen binnen de Vlaamse Rand, met een specifieke focus.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik ben heel tevreden dat jullie allemaal het belang van mijn vraag onderkennen en ondersteunen, en dat jullie mijn analyse delen.
Minister, u geeft eigenlijk al toe dat u weet dat die 4 miljoen euro echt te weinig zal zijn. U gaat dus opnieuw bij uw collega-ministers moeten aankloppen. U erkent ook dat die 4 miljoen euro te weinig is om te verdelen over de andere gemeenten. Maar de realiteit is wat ze is. De keuze die men nu maakt voor een Vlaamse Randfonds versus een Denderfonds is heel arbitrair. Een aantal gemeenten vallen ertussenuit, hoewel zij nochtans exact dezelfde problematieken kennen. Zij gaan dus moeten blijven ploeteren.
Collega De Coninck, u hoopte nog dat de andere gemeenten, die niet tot die negentien behoren, ook op steun zouden kunnen rekenen. Maar u hebt de minister gehoord: dat zal niet het geval zijn. En dat is gewoon geen goed beleid. De gemeenten hebben helemaal geen boodschap aan wat u zegt, namelijk dat het strategisch gezien niet verstandig was om voor een centrumregio te pleiten. Die hebben daar geen boodschap aan. Met een centrumregio hadden we ervoor kunnen zorgen dat al die gemeenten, die op eenzelfde manier zijn samengesteld, en met dezelfde problematieken kampen, over dezelfde wapens beschikken. Ik wil alle cijfers gerust nog eens op een rijtje zetten.
Wat Liedekerke, Ternat en Affligem betreft: die gemeenten worstelen met dezelfde problematieken, maar ze moeten nu met ongelijke wapens strijden, bijvoorbeeld in vergelijking met Asse.
De vraag om uitleg is afgehandeld.