Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, over het bepalen van de bosoppervlakte is al menig woord gezegd, alsook over de methodiek daarvoor.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) had de opdracht gekregen om te onderzoeken op welke wijze we de meest geloofwaardige cijfers konden opmaken. Er zijn immers twee methodieken: enerzijds de Vlaamse bosinventarisatie (VBI), die wordt opgemaakt via terreinbezoek, en anderzijds de recent gelanceerde Boswijzer, die wordt opgesteld op basis van luchtfoto’s en een desktopanalyse. Beide methodieken gaven een verschillend cijfer. De bosinventarisatie gaf een cijfer van ongeveer 140.000 hectare bos en de Boswijzer ongeveer 165.000 hectare bos. Dat is een groot verschil dat heeft geleid tot heel wat commotie.
Het instituut heeft het onderzoek gevoerd. Het rapport dat is samengesteld op, mijns inziens, zeer degelijke wijze werd afgerond in december 2018. Er werd heel duidelijk bepaald en onderzocht wat de beste methode was, wat de randvoorwaarden voor de communicatie waren en wat de foutenmarges voor beide methodes waren.
Beide methodes gaven wel dezelfde trend aan, namelijk dat de evolutie van de bosoppervlakte, zowel in de positieve methode van de Boswijzer als in de misschien iets meer realistische methode van de VBI, eigenlijk niet kon worden aangetoond. Het positief of negatief verschil bleef binnen de foutenmarge. Eigenlijk was de conclusie dat de bosoppervlakte niet echt gestegen is. Het waren dus twee verschillende cijfers, maar op het vlak van de bosoppervlaktetrend komen ze tot dezelfde conclusie.
De stuurgroep die dat onderzoek begeleidde, drong sterk aan op het communiceren van het correcte cijfer, met de duidelijke foutenmarge en de randvoorwaarden, en om de interpretatie van de cijfers goed te laten verlopen. Ik stelde daarover een vraag in juni 2019, waarop u antwoordde dat de communicatie nog niet gevoerd was, omdat u omzichtig wenst om te gaan met de interpretatie van de cijfers. Ik kan u daarin helemaal volgen, maar ik wil toch wel aangeven dat de studie heel duidelijk aantoont dat de VBI de meest nauwkeurige cijfers gaf. Het INBO geeft duidelijk aan deze methodiek naar voren te schuiven om te meten en om de meest correcte oppervlakte te krijgen.
Zij vragen daar communicatie over. Dit is immers zeer belangrijk om het bosbeleid goed te kunnen opvolgen, maar ook het klimaatbeleid, want bos en CO2-opslag zijn nauw met elkaar verbonden. Bosuitbreiding en bosbehoud zijn een van de belangrijkste maatregelen om te werken aan het klimaat. Dus, vertrekken van een correct cijfer lijkt dan ook zeer belangrijk. Bovendien getuigt het ook van respect voor al diegenen die werken aan bosbehoud en -uitbreiding om de juiste cijfers te communiceren.
Ik bekeek intussen ook wat er op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) staat aan cijfers. Ik merk dat de bosoppervlakte daar nog steeds wordt weergegeven aan de hand van de methodiek van de Boswijzer.
Het gaat dus over het positieve en grote cijfer waarvan het INBO zegt dat het niet de juiste methode is om die oppervlakte te meten.
Minister, wanneer zult u de gegevens met de juiste interpretatievoorwaarden communiceren? Wanneer mogen we die verwachten? Welke beleidsevaluatie koppelt u in beide methodieken aan de bewezen trend namelijk de gelijkblijvende trend van de bosoppervlakte over de afgelopen tientallen jaren?
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik dank u voor uw wellicht eerste vraag in dit parlement, over een problematiek die ieder van ons nauw aan het hart ligt.
Uw laatste vraag is wat ik vind van de gelijkblijvende trend van de bosoppervlakte in Vlaanderen. Spijtig genoeg moeten we samen vaststellen dat de voorbije decennia nogal vlak zijn verlopen. Het is een uitdaging voor de volgende jaren en voor de volgende regering om wellicht stappen vooruit te zetten.
Ik zal eerst antwoorden op uw eerste vraag over de gegevens en de interpretatie daarvan en wat we daarmee gaan doen. U hebt in uw vraag zelf al verwezen naar het antwoord op uw schriftelijke vraag van enkele weken geleden. We hebben toen gezegd dat er nog geen beslissing is genomen met betrekking tot de methode die we verkiezen. Spijtig genoeg – en zo gaat dat meestal bij het opstellen van statistieken – zijn er aan de verschillende invalshoeken voor- en nadelen. We moeten er dus omzichtig mee omgaan. Aan elke methode is een betrouwbaarheidsmarge gegeven waarmee we omzichtig moeten omgaan zodat we betrouwbare gegevens op de juiste manier kunnen interpreteren.
In afwachting dat de discussie wordt uitgeklaard, gaan we uit van de zogenaamde Boswijzer 2.0, die gepubliceerd is door het INBO als natuurindicator.
Wanneer mogen we de communicatie verwachten? Wat mij betreft, kan het INBO zijn rapport heel breed communiceren. We hebben daar geen enkel probleem mee als de nodige achtergrondinformatie bij deze cijfers wordt gegeven.
Hoe evalueren we de gelijkblijvende trend van de bosoppervlakte de voorbije jaren? Ondanks heel wat goede bedoelingen van het beleid, van beleidsintenties en de inspanningen die de voorbije twintig jaar zijn gebeurd, is het heel moeilijk om de bosoppervlakte in Vlaanderen op een snelle en significante manier te vergroten. Er zijn verschillende oorzaken. Ik denk dat we ze allemaal wel kennen. Er is een sterke druk op het grondgebruik in de open ruimte in Vlaanderen omdat er verschillende belanghebbenden samenkomen. Het is een uitdaging voor de nieuwe Vlaamse Regering om een ambitieuze doelstelling te formuleren. Het is ook goed om de lokale besturen bij deze oefening te betrekken, want lokale besturen hebben van dichtbij een duidelijke kijk. Ze kunnen initiatieven nemen, zeker ook in het kader van de strategische visie rond het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen kunnen ze met vernieuwde inzichten die problematiek mee opvolgen. Ze kunnen voorstellen doen tot een concrete realisatie van projecten.
We hebben voor 26 mei nog het subsidiesysteem ter vergoeding van het grondwaardeverlies bij bebossing goedgekeurd voor initiatieven die de voorbije jaren zijn genomen.
Het is een uitdaging om de gelijkblijvende trend toch wat om te buigen naar een aangroei van het bosareaal in Vlaanderen. Ik ben het met u eens dat dit een grote uitdaging is voor de volgende Vlaamse Regering.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik moet toegeven dat het mij een beetje ontgoochelt. Ik heb exact hetzelfde antwoord gehoord dat ik heb gekregen op mijn schriftelijke vraag, namelijk dat u hierover eigenlijk niet wilt communiceren.
Het INBO mag het rapport publiceren, wat ze intussen hebben gedaan op 29 juli. Het is een hele zoektocht om in dat rapport de juiste bosoppervlakte terug te vinden en de foutenmarge, terwijl op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos de cijfers van de Boswijzer heel duidelijk en vlot terug te vinden zijn. Ik vind dat de Vlaamse overheid zeer dubieus communiceert, terwijl ze wel een rapport heeft besteld bij het INBO om te bepalen wat de juiste methodiek is en het INBO heel duidelijk een conclusie heeft getrokken. Ik vind het antwoord dus een beetje ontgoochelend. Ik kan u natuurlijk niet verplichten om het anders te doen.
Wat de doelstellingen betreft, zegt u het ook jammer te vinden dat de evolutie van bos maar is wat ze is, namelijk niets. U zegt dat, ondanks de wil om aan bosuitbreiding te doen, dat niet echt lukt en dat het aan de volgende regering zal zijn om ambitieuze doelstellingen te formuleren. Ik stel alleen maar vast dat er al in 1997 ambitieuze doelstellingen waren, in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Toen sprak men al over 10.000 hectare extra bos. Die doelstellingen zijn dus al geformuleerd. Alleen blijven de acties op het terrein uit.
Ik hoop dat de Vlaamse Regering het niet houdt op doelstellingen, maar dat we echt overgaan tot acties. Ik hoop verder dat we kunnen vertrekken van een correcte bosoppervlakte, zodat we die acties op termijn kunnen evalueren.
De heer Schiltz heeft het woord.
Indien ik het goed begrijp, is het verslag van deze commissie al meteen de aanzet van het debat na de regeringsverklaring. Dan zullen we veel van het materiaal kunnen recycleren.
Wat de Bosinventaris betreft, sluit ik aan bij de minister, die toch wat terughoudendheid aan de dag heeft gelegd wat betreft de vorken en de foutenmarges die er zijn. Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat die Bosinventaris ons op korte termijn als beleidsaansturend instrument kan dienen, aangezien de trend met dit instrument niet op korte termijn kan worden vastgesteld en pas ten vroegste na één legislatuur enige trend zou kunnen aanduiden.
Het zal dus een moedige taak vergen van de volgende minister om desnoods de twee instrumenten opzij te zetten – ze hoeven niet per se worden afgebroken –, om te bekijken op welke manier wij effectief de vooropgezette doelstellingen kunnen bereiken en welk instrument daarvoor het meest geschikt is.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik toon begrip voor het antwoord van de minister, wat betreft de houding om toch voorzichtig te zijn in de communicatie rond de hele studie en de verschillende instrumenten. Iedereen die de afgelopen jaren het debat enigszins heeft gevolgd, zowel hier in het parlement als in de media, weet welke schietschijven er allemaal zijn geweest. Dat is heel spijtig. We hebben meermaals geprobeerd om hier een sereen debat te voeren, met alle nuances. Maar dat is niet altijd even gemakkelijk. Ik begrijp dus dat men in dezen een voorzichtige houding aanneemt, waarin vooral de nuance een plek krijgt.
Het aantal hectaren is één element, zeker als we spreken over de toekomst van de bossen en de CO2-captatie.U haalt zelf de LULUCF-methode (Land Use, Land Use Change and Forestry) aan. Dat is een belangrijk element voor de toekomst. We stellen vast dat de bossen die er vandaag zijn, op het vlak van LULUCF een positieve evolutie hebben doorgemaakt. Dat is positief.
Het tweede element dat ik daarin heel positief vind, is dat dat instrument de hele biomassa in beeld brengt. Met andere woorden, het onderstreept nog maar eens het belang van de open ruimte. Ik hoop dan ook dat de volgende regering oog zal hebben voor het behoud van en het respect voor die open ruimte.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de toevoegingen. Mevrouw Schauvliege, ik begrijp eerlijk gezegd wel dat u een helderder en concreter antwoord had verwacht. Maar we zitten waar we zitten. U weet ook in welk tijdslot we zitten in de beleidscyclus van de Vlaamse Regering. Ik ben niet de eerste die daarnaar verwijst, zo heeft de voorzitter mij in het oor gefluisterd. Laat ons hopen dat we de volgende weken of dagen zicht zullen krijgen op de ambitie van de nieuwe regering om de geschetste problematiek aan te pakken. Dat kan een heel rijke discussie worden. Ik kan mij wel vinden in de vraag of er een versnelling kan komen. Ik ben er ook van overtuigd dat de nieuwe Vlaamse Regering daarvan werk zal willen maken.
Maar het moet niet alleen op papier staan, het moet ook een vertaling krijgen in concrete instrumenten. De lokale besturen kunnen daarin, als detector van opportuniteiten, een belangrijke rol spelen. Er zijn al een aantal instrumenten. Een aantal maanden geleden heb ik er nog een toegevoegd. En dan moeten we natuurlijk ook het juiste statistische handvat hebben. Ik denk dat het niet aan een minister die de voorbije drie maanden in lopende zaken was, is om te zeggen dat die statistische methode dé te volgen methode is.
Laat ons de komende weken opnieuw samen het debat aangaan en concreet werk maken van de uitdaging die voor ons ligt en van dat wat twintig jaar geleden reeds is geopperd.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil nog even ingaan op de reactie van mevrouw Rombouts aangaande de LULUCF-methode. In het antwoord op mijn parlementaire vraag heb ik de statistieken gekregen. De vaststelling is dat we, in plaats van een vooruitgang, een achteruitgang boeken. Ook daar zitten we met een probleem. Die methode hanteert namelijk zowel de gegevens van de Bosinventaris als van de Boswijzer. Daardoor komt er ruis te zitten op die gegevens.
Het is dus uitermate belangrijk om een duidelijke keuze te maken. Het lijkt mij zeer onzinnig om eerst wetenschappelijk onderzoek te bestellen, daar een conclusie uit te laten voortvloeien en die dan te negeren omdat ze niet past in het kraam van het huidige beleid. Het is alsof we beschikken over een koersfiets, maar met een driewieler willen verder fietsen. Op die manier zullen we zeker niet tot juiste gegevens komen. Ik kijk er zeker naar uit hoe men die LULUCF verder zal vormgeven. Het is duidelijk dat de combinatie van de huidige twee methodieken zeker niet zal leiden tot een betere en correctere rapportage naar Europa.
De vraag om uitleg is afgehandeld.